De Orde : hoe de vrijmetselaars bouwden aan de moderne wereld
John Dickie
John Dickie (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Anthos, cop. 2004 |
VOLW. : NON FICTIE : 395.66 DICK |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Anthos, cop. 2004 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 395.66 DICK |
31/12/2004
De Cosa Nostra (vert. 'onze zaak') is altijd al het onderwerp geweest van legenden en mythevorming. Het is de naam van Siciliaanse emigranten in de Verenigde Staten voor het 'genootschap van nobele lieden' dat in Italië langer reeds bekend stond als de maffia. Historicus John Dickie scheidt de feiten van de fictie en voegt de losse stukjes van nagenoeg 150 jaar maffiageschiedenis samen tot een overzichtelijk en zinvol geheel. Het resultaat is een Dantesk tableau van gruwel en corruptie.
Het is ons genoegzaam bekend dat de maffia ontstaan is in Sicilië, het zonovergoten eilandje van olijven en citroenbomen aan de voetpunt van de Italiaanse laars, en dat het bij aanvang van de 20e eeuw haar zondige zonen uitzond naar Amerika om daar te volharden in de boosheid.
Het is moeilijk, zoniet onmogelijk, om over de maffia algemeen geldende uitspraken te doen, andere dan dat zij gewelddadig en geheim is, omdat deze organisatie zich steeds wonderwel heeft aangepast aan de veranderende zeden en gewoonten, met als gevolg dat ze organisatorisch minder strak en star is dan buitenstaanders geneigd zijn te geloven.
De auteur baseerde zijn geschiedenis en structuuranalyse voor een belangrijk stuk op de informatie en getuigenis van een insider en pentito (spijtoptant). Tommasso Buscetta, in de jaren '80 opgejaagd door de clan van de Corleonesi, zocht een heenkomen in Brazilië, maar werd gearresteerd en uitgeleverd aan Italië. Hij overleefde een zelfmoordpoging en besloot vervolgens om alles wat hij wist over het geheime genootschap waar hij op zijn zeventiende in was ingewijd, te vertellen aan onderzoeksrechter Giovanni Falcone, die zowel op het vasteland van Italië als op Sicilië de oorlog had verklaard aan de maffia. Als spijtoptant was hij weliswaar niet de eerste en de enige die gewezen medestanders aan de galg praatte en de samenhang en de hiërarchie tussen de verschillende families in kaart hielp brengen. Eerder hadden de bekentenissen van Joseph Vallachi in de VS Robert Kennedy geholpen bij het in kaart brengen van de Amerikaanse tak, wat in de jaren '70 leidde tot de vervolging van talloze mafiosi. Vallachi was evenwel slechts een soldaat binnen de organisatie en zijn gegevens bleken niet altijd betrouwbaar. Met Buscetta daarentegen had het Italiaanse Openbaar Ministerie een grote vis aan de haak. Zijn verklaringen bleken niet alleen te kloppen, maar wat hij opbiechtte, wierp voor het eerst een licht op vele voordien nog ongekende elementen van het criminele broederschap. De gegevens vormden de basis van het maxiproces dat aanving in februari 1986 en dat ruim twee jaar zou duren. De uitspraak betekende een mijlpaal in de Italiaanse juridische geschiedenis en de maffia moest voor het eerst op democratische gerechtelijke wijze een zware klap incasseren op eigen speelveld.
Slechts 114 van de 474 verdachten gingen vrijuit. De schuldigen kregen bij elkaar 2665 jaar gevangenisstraf. De uitspraak was dan ook een hart onder de riem van de antimaffiamagistraten, dat kleine groepje van democratische diehards met onderzoeksrechter Falcone aan kop. Voor zijn academische maar tevens boeiende en vlot leesbare studie, kon de auteur rekenen op de steun van deze magistraten en kreeg hij inzage in de meer dan duizend pagina's dikke dossiers en processtukken.
