Heksendochter
Celia Rees
Celia Rees (Auteur)
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
2 items magazijn |
Van Goor, cop. 2004 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : REES |
31/12/2005
Vertellers hebben altijd al bijzonder geboeid met verhalen over meisjes die zich als jongemannen gedragen: strijdvaardige amazones, Walkuren, Jeanne d'Arc, Barbarella, Xenia the Warrior Princess, het "meisje loos dat wou gaan varen" of Anne Bonney en Mary Read, de beruchtste vrouwelijke piraten ter wereld, dapperder en sterker dan veel mannen op hun kaperschip. Een populaire Engelse ballade bezingt Polly Oliver, die uit verliefdheid piraat werd: "she would list for a soldier and follow her love", en ook Daniel Defoe vermeldt zulke vrouwen in zijn A General History of the Robberies and Murders of the Most Notorious Pyrates, gepubliceerd onder het pseudoniem Kapitein Charles Johnson. In Johan Ballegeers meermaals bekroonde Geen meiden aan boord (1986) monstert een meisje vermomd als jongen aan op een IJslandvaarder, en Ina Vandewijer laat in De piratenkoningin "de machtigste vrouw uit de Ierse geschiedenis" herleven, Grainne O'Maille, vaak bezongen in oude Ierse liederen en verhalen.
Celia Rees, bekend van haar historisch-fictionele jeugdromans als Heksendochter, vertelt in Piraten over "de waargebeurde en buitengewone avonturen van Minerva Sharpe en Nancy Kington, piraten". "Meisjes die zich als jongen verkleedden en matroos of soldaat werden om hun hart te volgen en te doen waarvoor ze bestemd waren", boeiden haar al lang, en inspireerden haar, samen met Defoes boek, tot dit verhaal, een versmelting van werkelijkheid (vooral door de sterk evocatieve tekening van het dagelijkse leven in de 18e eeuw) en fictie. In de proloog laat Rees Nancy Kington in 1724 vertellen dat ze het verhaal (in de ikvorm) schrijft om haar verdriet te verlichten na het afscheid van haar zuster in de strijd, Minerva, en om de eentonigheid van de lange zeereis naar Engeland te doorbreken. Haar verhaal over "hoe het kwam dat wij wijd en zijd bekendstonden als gevreesde piraten" is geen fictie, schrijft ze. Ze wil het bezorgen aan de heer Daniel Defoe in Londen, die "geïnteresseerd is in mensen die gekozen hebben voor het zeeroversbestaan".
De titels van de acht delen van het lijvige boek vatten het verhaal keurig samen: De koopman van Bristol en zijn dochter; Heerlijk, de tropen, een aardsch paradijs; Geen zucht naar goud beheerst mijn ziel; Zij moest klimmen in de mast; Heersers van de zee; Mijn rijkdom ligt op zee; Al die dood en duivel duchten; En dan trouwen als ik thuiskom. Daarmee beschrijft ze haar kinderjaren als koopmansdochter, maar vooral de voorbije twee jaar uit haar jonge leven.
