Eigen vuur
Karlijn Stoffels
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2003 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : STOF |
31/12/2004
Karlijn Stoffels (1947) debuteerde in 1996 debuteert met het jeugdboek Mosje en Reizele, een liefdesverhaal van twee joodse kinderen in het weeshuis van Janusz Korczak in Warschau tijdens de Tweede Wereldoorlog. Al haar jongerenromans vertrekken vanuit een maatschappelijke en en politieke problematiek, en telkens weer blijkt dat zij zich grondig documenteert. Hoewel de onderwerpen vrij zwaar zijn (vluchtelingen, immigranten, kindermishandeling...) weet zij toch een zekere lichtheid te bewaren door de vinnige dialogen waarin de personages tot leven komen en door de humor met soms een scherp randje, een machtig wapen voor wie wil overleven. Dat blijkt andermaal in haar laatste roman Een-nul voor de autisten.
Loes (15) wordt na een zelfmoordpoging in zee, onder de invloed van drank en slaapmiddelen, opgenomen in 'Strandlust', een psychiatrisch centrum voor jongeren. Al een jaar is ze op de dool, weggelopen van huis, waar ze zich al lang niet meer veilig voelde. Ze zwierf door de stad, ging mee met wie haar wou en had eindelijk een onderkomen gevonden bij haar tekenleraar Steven. Ze verwachtte van hem meer dan hij geven kon of wou en daarom is ze in wanhoop de zee ingelopen. De schrijfster laat Loes in de ikvorm vertellen wat ze een jaar lang in het centrum meemaakt, eerst in de gesloten afdeling, later in de therapeutische groep met andere gestoorde jongeren. Door haar maakt de lezer kennis met de gang van zaken in het centrum, met de verschillende facetten en fasen van de therapie, en ook met de staf en de patiënten. Zo is er Carmen met extreme smetvrees; Ongeboren Hassan, die denkt dat hij nog in de buik van zijn moeder zit; de krassende Jezebel, die Loes als moeder ziet; Rayela, die overal onbeweeglijk in de weg staat; Bart, die alle dienstroosters van het openbaar vervoer uit het hoofd kent; Jason, de danser, die niet kan stilzitten... Door de gesprekken met de therapeuten, het leven in de groep met de regels en de oefeningen die daarbij horen (o.m. psychodrama, creatieve therapie en psychomotor) en vooral de omgang met de groepsleden verandert er stilaan iets in Loes. Ze heeft minder vaak nachtmerries over vallen in een ravijn, vieze drankjes, kokend heet water en dat vreemde bolle gezicht met uitpuilende ogen dat boven haar hangt... Het zoemt minder in haar hoofd, zodat ze niet meer tegen de muren aan hoeft te bonken; ze rukt niet zo veel meer aan haar haren omdat "het zo'n pijn doet daarboven" en loopt niet steeds in rondjes door de kamer of de tuin. Ze kan al af en toe terug naar huis. Ze verwisselt haar zwarte punkoutfit voor kleuriger kleren. Makkelijk was het allemaal niet: ze liep herhaaldelijk weg uit het centrum; ze zat meermaals in de separeer, de isoleercel; ze verbrak haar contract met de therapeuten meer dan eens. Nog altijd vindt ze dat ze tekortgeschoten is tegenover de anderen, haar moeder en de leden van de groep, en soms denkt ze dat ze zich moet verstoppen om niemand meer pijn te doen.
