Witte kraanvogel boven Tibet
Federica de Cesco
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Facet, 2004 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : DECE |
31/12/2004
Auteurs die jeugdboeken schrijven over andere culturen, hebben daar vaak een informatieve bedoeling mee. Hun drijfveer is jongeren te laten kennismaken met andere culturen en hen respect bij te brengen voor de eigenheid en dus voor de eventuele afwijkende normen en waarden van die cultuur. Veel van de boeken die Federica de Cesco schreef, gaan over andere culturen: ze publiceerde een trilogie over de Toearegs, in Witte kraanvogel boven Tibet neemt ze het op voor de Tibetanen en in de trilogie waar dit artikel aan gewijd is, neemt ze de lezers mee naar de Apache-indianen.
Die fascinatie voor andere culturen vloeit wellicht voort uit haar eigen kosmopolitische leven: ze werd geboren in Italië (geb. 1938) en woonde o.a. in Ethiopië, België, Spanje, Zweden, Japan en Zwitserland; ze bracht ook een jaar door bij de Toearegs. Federica de Cesco is bij ons niet (meer) zo bekend. In de jaren 1970 won ze twee keer een Zilveren Griffel. Ze schrijft haar boeken in het Duits en wordt in de Duitstalige gebieden nog steeds veel gelezen.
De Cesco's trilogie over de Apache-indianen is recent volledig in het Nederlands vertaald. Het eerste deel, De rode sjaal, is een bewerking van het gelijknamige verhaal waarmee de Ceso in 1961 debuteerde. Het boek kende een oplage van enkele honderdduizenden in het Duitstalige gebied en is daar een echte klassieker. De turkooizen vogel verscheen voor het eerst in 1967 in het Duits en het laatste deel, De koperrode hengst, publiceerde ze in 1986.
De Cesco heeft ervaring met het schrijven van historische jeugdromans. In die romans keren een aantal kenmerken telkens terug. In haar drang om te informeren, schrijft de auteur met duidelijke bewondering over de 'authentieke levenswijze', de manier waarop Toearegs, Tibetanen of, zoals hier, indianen, in harmonie met de natuur leven. Impliciet of expliciet uit de Cesco vaak kritiek op de westerse beschaving. Soms is die grappig: in De turkooizen vogel ervaart Ann dat jonge indianen "beter opgevoed" zijn dan blanke jongens. Terwijl de laatsten volgens haar voortdurend doorkletsen, zwijgen jonge indianen nadat het noodzakelijke gezegd is.
Heel wat indianen bezitten een grote wijsheid en mensenkennis. Ze zijn als het ware de 'ideale mensen'. Pas in De koperrode hengst wordt duidelijk dat de indianenstammen ook onderling twisten uitvechten en dat niet elk opperhoofd even nobel is.
In meerdere romans heeft de Cesco last van een waarschuwend vingertje, doordat het boek ronduit een aanklacht bevat. In Witte kraanvogel boven Tibet veroordeelt de Cesco de bezetting van Tibet, in deze trilogie klaagt ze duidelijk de slechte behandeling van de indianen door de blanken aan. Dat de nobele indianen onnodig veel geleden hebben door de ongevoelige blanken, zal elke lezer begrepen hebben.
Critici zeggen wel eens dat de Cesco's personages in verschillende boeken qua karakter sterk op elkaar lijken en dat is ook zo. In de meeste van de Cesco's boeken vervult een zelfbewust en eigengereid meisje de hoofdrol: al in de jaren 1960 had de auteur een voorkeur voor het doorbreken van rolpatronen. Haar opvallend sterke vrouwenfiguren hebben veel moed en nemen het op voor de zwakkeren. In de trilogie over de Apache-indianen in Arizona is Ann zo'n sterk jong meisje. Aanvankelijk leeft ze onder het juk van haar nukkige tante en krijgt ze geen ruimte om haar persoonlijkheid te ontplooien. Als het meisje in De rode sjaal de trein mist waarop haar tante zit, begint het avontuur en ontdekt ze wat 'leven' betekenen kan. Ze ontmoet de halfbloed Chee en overtuigt hem om haar mee te nemen naar de indianenstam van zijn moeder. Ann is het gedroomde tienermeisje: ze durft veel en onderschat gevaar niet, bovendien bezit ze een natuurlijke lieftalligheid (hoewel de schrijfster benadrukt dat ze zeker niet knap is) waardoor ze meteen sympathiek gevonden wordt. Ook bij jonge lezers roept ze ongetwijfeld sympathie op en vormt daardoor een voorbeeld- en identificatiefiguur. Ann ontdekt welke problemen de Apache-indianen ondervinden door de blanken en strijdt mee aan de kant van de indianen. In De turkooizen vogel redt ze zelfs het beroemde Apache-opperhoofd Cochise van de dood door hem uit de gevangenis in de stad te bevrijden. In dit eerder ongeloofwaardig en waaghalzerig stuk overtreft Ann zichzelf en krijgt als dank de turkooizen amulet en daarmee de eeuwige bescherming van Cochise, een geschenk dat in de woelige tijden die volgen nog van pas komt.