Toen storm en ontij haar vader, een rijke reder en koopman en planter en suikerlord, vrijwel bankroet maakten, moest ze, kort na zijn dood, als veertienjarige met haar broer mee naar de plantage op Jamaica. Dat was tegen haar zin, vooral omdat ze van haar jeugdvriendje en grote liefde William weg moest, maar meisjes hadden nu eenmaal niets te vertellen. Op de plantage maakt ze de gruwelen van de slavernij mee en tegelijk geniet ze er voluit van de prachtige natuur. Ze sluit vriendschap met de slavin Minerva en samen leiden ze een vrijgevochten en avontuurlijk leven, tot de onthutsende waarheid aan het licht komt: als ze zestien is, eist een rijke Braziliaanse planter haar op als vrouw: ze was hem beloofd, zonder haar medeweten, in ruil voor het behoud van de plantage. Ze vraagt nog bedenktijd, maar dan raken de gebeurtenissen in een stroomversnelling: ze schiet de plantageopzichter neer die Minerva wou verkrachten en samen vluchten ze naar een verborgen nederzetting, hoog in de bergen, waar weggelopen slaven, gedeserteerde militairen, vogelvrijverklaarden en veroordeelden een nieuwe, menselijker samenleving hebben gesticht. Al snel echter horen ze dat de Braziliaan met man en macht op zoek is naar zijn 'rechtmatige' bruid. Om het dorp te sparen voor de woede van de afgewezen minnaar, gaan de twee, vermomd als jongens, in zee met een troep piraten. Toch een nogal onwaarschijnlijke gebeurtenis in de 18e eeuw, ook al heeft het avontuurlijke leven op de plantage beiden sterk en vindingrijk gemaakt en kan Nancy, met William als jongen opgegroeid, ook in degengevechten haar mannetje staan. Op het kaperschip maken ze het volle piratenleven mee: achtervolgingen op zee, het enteren van handelsschepen, gevechten, averij, storm, muiterij, het ritueel bij het passeren van de linie... Nancy is vooral bang voor een confrontatie op zee met William, die een carrière opbouwt bij de marine. Een groter gevaar is de Braziliaan, die als meedogenloze zeerover in zijn schip met zwarte zeilen de zeeën afschuimt op zoek naar zijn 'bruid'. Door een gruwelijke list krijgt hij haar te pakken, maar net als hij haar wil doden -- zij heeft hem immers verraden en belachelijk gemaakt -- kan Minerva hem uitschakelen. Daardoor krijgen de meisjes ook, samen met hun piratenvrienden, de fabelachtige piratenschat van de Braziliaan in handen. Dat is meteen het eind van hun piratenleven. Minerva, die intussen de halfzus van Nancy bleek te zijn, trouwt met de stuurman, en Nancy vaart als nette jongedame terug naar Engeland, in de hoop daar haar William weer te vinden en met hem te kunnen trouwen.
Het boek, barstensvol spannende avonturen, zou een echt jongensboek zijn als de hoofdpersonages niet twee meisjes waren, die niet alleen op zee maar ook in de liefde stormachtige momenten doormaken. Er wordt nogal geroofd en mishandeld en gemoord en ontvoerd en bedrogen in dit boek, al laat de vertelster "om niet te shockeren, bepaalde bijzonderheden weg", maar "Moed en list in de strijd maken daden het vermelden waard." (Daniel Defoe). Geloofwaardig schildert de schrijfster beelden uit het leven van begin 18e eeuw in Engeland en in de Amerikaanse en Afrikaanse koloniën: het opgroeien van een meisje, de toestanden op schepen en plantages, de handel en de koopvaardij, de strijd tussen boekaniers en piratenjagers. Veel aandacht gaat daarbij naar de onmenselijke hardheid die veler leven toen beheerste: een klein vergrijp kost een jonge matroos zijn gage ("Als jongen in een mannenwereld mocht hij verwachten bedrogen en bespot te worden, en hij kon niet anders dan het over zich heen laten komen. Anders zouden ze hem net zolang treiteren toe hij zijn verstand verloor.") of wordt hij wreed gestraft ("Laag boven het water hing een galg met het lichaam van een veroordeelde matroos, geketend en met pek besmeurd, opgehangen in een ijzeren kooi, die met zijn gepiep en geknars een waarschuwing was voor elk passerend schip."); een meisje heeft niets in te brengen, het is "niet meer dan een soort aanhangsel, een bijvoegsel, soms vertroeteld, vaker gekoeioneerd. Meestal genegeerd."; de slaven vooral, "weggehaald bij alles wat ze kennen, geketend en geboeid, met honderden op elkaar gepakt als messen in een doos", worden slechter behandeld dan paarden of varkens. Het onmenselijke, levensgevaarlijke werk op de suikerrietplantage, in de maalderij en bij de ketels gloeiend hete stroop maakt Nancy al even opstandig als de theorieën van de planters over de zwarten: "God heeft bepaald dat de zwarten er zijn voor ons gemak, waarom zou Hij ze anders geschapen hebben? [...] In mijn ogen zijn het net dieren, wild en kwaadaardig, maar van een sluwheid die ze veel verraderlijker maakt dan welk beest ook. Je kunt ze niet temmen en je kunt ze niet vertrouwen. [...] Je kunt maar beter op je hoede zijn en niet te dicht in de buurt komen. Onthou dat." Helemaal geschokt is ze doordat de slaven gebrandmerkt worden met haar initialen; zij is immers de nieuwe eigenares van de plantage. Haar verontwaardiging over het slavenbestaan, haar rechtvaardigheidsgevoel en haar liefde voor en onwrikbare trouw aan William tillen dit piratenverhaal uit boven een sensationele, gratuit bloedige geschiedenis van roof en moord. Voor Nancy en Minerva was het vrijbuiterleven de kans op overleven en dat zij zich in die mannenwereld sterk handhaven, maakt ze alleen boeiender voor de lezer.