Loes weet dat ze nog jaren aan zichzelf moet werken, maar ze heeft in het centrum toch iets belangrijks gewonnen: vertrouwen in de mensen om haar heen en in zichzelf. Vertrouwen was voor haar een vies woord geworden door haar ontgoochelingen in mensen vanaf haar geboorte: een depressieve moeder, een vader die stierf toen ze drie was, haar moeders nieuwe vriend die ze niet mocht, de leraar van wie ze niet kreeg wat ze verhoopt had, de wereld die haar geen veiligheid bood, de zee die haar niet opnam... Zonder theorie maakt de schrijfster het geloofwaardig dat in Loes slechte herinneringen leven aan de pijn van haar geboorte en kindertijd. Ze voelt zich een vogelverschrikker, een aangespoeld monster, waardeloos. Tegelijk is ze intelligent en alert voor wat de anderen beweegt: ze weet voor iedereen precies wat die nodig heeft, behalve voor zichzelf. Daardoor krijgt zij van de andere patiënten gedaan wat de therapeuten niet kunnen bereiken. Net zoals de andere patiënten ook haar helpen om weer vertrouwen te krijgen. Over haar talent tot invoelen en helpen zegt ze ironisch tot de therapeuten: "Therapie is ook een vak." Dat betekent niet dat de therapeuten hier afgeschilderd worden als incompetent of ongeïnteresseerd: ze werken professioneel en dwingen ook Loes' respect af.
Door haar instinctieve therapeutische vaardigheid én haar lucide inzicht in de psychiatrische constellatie is zij eigenlijk de winnaar in de confrontatie tussen de psychiatrische staf en de patiënten, of met andere woorden: het is 'een-nul voor de autisten'. Die 'uitslag' is niet alleen de titel van het boek, hij komt ook in het verhaal zelf voor: als de 'autisten' het in een voetbalwedstrijdje halen van de therapeuten en vooral als Loes erin slaagt de altijd zwijgende Daniël iets te laten zeggen en met hem ook lichamelijk te communiceren. Het boek eindigt ook met die uitspraak: als Loes weggaat van het centrum, bang en in de wetenschap dat het nog een heel eind is, roept een andere bewoner haar dat na: ze heeft in elk geval in dat jaar al het eerste doelpunt gemaakt.
Alles bij elkaar is dit geen donker droevig probleemboek: al gaat het over trieste toestanden met jongeren, toch werkt het verfrissend door het geloof van de auteur in de innerlijke genezende kracht van jonge mensen en in de beroepsernst van psychotherapeuten en socio's, volgens Loes, aanvankelijk althans, "een kruising tussen een verpleger, een huishoudster en een beul. Alles wat je nodig hebt als je totaal geflipt bent". Karlijn Stoffels laat Loes haar verhaal boeiend vertellen, met scherpzinnig inzicht in wat onder het uiterlijk van dingen en mensen verscholen ligt en met een bijzonder talent voor de evocatie van de toch soms ongewone scènes in het psychiatrisch centrum. Een mooi voorbeeld daarvan is het psychodrama waarbij de Schepping met God praat en hem verwijt dat hij in de wereld alles in de war laat lopen. De schrijfster hanteert een directe taal, aangepast aan de jonge vertelster en verrast soms met korte zinnetjes die toegang geven tot een complexe inhoud: "Onze jassen zaten dicht tegen elkaar aan."
Dit is een optimistisch maar ook realistisch boek over mensen en over de kracht die ze hebben om elkaar weer op weg te helpen als ze verdoold geraakt zijn. [Herman De Graef]
Andrea Oostdijk
Loes (15) is de grip op de werkelijkheid kwijt en wordt opgenomen in een jeugdpsychiatrische instelling. Daar moet ze zich, vaak met tegenzin, voorbereiden op een gewoon leven in de maatschappij. Net als in haar vorige boek ('Marokko aan de Plas'*, over migrantenjongeren) kiest de auteur een onderwerp dat al door meer schrijvers is behandeld. Door haar gevoel voor humor en understatement wordt ook dit boek echter weer iets bijzonders. Stoffels weet uitstekend te doseren. De gebeurtenissen die leidden tot Loes’ opname mag de lezer zelf construeren, aan de hand van enige aanwijzingen in de tekst. Hierdoor worden overbodige uitwijdingen en sentimentaliteit voorkomen. Het heerlijk weerspannige gedrag van Loes relativeert bovendien de overdreven correctheid waarmee sommige begeleiders de jongeren benaderen. In elk hoofdstuk wordt een belangrijke gebeurtenis tijdens het verblijf van Loes in de instelling beschreven. Aangrijpend en razend knap geschreven. Vanaf ca. 14 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.