Niet alleen de meisjesfiguren, ook heel wat mannelijke tegenspelers zijn typische voorbeeldfiguren. Onder hun heldhaftig voorkomen en hun luide stem zijn het droomkerels, die iedereen en vooral hun (toekomstige) geliefde met tederheid en geduld benaderen. De halfbloed Chee is in deze trilogie zo'n gedroomde man en schoonzoon. Hij ziet er goed uit, is moedig maar onderschat het gevaar nooit. Op het einde van De turkooizen vogel vermurwt hij zelfs het hart van Anns tante door zichzelf aan te bieden als gijzelaar in plaats van Ann; en in De koperrode hengst vangt hij met zijn lichaam de voor Ann bedoelde kogel op. Romantiek troef!
Evenzeer als er telkens een sterke vrouwenfiguur in de Cesco's roman aanwezig is, komt het steevast tot een tedere en spannende romance tussen twee jonge mensen. Vanaf hun eerste ontmoeting in De rode sjaal is het duidelijk dat Ann en Chee voor elkaar bestemd zijn. Hun liefde is geenszins vanzelfsprekend: Chee is een halfbloed, zijn moeder is indiaanse, maar verhuisde uit liefde voor haar blanke man naar de stad. Daar werd ze geminacht en nooit helemaal aanvaard; na de dood van haar man keerde ze met Chee terug naar haar indianenstam. De moeder wil haar zoon het verscheurende leven dat ze zelf geleid heeft, besparen. Uiteraard voelt Chee zich niet thuis in eigen vel en worstelt hij met zijn liefde voor Ann (is die wel mogelijk?). Op het einde van De rode sjaal moet Ann op internaat en Chee laat haar gaan. In De turkooizen vogel kiezen eerst Ann en daarna Chee definitief voor elkaar. Ann wil daarvoor zelfs breken met haar tante, die die 'wilde indiaan' aanvankelijk weigert te aanvaarden.
In de romantische passages doen de drie romans denken aan triviale liefdesverhalen, en qua complicaties hoeft hun liefdesverhaal niet onder te doen voor de perikelen in een deeltje van de bouquetreeks. Deze clichématigheid geeft de trilogie ook een gedateerd tintje. Dat op het einde van De koperrode hengst Ann en Chee door het opperhoofd Cochise getrouwd worden, kan ons een te mooie afloop schijnen, maar lezers vanaf dertien jaar denken daar wellicht anders over. Want na zoveel gevaren en zo'n heldhaftig gedrag mogen de twee jeugdhelden toch wel gelukkig trouwen zeker?
Een laatste kenmerk van de romans van de Cesco is de grote brok avontuur. In het eerste en tweede deel van deze trilogie vloeien de avonturen grotendeels voort uit de strijd tussen indianen en blanken, waarbij vooral de blanken slecht uit de verf komen. De prestaties van Ann en Chee in deze delen maken hen net niet tot helden met bovenmenselijke krachten.
De koperrode hengst draait om de jacht op het paard Zonnepijl en om het definitieve vredesverdrag tussen blanken en indianen. De jacht op het paard had korter gemogen, maar dat geldt eigenlijk voor het geheel. De Cesco had deze trilogie moeten terugbrengen tot één of hoogstens anderhalve roman. Nu is het verhaal onnodig uitgesponnen en de drie boeken na elkaar uitlezen is een zaak van plichtsgevoel: volhouden tot de finish. Niet elke jonge lezer ervaart dit zo, op Duitstalige websites schrijven jongeren (meestal meisjes) enthousiast over de romans van De Cesco en vertellen dat ze de Apache-trilogie al drie of zelf tien keer gelezen hebben of de drie delen na elkaar gelezen hebben. De mengeling van romantiek, spanning en avontuur slaat ook vandaag nog aan bij deze jonge lezers. Die mengeling is inderdaad sterk (en het kenmerk van de Cesco), maar ook fascinerende onderwerpen als andere culturen en romantische relaties moet je doseren! Iets minder beschrijvingen, een minder uitgesponnen verhaal en een minder expliciete boodschap hadden een krachtiger verhaal opgeleverd. Drie romans van elk meer dan tweehonderd pagina's zijn dit helaas niet. [Ilona Plichart]
Drs. A.W.M. Duijx
Ann Morisson en haar vriend Chee wonen op de weer opgebouwde paardenfokkerij van mevrouw Roland. Tijdens een enorme storm verschijnt een koperrode wilde hengst en deze weet enkele merries te bevrijden. Ann en Chee gaan op zoek naar de paarden en treffen de wilde hengst verwond aan. Door de hengst te verzorgen, lukt het Ann hem te temmen. Het indiaanse opperhoofd Nochalo heeft echter zijn zinnen op het paard gezet en achtervolgt hen. Ann en Chee worden door een ander indianenhoofd gevraagd te bemiddelen bij een poging om te onderhandelen over vrede tussen de indianen en de blanken. Deel drie van de trilogie over de avonturen van Ann en de halfbloed indiaan Chee. Veel in het boek komt pas echt tot leven als de eerste twee delen ook gelezen zijn. Meer dan in de eerste twee delen wordt de onderlinge strijd tussen de indianenstammen onderling beschreven. Door deze strijd zijn de vredesonderhandelingen bijna tot mislukken gedoemd. De relatie tussen Ann en Chee is ondergeschikt aan de strijd, ook al trouwen zij aan het slot volgens indiaans gebruik. Een vlot geschreven avonturenverhaal. Vanaf ca. 14 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.