Ook in die wereld gaat het voor hen om trouw, moed, scherpzinnigheid, mensenkennis... veel meer dan om eigenbelang. Immers: "Geen zucht naar goud beheerst mijn ziel." Het mag lijken of de auteur daarmee aansluit bij het stereotiepe romantische piratenbeeld dat avonturenfilms ons voortoveren, maar anderzijds voeren in de 18e eeuw niet alle koopvaardij- en marineschepen een rechte koers en waren niet alle piraten zonder meer het uitschot der aarde. Op piratenschepen ging het er vaak democratisch toe, met weinig verschil tussen kapitein en mannen ("Een piratenschip is een republiek met wetten die voor iedereen hetzelfde zijn."), en voor eigen rekening zeilen was voor armoezaaiers aantrekkelijker dan voor een hongerloon in nooit aflatend doodsgevaar te varen en te vechten om rijken en machtigen nog rijker en machtiger te maken. "Het zijn niet allemààl slechte lui. Ze noemen zich heren van de zee, en sommigen zijn dat ook echt." Met duels gaan ze om "als de heren in Londen en ze hanteren daarbij bijna dezelfde regels". Het boek volgt de piraten in hun dagelijkse bezigheden over vele zeeën, van Zuid- naar Noord-Amerika en dan naar Afrika. Hun leven wordt niet geromantiseerd, het blijft hard en zwaar, maar tegelijk vrijer en menselijker dan het leven van de bemanning op de marineschepen met ijzeren discipline en mager gewin.
Al wordt het piratenleven uitvoerig geëvoceerd in dit boek, toch is het vooral het verhaal van een 18e-eeuws meisje uit een gegoed Europees milieu, voorbestemd om een dame te worden met een huid zo bleek als albast, bekwaam in de vrouwelijke kunsten en een begeerd artikel op de huwelijksmarkt, maar door omstandigheden (haar moeder is overleden en haar vader heeft het te druk) in de buitenlucht opgegroeid als een jongen, bruingebrand en sportief, met belezenheid (dank zij haar vaders bibliotheek) en bedrevenheid in de schermkunst (dank zij haar dansleraar) maar vooral met eigen dromen over de toekomst. Ze zet alles op het spel om zichzelf voor haar geliefde vrij te houden, en wordt daarom zelfs piraat. William komt niet op de voorgrond in het boek, maar hij beheerst wel Nancy's leven: "Ik had geen idee wanneer ik hem weer zou zien, maar ik wist dat ik op hem zou wachten. Mijn hele leven als het moest. Aan die belofte hou ik me nog steeds. Zelfs nu nog."
Overigens gaat het boek niet alleen over Nancy's liefdesverlangens en perikelen. Ook de ex-slavin Minerva beleeft haar romantisch avontuur. En dan is er nog het niet uitgewerkte maar wel gesuggereerde passionele verhaal over Nancy's vader en de slavin Phillis, waaruit Minerva geboren wordt. Veel voer voor romantische zielen dus. In schril contrast daarmee staat de ontluisterende kijk op de vrouw als handelsobject in winstgevende echtverbintenissen, de bezitterige en meedogenloze zelfzuchtige vrouwenjacht van de Braziliaan, de mishandeling en verkrachting van vrouwen door de opzichter op de plantage.
