Verzen als leeftocht : over Gerrit Kouwenaar
A.L. Sötemann
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff, cop. 2003 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : NEDERLANDS 855 SOET |
31/12/2003
Vanaf 1993 schreef Guus Sötemann, de éminence grise van de neerlandistiek, met grote regelmaat een aantal essays voor het algemeen-culturele tijdschrift Ons Erfdeel, waarin hij haast vergeten dichters opnieuw voor het voetlicht bracht; daarmee bouwde hij voort op een paar eerdere bijdragen voor hetzelfde tijdschrift. Nu, na het overlijden van de wetenschapper, achtte de redactie het opportuun om deze bijdragen te bundelen tot een mooi en bijzonder boeiend boek. Het dient gezegd, Sötemann beheerste als geen ander de kunst om wetenschappelijk onderzoek te combineren met een boeiend verhaal. Nog veel meer dan in zijn eigenlijke wetenschappelijke bijdragen vond hij in deze essays (geschreven na zijn universitaire carrière) een mogelijkheid om zowel zijn gezaghebbende eruditie als zijn enthousiasme als lezer te te uiten. In deze opstellen -- die dichters behandelen als Henriëtte en Adriaan Roland Holst, Boutens, Pierre Kemp, Richard Minne en Jan van Nijlen -- spreekt telkens een eerlijk oordeel over de betreffende dichters. Ze worden gesitueerd in het landschap van hun tijd, maar tegelijk weet Sötemann die externe informatie te integreren in het verhaal van hun literaire werk. Voortdurend worden uit hun oeuvre markante strofen en verzen geciteerd en bondig gecommentarieerd, in die mate dat de lezer meestal verlangt naar meer. Toch weet de auteur, en hij is zich daarvan bewust, niet alle door hem besproken dichters opnieuw 'leesbaar' te maken. Vooral het essay over de poëzie van Marnix Gijsen springt in dit opzicht naar voren. Misschien zijn veel van deze dichters nog slechts namen (al is dit toch wel een erg pessimistische inschatting van figuren die nog steeds een goede reputatie genieten), maar in dit boek worden ze alleszins opnieuw figuren in reliëf. Menig literatuurhistoricus kan er dan ook slechts van dromen dat hij ooit ditzelfde mag realiseren. Als lezer kan men daar enkel innig dankbaar om zijn. [Dirk De Geest]
T. van Deel
Sötemann (1920-2002), de eminente hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde, bestudeerde de literatuur niet alleen, maar had er ook een persoonlijke verstandhouding mee, vooral met poëzie. Zijn smaak bleek uit de keuzes die hij maakte: Leopold, Boutens, Bloem, Nijhoff, Kouwenaar. De laatste tien jaar van zijn leven herlas hij 'dichters die nog maar namen lijken' en in Ons Erfdeel deed hij onder die kop heel empathisch verslag van zijn bevindingen. Deze essays zijn, gelukkig, nu gebundeld en voorzien van een geschreven portret van Sötemann door Kees Fens. Het zijn geen ophemelende stukken, maar juist herwaarderingen die proberen te bewaren en toe te lichten wat vroeger hoog genoteerd stond en nu in de vergetelheid is geraakt. Elk stuk begint met deze reputatiegeschiedenis en eindigt met de vaststelling dat 'nadere of hernieuwde kennismaking met dit werk' toch beslist de moeite loont. Op waardig enthousiasmerende wijze, met veel overtuigende citaten, bepleit Sötemann het volle bestaansrecht in onze literatuur en in onze huidige leespraktijk van: Minne, Boutens, Henriëtte Roland Holst, Engelman, Werumeus Buning, Van Nijlen, Verwey, Prins, Van Vriesland, Kemp, Gijsen en A. Roland Holst. Voorbij? Nee, niet voorgoed voorbij, wat Sötemann betreft en hij heeft het gelijk aan zijn kant.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.