Fabels
Jean De La Fontaine
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Davidsfonds, 2003 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : AVONTUUR : VERHALEN : FRAN |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Davidsfonds, 2003 |
JEUGD : VERHALEN BLAUW (12-14 J.) : FRAN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Altiora, 1995 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : FRAN |
31/12/2004
Het verhaal van deze klassieker van Herman Melville is bekend, al hebben vast niet velen het honderden pagina's dikke boek in kleine lettertjes gelezen. Het verhaal begint in 1841 aan de Amerikaanse oostkust. De dorpsschoolmeester Ismaël is weer gebeten door het onweerstaanbare verlangen "het waterige deel van de wereld te gaan verkennen". Hij monstert aan als matroos op de driemaster Pequod, een walvisvaarder, en krijgt daar te maken met de tirannieke kapitein Achab, geobsedeerd door Moby Dick, de enorme Witte Potvis met gerimpelde snuit, scheve kaak en drie gaten in de staart, die hem vroeger al een been gekost heeft. Achab heeft gezworen Moby Dick te doden. Hij wil hem achtervolgen "tot in de hel als het moet." De bemanning moet hem daarbij helpen, al willen de matrozen, een bont allegaartje van rassen en volkeren, gewoon veel potvissen vangen voor de kostbare traan en het nog veel waardevoller walschot. "Sommigen zijn op de vlucht voor het gerecht, voor liefdesverdriet of de drukte van het vasteland. Sommigen zoeken avontuur of snelle winst. Anderen willen genezen van iets wat ze nooit aan iemand zullen vertellen." Het schip zwerft over de zeven zeeën op zoek naar Moby Dick. De bemanning krijgt te maken met tempeesten, met spannende jachtmomenten, met het zware werk aan boord, met vreemde gebeurtenissen op het schip, met de dwingelandij van Achab, met eenzaamheid en bijgeloof. Bij Ismaël wekt dat vragen als: "Maakt de verlatenheid van de oceaan alles griezeliger dan het is? Stijgen uit zijn peilloze diepten nevels op die de menselijke geest vertroebelen? Is de mens wel geschikt voor eindeloze horizonten?" Hij houdt zijn eigen logboek bij, waarin hij zijn "ervaringen, gevoelens, gedachten, waarnemingen, gesprekken" op papier zet, voor later, vooral voor hemzelf. "Maar ook voor wie ze zou willen lezen." Uiteindelijk heeft de laatste 'veldslag' tussen Achab en Moby Dick plaats. Daarbij komen Achab en de hele bemanning om, behalve Ismaël. Moby Dick blijft de wereldzeeën teisteren.
Ed Franck heeft Melvilles boek niet vertaald, maar bewerkt. Hij heeft het tot ongeveer een achtste ingedikt, zich toespitsend op het verhaal, veel wijdlopige beschrijvingen en technische details weglatend en de vaak erg uitweidende stijl verdichtend. Melville, die overigens ook dorpsonderwijzer én walvisvaarder geweest was, wou immers meer dan een verhaal vertellen: hij wou de lezer ook heel veel kennis voorschotelen. Zijn boek bevat bv. een heuse uitgebreide wetenschappelijke verhandeling over de walvis. In het "Nawoord" licht de bewerker zijn ingreep toe. Hij heeft de informatie in het boek "uitgezuiverd en in de verhaallijn opgenomen", maar wel zo dat de lezer nog steeds een rijk beeld krijgt van de walvis, het leven op een walvisvaarder, de jachttechnieken en de walvisvangst zelf, het verwerken van het dode dier, enz. De 135 "chapters" van Melvilles boek heeft hij ingekort tot twee boeken: een kort eerste boek over de voorgeschiedenis van de jacht op Moby Dick en een langer tweede over de jacht zelf. Een voorbeeld van Francks verdichting: "De nachten zijn aangenaam voor de uitkijk in de masttop. Soms lijkt de zee een kristallen kelk vol koele drank." als weergave van het wel erg bewerkte, en daardoor gedateerde, "The warmly, cool, clear, ringing, perfumed, overflowing, redundant days were as crystal goblets of Persian sherbet, heaped up -- flaked up with rose water snow. The starred and stately nights seemed haughty dames in jewelled velvets, nursing at home in lonely pride, the memory of their absent conquering Earls, the golden helmeted suns!"
