De hemel van Heivisj
Benny Lindelauf
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2004 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : LIND |
31/12/2004
Bij zijn vorige boeken bracht de Nederlandse auteur Benny Lindelauf hulde aan zijn grootmoeder, aan haar eigenzinnige manier van verhalen vertellen, die hem steeds inspireerde in zijn schrijven. In het nieuwe Negen open armen komt hij nog dichter bij zijn grootmoeder. Haar verhalen, en die van haar twee zussen, over hun tussenoorlogse jeugd in Sittard verwerkt hij in een gelaagde en rijk geschakeerde roman.
De drie zussen in deze roman zijn de vranke Muulke, de bedeesde Jes, en de bezorgde Fing, die het verhaal vertelt. Ze verhuizen naar een krakkemikkig huis, ver buiten de stad, op de dorre vlakte die Sjlammbams Sahara heet. Het was het enige huis dat hun vader, man van twaalf stielen, dertien ongelukken, zich kon permitteren. Het huis staat afgekeerd van de weg en kent nog andere vreemde zaken. Fing hoort zelfs stemmen in de kelder. Ook Oma Mei, die hen en hun vier broers opvoedt, zegt en doet plots rare dingen. De zussen vermoeden een donker geheim, een "tragische tragedie".
Tragedies overkomen ook de familie zelf. Moeder is gestorven. Vader vindt geen deftig werk. Jes heeft een "zwervel", een losse wervel in haar nek die haar veel last berokkent. Hun nieuwe huis laat aan alle kanten regen door. De "krokodil", de koffer van krokodillenleder waarin Oma Mei foto's bewaart, en die ze bovenhaalt om verhalen te vertellen, lijdt grote waterschade. Het sigaren rollen, de nieuwe stiel van vader en de vier broers, lukt aan geen kanten.
De wonderlijke terugkomst van de dorpsgek Hoempa Hatsi brengt alles in een stroomversnelling. Oma Mei vertelt zijn verhaal, over zijn ouders en het verband met het huis. Hoempa blijkt een uitstekende sigarenroller te zijn. Er lijkt een gunstige wending voor de familie in de maak, maar voor het zover komt moet Fing nog een harde confrontatie met Oma Mei aangaan, opdat de hele waarheid over het huis en ook over haar eigen familie aan het licht komt.
De verhalen van vroeger, de soms wonderlijke geschiedenis van dorpelingen, de grootouders wier verhalen het waard zijn te bewaren voor latere generaties, het zijn natuurlijk geen nieuwe zaken voor een jeugdroman, maar Lindelauf doet er wel ingenieuze dingen mee. Je kan zijn boek op verschillende niveaus lezen. Er is het spannende, in het begin zelfs dreigende verhaal over het geheim van het huis dat in verschillende stappen aan het licht komt. Er is het realistische maar subtiele verhaal van een met veel zorgen geplaagde familie, van de verhoudingen in een vooroorlogs dorp, en van drie zussen die voortdurend ruzie maken, maar toch hecht aaneenhangen. Vervolgens kent de roman ook een ontwikkelingsaspect want Fing moet zich een eigen weg en positie weten te vinden in de wirwar van verhalen en waarheden over het huis en haar familie. De beslissende stap in die ontwikkeling valt samen met de onthulling van de laatste geheimen omtrent het huis. Die stap houdt o.m. in dat Fing de bijzondere, subjectieve waarde van verhalen leert begrijpen, verwoord aan het einde van de roman: "en de enige manier om elkaar te vinden was door elkaar te horen, steeds opnieuw te horen". Dit is het laatste, meta niveau van deze roman, de beschouwingen over het verhalen vertellen die de auteur via Fing op de lezer loslaat.
