Politieke geschiedenis van België
Theo Luykx
Marc Platel (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Davidsfonds, 2004 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 332.2 PLAT |
31/12/2004
Naar aloude Belgische traditie werd na wat trekken en sleuren uiteindelijk een oplossing gevonden, een zoveelste delicatesse voor de alsmaar groter wordende groep communautaire spitstechnologen in ons land". Marc Platel, ex-BRT-Wetstraatjournalist, ex-hoofdredacteur van 'Het Belang van Limburg' en ex-hoofd van de studiedienst van de NV-A, publiceert een Communautaire geschiedenis van België en heeft het in dit ironische citaat over het Sint-Michielsakkoord uit 1993. In de inleiding stelt Platel vast dat men "vandaag een hooggeschoolde deskundige moet zijn om het verhaal van de Belgische staatshervorming nog minimaal te kunnen volgen". Dit boek moet daar een antwoord op bieden als toegankelijk historisch overzicht, niet bedoeld voor grondwetspecialisten en historici, maar voor een breed publiek. De lat wordt hoog gelegd: het boek moet het niveau halen van de vroegere 'Actueel'-bijdragen op de VRT-radio. Een toegankelijk boek vereist een klare en heldere taal. Platels Communautaire geschiedenis van België scoort op dat vlak grosso modo goed: hij spreekt de lezer rechtstreeks aan, waardoor die in het verhaal wordt meegezogen en probeert alle moeilijke begrippen steeds te duiden. Zijn schrijfstijl is meestal vlot, hoewel er ook nogal wat onleesbare zinnen voorkomen. De indruk bestaat dat dit boek nogal snel in elkaar is geflanst en dat er geen tijd meer was voor een degelijke eindredactie.
Platel heeft eigenlijk twee boeken geschreven, die totaal los van elkaar kunnen worden gelezen. Het eerste gedeelte overstijgt het eigenlijke onderwerp van het boek. Het is een verdienstelijke poging de geschiedenis van België te vatten in vier rode draden: de fundamentele identiteitsverschillen tussen Vlamingen en Franstaligen die leidden tot de taalwetten en de gemeenschapsvorming, de moeizame verhouding tussen katholieken en vrijzinnigen die leidde tot het Schoolpact en later tot de defederalisering van het onderwijs, de economische tegenstellingen tussen Vlaanderen en Wallonië die leidden tot de gewestvorming en ten slotte de eeuwige strijd rond Brussel, formeel tweetalig, maar feitelijk Franssprekend eiland middenin Vlaamse grondgebied. Het tweede deel is de communautaire geschiedenis van België stricto sensu: na een bespreking van het unitaire België tijdens de periode 1830-1970, worden de vijf grote staatshervormingen chronologisch overlopen en grondig geanalyseerd. De opdeling van het boek in twee grote blokken zorgt onvermijdelijk voor een aantal overlappingen. Zo is het onmogelijk in het stuk over het probleem-Brussel uit het eerste deel de institutionele structuur van de hoofdstad onaangeroerd te laten, terwijl die later in het tweede deel nog eens ten overvloede wordt behandeld. Naast die onvermijdelijke herhalingen bevat het boek ook een aantal overbodige overlappingen en onbegrijpelijke structurele ingrepen.