Het liefdesverhaal vol actie en de personages lijken soms wat stereotiep: een fris Engels meisje en een trouwe varensgezel nemen het op tegen tal van snoodaards die hun geluk in de weg staan; de bovenlaag in de maatschappij (edelen, kooplui, grondbezitters, plantage-eigenaars, mannen voor wie vrouwen koopwaar zijn) leeft genoeglijk en onbezorgd van de ellende van de armen; wie zich daartegen verzet, is een uitzonderlijk romantische vrijbuiter, een meisje als een roos op een mestvaalt of een trotse slavin die van haar moeder de waarden van haar stam heeft meegekregen. Wie goed is in dit verhaal, is ook uiterlijk mooi. De beestachtige plantage-opzichter is een bleke kleine, gedrongen man "met een klein mondje met een bovenlip die als een papegaaiensnavel over zijn voortanden stak", terwijl Minerva en haar moeder Phillis, de slavinnen die voor Nancy zullen zorgen, haar bij de deur opwachten "onbeweeglijk als kariatiden": "Ze waren lang, hadden lange ledematen en zoals ze daar stonden, in precies dezelfde houding, leken ze elkaars evenbeeld." De Braziliaanse belager van Nancy is natuurlijk donkerhuidig en zwartharig en zijn zwarte schip voert ook zwarte zeilen. De nogal oppervlakkige tekening van de personages vloeit voort uit de keuze van de schrijfster voor een ikverhaal, geschreven door een amper zestienjarig meisje. Daardoor missen we bv. een diepere en ongetwijfeld boeiende kijk op wat leeft in Minerva.
In haar kajuit op het zeilschip vertelt Nancy haar leven in de vanouds vertrouwde chronologische volgorde. Bij die structuur uit vroeger eeuwen hoort ook het spanning wekkende trucje van het prospectieve aspect ("Als we geweten hadden welk lot ons wachtte, waren we liever op zee gebleven." / "Ik wist toen nog niet hoe slecht mensen kunnen zijn."), waardoor bij de lezer nog meer nieuwsgierigheid naar het verdere verloop gewekt wordt. De schrijfster tovert de lezer felle gebeurtenissen voor ogen maar vertraagt af en toe ook deskundig het ritme voor een rustiger beschrijvende passage. Dat gebeurt allemaal met oog voor details, met rijke variatie in de woordkeuze, precies passende spitse beelden en afwisselend gestructureerde zinnen. De vertaling van Esther Ottens leest meeslepend, hapert nergens en is stilistisch mooi aangepast aan de aard van het vertelde, beschrijving of relaas. Piraten is een dik avonturenboek dat soms wat clichématig aandoet, maar dat toch is als een rijk met informatie (over piraten, slavernij, koloniale handel, zeevaart, opvoeding van meisjes in 18e eeuw...) beladen karveel dat met alle zeilen bijgezet de lezer een boeiende reis bezorgt op de letterenzee. [Herman De Graef]
M. van der Laan
In de 18e eeuw wordt, vanuit het Engelse Bristol, een 15-jarig meisje door haar broers op de boot gezet naar Jamaica, zonder dat ze zelf de bedoeling daarvan weet. Bij aankomst blijkt, dat de plantage, waar ze welkom geheten wordt, door haar kort daarvoor overleden vader aan haar nagelaten is. Haar verbijstering over de werkomstandigheden van de slaven is groot. Bij de regeling van haar vader en broers hoort ook een uithuwelijking, waar ze over hoort op haar 16e verjaardag. Dit wordt haar te veel, ze slaat op de vlucht, samen met haar slavin/vriendin. Ze melden zich aan bij een piratenschip, waar ze even onverschrokken en dapper als de mannen en roldoorbrekend meestrijden. De meisjes ervaren ook de minder romantische aspecten van piraterij, als angst, wreedheid, moord. Net zoals in Celia Rees' vorige boeken, 'Heksendochter' en 'Bloedzusters'*, zijn bovennatuurlijke waarnemingen in dit verhaal vanzelfsprekend. Het meeslepende avonturenverhaal is geschreven vanuit een terugblik, waar de lezer af en toe aan herinnerd wordt. Goede vertaling. Vanaf ca. 13 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.