Franck tekent Achab als een geteisterd man, goddeloos en tegelijk goddelijk in zijn gedrevenheid en wraakzucht, verschrikkelijk humeurig, opstandig tegen het lot, zonder medegevoel heersend over zijn bemanning. Hij huist in zijn kajuit "als de laatste grizzlybeer in het Missourigebied" en dwingt, als hij met zijn poot uit walvisbot over het dek hinkt, alle opvarenden ertoe te doen wat hij wil. De Ouwe Donder glimlacht nooit, is ongevoelig voor het leed van een ander en "wroet als een blinde mol in zijn eigen gepijnigde ziel". Als hij de bemanning op gewone potvissen laat jagen, is dat alleen om ze ertoe te kunnen brengen de ultieme strijd met de Moby Dick aan te gaan. Hij is de manipulator bij uitstek, die de bemanning zo kan toespreken dat ze naar hem opziet "zoals wolven hun leider aankijken, voor hij zich aan het hoofd van zijn troep vastbijt in het spoor van de buffel." Bij Ismaël wekt dat "het gevoel dat hij met een feilloze hand een raderwerk in beweging had gezet. Als hoopjes buskruit hadden wij allemaal voor hem gestaan en hij was de lucifer. Een lucifer die desnoods zichzelf zou opbranden in de jacht op zijn Vijand." Uit hoefnagels van renpaarden en vlijmscherpe scheermessen smeedt hij zijn eigen harpoenhaken en hij doopt ze magisch met het bloed van zijn matrozen, als in een "duister treurspel", waarin hij de protagonist is. Achab is zo fascinerend dat stuurman Starbuck, zijn enige antagonist, hem niet kan doden als hij daartoe de kans krijgt, al beseft hij dat de kapitein zoveel levens op het spel zet. Slechts een keer toont Achab zijn innerlijke pijn, zijn spijt om de veertig jaar op zee, met niets dan droge zoute kost en met een ziel die langzaam verdort. Hij voelt zich een speelbal in de handen van een macht die te groot is voor de kleine mens en hij meent dat hij moet handelen op bevel van het noodlot. Daarbij hoopt hij dat de dood hem uit zijn lijden zal verlossen. Verblind door religieus fanatisme ziet Achab in Moby Dick meer dan de potvis die zijn been afgebeten, vermorzeld en verslonden heeft. Hij is de incarnatie van het Kwaad in de wereld, dat vernietigd moet worden om de mensheid te redden. Ismaël vermoedt in Achabs veldtocht tegen Moby Dick zelfs een fundamenteel verzet tegen de Schepper, omdat hijzelf beperkt is. Moby Dick is de goddelijke tegenstander die hij zichzelf geschapen heeft. Het fiasco van de jacht voor hemzelf en de bemanning bewijst de nietigheid van de mens en de uitzichtloosheid van zijn hoogmoed.
De ikfiguur Ismaël schrijft wat hij meemaakt onmiddellijk na het gebeuren op, in de tegenwoordige tijd, voor later maar ook om zijn eigen angst te bezweren. Hij is dus even onwetend over de afloop van de jacht als de lezer, die zich daardoor sterker bij het verhaal betrokken voelt. Ismaëls notities zijn alleen chronologisch geordend maar zonder datum, want "de tijd verliest zijn belang in de eindeloosheid van het water en de lucht". Wel scheidt een witregel de notities van elkaar. Ismaël is constant beschouwer van wat er gebeurt (in tegenstelling tot Melvilles boek, waarin de auteur zelf vaak informatie verschaft of als alleswetend verteller de gebeurtenissen beschrijft), maar hij houdt zich niet op de achtergrond. Hij werkt gewoon mee als matroos, ook bij de zwaarste of vieste karweien, en zorgt er ook voor dat hij op belangrijke momenten in de buurt van Achab is. Altijd draagt hij zijn reisdagboek, in waterdicht zeildoek gewikkeld, op zijn borst en hij voelt dat hij daarom gered werd, dat hij slechts ontkomen is om alles te vertellen.
