Het fenomeen Frans Hals
Antoon Erftemeijer
Antoon Erftemeijer (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Becht, 2004 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 700.1 ERFT |
31/12/2001
Over kunstenaars bestaan een aantal typische vooroordelen: ze zouden gierig zijn, ijdel en jaloers, of gek, asociaal, arm, overspelig, spilziek, melancholisch en wat nog allemaal... Toch merkte Michelangelo al in dit verband op: "De mensen verspreiden duizend en één kwaadaardige leugens over beroemde schilders. Ze zouden vreemd zijn, solitair en ondraaglijk, terwijl ze in feite niet anders zijn dan andere menselijke wezens. Enkel onnozele mensen geloven dat ze excentriek of wispelturig zijn".
Maar zijn kunstenaarsanekdotes (liefst zo spits mogelijk geformuleerd) nu niet precies het efficiëntste middel om die typerende vooroordelen te bevestigen? Vele, zoniet de meeste van die anekdotes zijn ontstaan in kunstenaarsmiddens zelf. Het waren vaak (beeldend) kunstenaars die zelf het eerst naar voren traden als kunstgeschiedschrijvers en zij hadden meestal (ook) een uitgesproken belangstelling voor het optekenen van levendige, persoonlijke en veelal geestige verhalen omtrent hun vakbroeders (en -zusters).
In De aap van Rembrandt van Antoon Erftemeijer zijn de gebloemleesde anekdoten niet thematisch geordend, maar wel chronologisch (en verder per land of cultuurgebied). Dit ordeningsprincipe verhindert weliswaar het zicht op de samenhang van bepaalde thematische gegevens onderling, maar het achteraan opgenomen themaregister bewijst in dit opzicht goede diensten. We vinden er een aantal vaak terugkerende typologische en/of biografische motieven, zoals bv. de 'heroïserende' overleveringen, het gegeven van de kunstenaar als 'magiër', de 'uniciteit' van de kunstenaar, het kunstwerk als het 'kind' van zijn schepper enz.
Een en ander kan uiteraard een aantal vragen en probleemstellingen oproepen. Daarover schreef Antoon Erftemeijer zelf een zinvolle nabeschouwing in het hier voorgestelde boek, dat de vrucht is van een volle tien jaren leeswerk en studie. Uiteraard bestaat de hoofdbrok van dit boek uit de anekdoten zelf: een paar duizend alles bijeen, over honderden verschillende kunstenaars, van de klassieke Oudheid (Pheidias, Praxiteles) over de Middeleeuwen (Giotto, Fra Angelico, Van Eyck, Van der Goes) tot ver in de 20e eeuw (Dalà en Beuys, Rauschenberg en Warhol). Veel Belgen zal men in dit boek niet aantreffen: met Magritte (anderhalve pagina) en Ensor (negen tekstregels) hebben we het ongeveer gehad. Maar Rubens (vijf pagina's), Van Dyck (twee pagina's) en Adriaan Brouwer (drie pagina's) maken dan weer een en ander goed. Zij zijn niet eens de beste leveranciers van kunstenaarsverhalen: Michelangelo is goed voor 14 pagina's leesstof, Van Gogh, Mondriaan, Menzel en Turner elk voor zowat tien pagina's, Rodin, Monet en Whistler krijgen er elk een vijftal toebedeeld. En vrouwelijke kunstenaars? Zal de genderspecialist vragen. Nog geen dozijn! Artemisia Gentileschi, Maria Sibylla Merian, Maria van Oosterwyck en Judith Leyster illustreren de 17e eeuw, Angelika Kauffmann de 18e eeuw, de Spaanse Goyaleerlinge Maria del Rosario Weiss en de dierenschilderessen Rosa Bonheur en Henriette Ronner(-Knip) de 19e eeuw. Toch is het verbazingwekkend wat Erftemeijer allemaal heeft verzameld. Het is een overdaad die niet eens schaadt, wanneer de lezer de lectuur voldoende spreidt. We kunnen het boek dan ook aanbevelen aan een brede schare van kunstliefhebbers. Voor wie nog meer zoekt, is er een uitvoerige literatuurlijst en uiteraard bevat een boek als dit ook een namenregister.
De auteur liet (maar) enkele steekjes vallen. Op p. 52 vermeldt hij de "intocht in Rome van Karel VIII (keizer van 1483-1498)", bedoeld is de Franse koning Charles VIII, die in 1494 naar Napels trok om er dat koninkrijk in bezit te nemen. Op p. 412 lokaliseert hij Ensors kolossale schilderij 'De intocht van Christus in Brussel in 1889' in het Antwerpse museum: was dat (nog) maar waar! Maar voor de rest is het een fraai boek, wat zwaar in de hand en met een kwetsbare rug, maar heel leuk en vlot te lezen, "ter lering en ter verstrooiing". Het leert ons inderdaad veel over kunst(enaars) uit 25 eeuwen. We moeten echter niet alles geloven wat hier gedrukt staat, want voor vele anekdoten geldt de aloude spreuk "Si non è vero, è ben trovato". [Paul Huys]
Redactie
Zeer leesbare, ruime collectie anekdotes over westerse beeldende kunstenaars - van de Griekse Oudheid tot heden - , chronologisch gerangschikt naar periode en regio. Na een kunsthistorische typering van de betrokken schilder of beeldhouwer in enkele regels volgen de van hem afkomstige, of aan hem toegeschreven verhalen over o.a. geleverde verbluffende staaltjes van naturalisme, onenigheid met opdrachtgevers, betalingsproblemen, animositeit tussen collegae en de verhouding leraar-leerling. In het nawoord bespreekt Erftemeijer de bronnen, de plaats van de anekdote in de kunsthistorische literatuur, de verschillende categorieën en hun betrouwbaarheid. Met enkele zwartwitafbeeldingen. Uitgebreide algemene literatuuropgave en per item een beknopte specifieke. Thema- en personenregister. Zeer leesbare achtergrondinformatie. Voor- en achterkant van het omslag vormen samen de reproductie van een zeventiende-eeuws schilderij, belettering in oranje, wit en grijs.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.