Ieder hangt aan zijn gevallen toren : jonge Vlaamse en Nederlandse dichters
Rogi Wieg
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2004 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : * 877 WIEG |
31/12/2004
Rogi Wieg is een boeiend, maar tragisch auteur. Echtelijke problemen, de psychiatrische instelling, de gevangenis: niets van dat alles is hem bespaard gebleven. De auteur is erin geslaagd om net dat leven op de psychische grens om te zetten in overtuigende literatuur. Dat Wieg zowel in zijn romans als in zijn gedichten sterk autobiografisch te werk gaat, hoeft niet te verbazen, maar tegelijk is het belangrijk voor ogen te houden dat het toch evenzeer om een literaire creatie gaat, met een eigen reden van bestaan. En toch, Rogi Wieg laat zijn jongste dichtbundel vergezeld gaan van een uitvoerig essay, 'Over het maken', waarin de dichter zichzelf in de derde persoon ten tonele voert (als een soort van buitenstaander die deze poëzie inleidt). De persoonlijke tragiek wordt hier voorgesteld als de motor van een dubbel kunstenaarschap: Wieg is niet enkel actief als dichter, maar houdt zich ook intens bezig met schilderen. In die zin presenteert De ander dan ook een dubbeltalent, aangezien de dichter zelf de illustraties voor zijn verzen heeft gekozen. De gedichten zelf in deze bundel zijn haast schrijnend door de manier waarop de dichter zichzelf blootlegt. Alles passeert de revue: zijn ouders, zijn afkomst, zijn liefdesrelatie en de dochter die hem door de scheiding is ontzegd, zijn verblijf in de psychiatrie en de gevangenis. Tegelijk echter doorzindert een roep om liefde en genegenheid deze lyriek door en door, ook al is de dood nergens ver weg. Van enige stilering is, zeker in vergelijking met de vroegere nogal omfloerste lyriek van Wieg, nauwelijks nog sprake. Deze poëzie is bijzonder intens en aangrijpend, zonder franjes, maar dringt door tot op het bot. [Dirk De Geest]
T. van Deel
In een uitvoerig voorwoord 'Over het maken' zet Rogi Wieg, over zichzelf sprekend in de derde persoon, helder uiteen wat hij van het dichten en van het schilderen, dat hij nu ook blijkt te doen, verwacht: het doorbreken van zijn isolement en het bieden van 'esthetische en psychologische troost'. De ander of het andere blijft altijd een verlangen en roept ook gevoelens van vervreemding op, omdat 'de ik' zich er niet mee kan vereenzelvigen. Wieg werkt, zowel in taal als in verf (in kleur gereproduceerd), dit levensbesef uit op een ontroerende wijze, soms (al te) particulier, maar meestal in meer algemene zin. Onderwerpen: zelfmoord, dood, vader, moeder, bajesklant, (onbereikbare) dochter, het dichten. De kleurige en boordevolle schilderijen zijn expressionistisch van karakter. De mooiste regels zijn: 'Judith rookt en ik lees kwantumfysica; / we zijn ontwaakt, de zon staat hoog, / het heelal is aan het werk.' En, over de bajes: 'Je gaat erin, je komt eruit als een gebroken / servies waar niemand een tafel mee / kan dekken.' In deze bundel presenteert Wieg zich voor het eerst als dubbelkunstenaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.