Erger dan die soms twijfelachtige structuur en het gebrek aan gebaldheid, is het gebrek aan objectiviteit van de auteur, die er niet in slaagt zijn Vlaams-nationalistische ideeën onder controle te houden. Het boek krioelt van de tendentieuze uitspraken en halve waarheden. Zo stelt Platel dat de hoofdstedelijke Vlamingen een vaste vertegenwoordiging kregen in de Brusselse regering. Dat is een halve waarheid, want het gaat om een paritaire vertegenwoordiging (op de voorzitter na). Verder stelt hij dat er in Brussel geen sprake is van een correcte wederkerigheid, bv. omdat aan Franstalige kant de afgesproken 80/20-verhouding voor de verdeling van de vooral culturele gelden in vraag wordt gesteld. Allicht heeft hij het hier uitsluitend over de lokale Brusselse besturen, vermits het Hoofdstedelijk Gewest geen culturele bevoegdheden heeft. Bovendien voegt hij er niet aan toe dat de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie samen dubbel zoveel geld in cultureel Brussel investeren als de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie samen. De auteur wil ook niet erkennen dat het Lombardakkoord uit 2001 een grote overwinning betekende voor de Vlaamse Brusselaars, die vanaf toen een vaste vertegenwoordiging kregen in het Brussels Parlement (17 op de 89 zetels), ver boven hun werkelijke electoraal gewicht. Platel stelt simpel vast: "Minder kan dus niet, maar meer kan niet meer". Hij heeft het uiterst moeilijk om toe te geven dat bepaalde stappen in de staatshervorming fundamenteel zijn geweest. Daarbij rijdt hij zichzelf soms vast in tegenstrijdigheden. In zijn bespreking van het Lambermontakkoord geeft hij eerst toe dat het akkoord ongetwijfeld historisch belangrijk is omdat het de aanzet vormt tot wat ooit kan uitgroeien tot fiscale autonomie voor de deelgebieden. Eén bladzijde verder klinkt het verhaal helemaal anders: "Zeggen dat Lambermont een echte vooruitgang betekende in de regionalisering van de Belgische bevoegdheden is een eufemisme, het ging veeleer om het bevestigen van wat vroeger al was afgesproken." Daar voegt hij nog knorrig aan toe: "Er is in de 'communautaire' geschiedenis van dit land weinig nieuws". Het boek zit ook vol antipolitieke uitspraken. Bovendien huldigt Platel de merkwaardige stelling dat de communautaire dynamiek wordt gedragen door de bevolking en dat "de politiek het moeilijk heeft om te willen volgen". Die opinie staat dwars op de gangbare mening dat het net de politici zijn die de communautaire problemen veroorzaken. Platel meent trouwens nog een nieuwe tendens te ontwaren: in Vlaanderen zou de opvatting groeien dat Vlaanderen Brussel best zou laten vallen.Waarop hij zich hiervoor baseert, meldt hij niet, maar in ieder geval wordt in geen enkel partijprogramma -- van links (Groen) tot rechts (Vlaams Blok) -- aan het statuut van Brussel als hoofdstad van Vlaanderen getwijfeld.
In de epiloog van deze "Communautaire geschiedenis van België... door een Vlaamse bril" legt Platel zijn troeven op tafel. Dat in een epiloog aan opiniëring wordt gedaan is overigens perfect verdedigbaar. Hij citeert een artikel uit 1969 van Manu Ruys, die drie voorwaarden stelde voor het overleven van België en trekt dan alle registers open: "Ik ben zo vrij om -- meer dan dertig jaar en vijf staatshervormingen later -- op die vragen een krachtig negatief antwoord te geven: de drie voorwaarden van Manu Ruys toen stelde [sic] zijn niet vervuld. De soms arrogante hardnekkigheid waarmee Franstalig België het overblijvende Belgique tegen elke prijs in leven wil houden, de sluwheid waarmee het Belgische Franssprekende systeem -- inclusief de nog altijd waarneembare koninklijke krachten -- de Vlaamse middelpuntvliedende krachten bewust blijft onderschatten, de onwillige onmacht van het Vlaamse landsdeel om werk te maken van het zelfbeschikkingsrecht zoals dat al na de Eerste Wereldoorlog tot een internationaal dogma werd verheven, de georganiseerde uitschakeling of minstens minorisering van het Nederlands in de hoofdstad van Vlaanderen..." De passage is gloedvol, passioneel, sloganesk en polemisch. Het is een typische uiting van het Vlaamse kaakslagflamingantisme. Platel kan geen afstand nemen van zijn onderzoeksobject, dat hem tot in zijn vezels raakt. Emotionaliteit staat objectiviteit in de weg. Platel had moeten beseffen dat hij niet de geschikte persoon was voor een communautaire geschiedenis van België. Of de uitgever had dat minstens moeten inzien. [Gunter Bousset]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.