Deze veelgelaagde roman kent een levendig taalgebruik. De auteur hanteert een precieze, compacte stijl, die vlot leest maar de lezer ook dwingt stil te staan bij bepaalde uitdrukkingen en kernwoorden. Soms ligt de betekenis van een scène in een half woord. Bijzondere kenmerken zijn de indirecte maar treffende uitdrukking van gevoelens, en de typische benamingen die kinderen uitvinden: 'Negen open armen' bv. (de naam die de drie zussen geven aan het huis omdat de woonkamer even lang is als negen geopende armen), of 'het tegendeel van zorgen' (een voorzichtige uitdrukking die de zussen gebruiken wanneer het geluk de familie eindelijk eens toelacht), of nog 'misluksigaren' of 'zwervel' (de zwervende wervel van Jes). De dialogen zijn natuurlijk en gekruid met dialectvormen (Limburgs). Dit regionalistisch taalgebruik zorgde trouwens voor een breuk met Lindelaufs vorige uitgever, Van Goor -- onbegrijpelijk eigenlijk, want de Limburgse woorden komen helemaal niet zo vaak voor en vervullen een belangrijke functie in de uitbeelding van de familiale verhoudingen. Achteraan het boek is een verklarende woorden- en namenlijst opgenomen. Opvallend is wel dat die dialectische vormen vooral scheldwoorden betreffen.
Eén minder geslaagd aspect van deze roman is de wijze waarop Lindelauf de spanning opbouwt. Hij maakt gebruik van omineuze tekens en woorden, hij kondigt eerst aan dat er een ramp of wonder staat te geschieden, en daarna verknipt hij de ontknoping in ontelbare stukjes. Het zijn geplogen romantechnieken, maar Lindelauf past ze te overvloedig toe. (Lindelauf volgde ooit een opleiding creatief schrijven, en geeft nu zelf zo'n lessen -- het overvloedig toepassen van bepaalde plottechnieken vind ik typisch voor cursisten creatief schrijven.) De voortdurende verknipping van de informatie maakt dat het boek na zo'n vijftig pagina's begint te kabbelen. Gelukkig onderbreekt de auteur deze schrijfstijl met het tweede deel, dat rechtoe rechtaan het verhaal van Hoempa Hatsi vertelt. In het derde en laatste deel komt die stijl terug, maar beter gedoseerd.
Negen open armen is een geslaagde jeugdroman, veelgelaagd en fijnzinnig. Lindelauf heeft met zijn oma een dankbare bron, maar weet die verhalenzee boeiend vorm te geven. En de bron is blijkbaar nog niet droog: in het 'Limburgs Dagblad' van 11 mei 2004 kondigt de auteur aan dat er nog twee boeken over de drie zussen zullen verschijnen. [Chris Bulcaen]
Andrea Oostdijk
Voor de zoveelste keer verhuizen de zusjes Fing, Muulke en Jes met hun oma, vader en vier broers naar een nieuw huis. Maar dit keer is het een heel bijzonder huis met een graf in de kelder. De zusjes ontdekken ‘een tragische tragedie’ die iets met hun eigen familiegeschiedenis te maken heeft. Sfeervolle, humoristische roman die speelt in Limburg in de jaren ’30 van de 20e eeuw. We volgen het verhaal door de ogen van de bangige Fing, de ik-persoon. De auteur heeft haar knap neergezet, net als de andere personages die allemaal hun eigen karakter, stem en eigenaardigheden hebben. De lotgevallen van de door pech achtervolgde familie worden met humor beschreven en zijn tegelijkertijd spannend, sprookjesachtig en absoluut geloofwaardig. Halverwege het boek wordt in de derde persoon het verhaal van zigeunerin Nienevee en Sjar de timmerman verteld. Wat dit precies te maken heeft met de familie van Fing wordt op het eind van het boek (verrassend) duidelijk. Het verhaal is een prachtige, betoverende ode aan de (volks)vertelkunst en is opgedragen aan de grootmoeder van de auteur, een groot verhalenvertelster. Voorplat met een ingekleurde zwartwitfoto van drie wat bozige meisjes. Eerder o.a. 'Schuilen in een jas'*. Vanaf ca. 11 jaar. Winnaar van de Thea Beckmanprijs 2004 en Gouden Zoen 2005.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.