Het vonnis van het maxiproces werd in 1992 door het Italiaanse Hof van Cassatie bekrachtigd. Ook de strengere wetten die voorzagen in de confiscatie van alle bezittingen van de veroordeelden en een strenger gevangenisregime (waardoor communicatie met de buitenwereld onmogelijk werd) bleven gehandhaafd. Ondanks dit onverhoopt succes sloeg de maffia genadeloos terug. In mei 1992 werd de auto van onderzoeksrechter Falcone door landmijnen tot ontploffing gebracht. De veelkoppige draak van de Cosa Nostra had bewezen nog over een verbluffende slagkracht te beschikken. Brusca, de dader van de moordaanslag, werd in 1996 door de Italiaanse antimaffiacel gearresteerd, maar de opdrachtgever en huidige leider van de Siciliaanse Cosa Nostra Bernardo Provenzano (bijgenaamd de 'tractor') blijft tot op heden voortvluchtig en het is niet uitgesloten dat hij vanop afstand de zaken leidt.
John Dickie onderzoekt, doet objectief verslag en laat zich niet verleiden tot sensationele hypothesen en prognoses. Zo toont hij aan dat er destijds wel degelijk maffiabetrokkenheid was met de in de jaren '90 opkomende rechtse partij Forza Italia van de huidige premier Berlusconi, maar dat er geen bewijzen zijn en meer nog, dat het wellicht fout zou zijn te veronderstellen dat de Forza Italia en de Cosa Nostra op Sicilië betrekkingen zouden onderhouden. Dit grondig uitgespit historisch overzicht laat je op indringende wijze kennismaken met de "strategie van de onrust", en doet inzien dat een losstaande beschuldiging of bekentenis van een lid van de maffia aan het adres van een politicus wel eens tot doel kan hebben de politiek en het centrale gezag in Rome in diskrediet te brengen en te ondermijnen.
Cosa Nostra situeert zich voor een belangrijk deel ook in de 19e eeuw, toen na de Napoleontische oorlogen het Brits maritiem overwicht zich liet gelden in het Middellandse-Zeegebied. De citrusvruchten, belangrijk voor de zeevaart ter voorkoming van scheurbuik, vormen de economische ruggengraat van Sicilië. Het is de teelt en de handel in citrusvruchten die de inzet zal worden van rivaliserende fracties en families, die onder invloed van nog andere factoren, de nucleus zal vormen van georganiseerde misdaadbenden.
Hun modus operandi werd bij aanvang gekenmerkt door omkoping, afpersing, en sabotage (vernietigen van boomgaarden en ladingen), maar naargelang de financiële belangen toenemen, nemen ook terreur, fysiek geweld en moord toe.
Het is verwonderlijk dat de schrijver de ontstaansgeschiedenis van de Cosa Nostra niet doortrekt tot in de Middeleeuwen. Hij waarschuwt dan ook dat de maffia zelf haar ontstaan al te graag toeschrijft aan duistere gilden en broederschappen om hun bestaan te verklaren aan de hand van de Siciliaanse volksaard en zijn primitieve instellingen. Drang naar nationale eigenheid, een afkeer van de Bourbon-overheersing (Franse invloed) en later na 1860 (na de revolutie met als boegbeeld Garibaldi die de eenmaking van Italië verwezenlijkte) het verzet tegen het centrale gezag in Rome, zouden anarchistische en misdadige elementen op het eiland aangezet hebben tot een wijze van ageren die geleidelijk aan zou evolueren van een wijze van optreden bepaald door de onderlinge afspraken tussen 'edele lieden', tot een goed georganiseerde en wijdvertakte organisatie met als enig motief macht te verwerven en winsten te realiseren via een dictatoriaal regime dat gehandhaafd blijft door terreur en bruut geweld.
Het beeld en het beleid van de maffiosi situeert zich tussen de romantiek van de 19e eeuwse Siciliaanse opera 'Cavelleria Rusticana', waarin nobele lieden het tegen elkaar opnemen voor hun eer, en de uitzinnige agressie van een psychopaat die zijn tegenstander te lijf gaat met een motorzaag.