Naast Achab en Ismaël krijgt vooral de Polynesische harpoenier Queequeg veel aandacht, een 'edele wilde', de trouwe vriend van Ismaël, gelovig, moedig, precies en onvermoeibaar in zijn werk, een man die zonder reserve zijn leven waagt voor anderen.
Vandaag is de walvisvangst een erg omstreden industriële bezigheid, waarbij de walvis geen schijn van kans meer heeft om te ontsnappen aan de dood, maar in dit boek ligt het helemaal anders: "De walvisvangst, vanuit een wankele sloep en met een geworpen harpoen, is een open gevecht, waarbij ook de jager het leven kan verliezen." En iedereen kon het nut ervan persoonlijk ervaren, bv. in de Amerikaanse steden waar toen vrijwel alle straatverlichting op walvistraan werkte.
Er komen bijna uitsluitend volwassen mannen in dit boek voor -- de kajuitsjongen Pip, die gek wordt als hij een tijdje op open zee alleen achtergelaten is, vormt de uitzondering -- maar toch boeit dit boek zeker ook jongeren, door zijn uitzonderlijke personages, de strijd van de mens tegen het geweld van de zeeën, tegen het grootste schepsel op aarde, tegen het lot. Telkens weer krijgt de lezer zinnen of hele passages onder ogen die hij zo zou willen overschrijven of uit het hoofd leren. Dat ligt natuurlijk ook aan de uitgekiende, verzorgde stijl van de bewerker. In enkele regels tekent hij een personage: "Daggoo, een van de drie harpoeniers, is een norse, reusachtige, koolzwarte neger, rijzig als een giraf. Als een blanke voor hem staat, lijkt die wel een witte vlag die om overgave komt smeken. Aan zijn oren hangen grote gouden ringen, en hij loopt met de tred van een leeuw." Schetst hij een landschap: "Uren later meerden we aan in Nantucket. Het is een zanderige molshoop in de oceaan, waar volgens de plaatselijke lolbroeken zelfs onkruid niet vanzelf groeit, het hout schaarser is dan de splinters van Jezus' kruis, de mensen paddestoelen kweken om schaduw te hebben en drie grassprieten al een lusthof vormen.", of tovert hij een kudde walvissen op het papier: "In deze eindeloze dagen verblijf ik nog het liefste in de masttop, in de hoop een troep walvissen rustig te zien zwemmen. [...] een van de verrukkelijkste dingen van de schepping. Soms aaien ze de zee [...]. Teder en meisjesachtig zacht, met een fluwelen bevalligheid, strijken ze dan hun staart over het wateroppervlak heen en weer. En soms stoeien ze met de zee: ze werpen hun brede staartvlakken hoog in de lucht en laten ze met een donderende klap op het water beuken. Een kanonschot is er niets tegen [...]. En plots buigen ze dan hun staart tot een krul onder hun lijf, zwiepen hem naar achteren en verdwijnen in volle vaart, met springende bewegingen."
Dit boek bewijst overtuigend dat 'klassiekers' echt voor de jeugd bewerkt kunnen worden tot mooie boeken die overigens ook volwassenen leesplezier bezorgen. In zijn nawoord over Herman Melville en Moby Dick geeft Ed Franck interessante toelichting bij zijn bewerking (o.m. over het vertelperspectief, de inkorting van het boek, het gewijzigde taalgebruik). [Herman De Graef]
Redactie
Bewerking van het 150 jaar oude boek van Melville, waarin de strijd wordt beschreven tussen kapitein Achab en diens aartsvijand de witte potvis, in de troebele geest van Achab personificatie van het kwaad. In tegenstelling tot in het origineel wordt in deze tot 1/5 ingekorte versie het gehele verhaal verteld door de ogen van een bemanningslid, Ismael. Door nauwkeurige vertalingen van tekstfragmenten waar nodig te mengen met informatie die door Melville in aparte hoofdstukken werd gegeven blijft de sfeer van het origineel goeddeels bewaard. Deze en andere veranderingen worden in een nawoord door Franck verantwoord. Resulteert een voor de jeugd redelijk vlot lezend avonturenverhaal, waarin ze kennis kan nemen van een van de klassieken uit de wereldliteratuur, en van de historische walvisvaart (Melville's verheerlijking daarvan is door bewerker genuanceerd). Vanaf ca. 13 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.