John Dickie brengt maffiakopstukken, hun respectieve slachtoffers en de strijd die zij aanbinden met rivaliserende families en ordehandhavers onder in opeenvolgende tijdssegmenten, waarin een zich wijzigend technologisch en maatschappelijk wereldbeeld de aanzet is voor noodzakelijke wijzigingen binnen de structuur en de werking van de Cosa Nostra.
Na haar ontstaan in de periode 1860-1876, wordt een beeld geschetst van de manier waarop de maffia in 1876-1890 binnendringt in de Italiaanse overheid, wat in 1890-1904 leidt tot corruptie op hoog bestuurlijk en ambtelijk niveau. Tussen 1893 en 1943 bindt de misdaadorganisatie de strijd aan tegen het opkomend socialisme, maar krijgt het zwaar te verduren onder de fascistische dictatuur van Mussolini, wiens strategie van geweld en onderdrukking sterker weegt dan deze van het misdaadbroederschap. In de periode 1900-1941 vestigt de maffia zich in Amerika, waar ze in de jaren van drooglegging (verbod op alcoholproductie en -verbruik in de jaren 1919-1932) fabuleuze winsten boekt met de illegale drankhandel, later haar slag thuishaalt dankzij de georganiseerde gokindustrie en prostitutienetwerken, en met het raffineren en de handel in heroïne en cocaïne een wereldomspannend handelsimperium weet te stichten.
In de jaren '60 en '70 werden zowel in de VS als in Sicilië maffiaoorlogen uitgevochten die honderden slachtoffers maakten, niet zelden onschuldige burgers, wat in de loop van de jaren '80 aanleiding zou geven tot wijdverspreide burgerprotesten en een herziening van de politieke, politionele en juridische opstelling en methodes. Het beeld dat overblijft is dat van een bijzonder gewelddadige organisatie, beschikkend over quasi onuitputtelijke middelen, die haar invloed doet gelden op de politiek en de economie. Soms lijkt ze een wereld met eigen wetten, rituelen, straffen en beloningen, die parallel is aan de wereld die wij kennen, maar toch wezenlijk anders. Dan weer lijkt ze een kwalijke kanker die een onderdeel uitmaakt van ons eigen bestel en voortwoekert in onze samenleving. Hoe dan ook is het laatste woord over de Cosa Nostra nog lang niet geschreven. Zoals alle geschiedenisboeken zal ook Cosa Nostra van John Dickie eens herschreven worden, maar een auteur die zich in de toekomst met nieuwe inzichten en informatie zal toeleggen op dit maatschappelijk fenomeen zal niet om dit standaardwerk heen kunnen. [Staf Schoeters]
Drs. C. Brouwers
De geschiedenis van de Sicilaanse maffia is een verhaal met veel personages en veel lagen. In het boek worden in de verschillende hoofdstukken deze verschillende verhalen verteld in een chronologische volgorde van 1860 tot en met 2003. Met de verhalen over soldaten en commandanten, over vijanden en vrienden van de maffia en over de allerarmsten tot aan de allerrijksten en allermachtigsten ontrafelt Dickie de gruwelijke werkelijkheid van de Cosa Nostra. Dickie doet dat aan de hand van geschiedschrijving en het door overlopers, 'pentiti', verschafte inzicht over de manier van denken en voelen van maffiosi. Duidelijk wordt dat de beroemde Siciliaanse criminele organisatie verbazingwekkend weinig veranderd is sinds haar ontstaan ongeveer 140 jaar geleden. De wereld is veranderd, maar de Siciliaanse maffia is wat ze altijd is gebleven: een geheim genootschap belust op geld en macht, dat ze verkrijgt door ongestraft mensen te vermoorden. Dit boek is een must voor de liefhebber van de klassieke maffiaverhalen, van geschiedkundige vertellingen en Italië.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.