De glazen stolp
Sylvia Plath
Sylvia Plath (Auteur), Lucienne Stassaert (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wagner & Van Santen, 2003 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : PLAT |
31/12/2004
Het Nederlands is een vruchtbare taal voor poëzie. Sinds 2000 moeten er voorzichtig geschat meer dan 1000 bundels verschenen zijn. Dat het beschikbare aanbod het publiek meer dan zoet houdt, suggereert het relatief kleine volume aan vertalingen. Tegenover elke vijf of meer Nederlandstalige bundels kan er met moeite een vertaling geplaatst worden. Ietwat bevreemdend, aangezien het aanbod van vertaald proza meer dan twee keer zo groot is dan wat Nederlandstalige prozaschrijvers bij elkaar pennen. Als we dan zien dat meer dan twee derden van het vertaalde proza oorspronkelijk Engelstalig is, dan groeit het besef dat binnen ons poëzie-aanbod het uitgestrekte Engelse taalgebied slechts marginaal aanwezig is. Van de paar honderd vertalingen die dit millennium verschenen, zijn er met moeite enkele tientallen uit het Engels vertaald.
Om het aanbod van vertaalde poëziebundels uit het Engels van de laatste jaren binnen het grotere geheel in kaart te brengen, dwingt zich een fragmentaire literatuurgeschiedenis van de Engelstalige poëzie op. Uitgangspunt is de naoorlogse Britse poëzie (1945 tot nu), met enkele vertakkingen naar Amerikaanse, Ierse en andere Engelstalige dichters. Een aantal Engelstalige primaire en secundaire uitgaven helpen het panorama te verbreden. Het boekwerk dat als de bijbel van de moderne Engelstalige poëzie beschouwd kan worden, is ongetwijfeld The Oxford companion to 20th-century poetry van Ian Hamilton, dat op zijn beurt de basis vormt van heel wat poëzielemma's uit de Engelstalige Wikipedia-encyclopedie (http://en.wikipedia.org).
The New Romantics
De belangrijkste stroming binnen de naoorlogse poëzie van de jaren '40 zijn de New Romantics. Schrijvers als Dylan Thomas (1914-1953), George Baker en W.S. Graham kwamen in opstand tegen het classicissme van de zgn. New Country-dichters (bv. W.H. Auden). Gerard Manley Hopkins, Arthur Rimbaud, Hart Crane en het woordspel van James Joyce waren hun grote voorbeelden. In het spoor van de 50e verjaardag van Dylan Thomas' overlijden, verscheen vorig jaar een nieuwe biografie van Andrew Lycett: Dylan Thomas, a new life. De nadruk ligt op het leven van Thomas -- niet het werk -- dat zeer gedetailleerd opgevolgd wordt. Bij een dronkaard en vrouwenloper als Dylan Thomas rol je dan ook gauw van het ene drinkgelag of bed in het andere. Intrige wordt verzekerd door de haat-liefdeverhouding tussen Thomas en zijn vrouw (annex surrogaatmoeder) Caitlin, die hem wel eens met een fles op het hoofd timmerde. Deze tragedie van een aangekondigde dood weet de verschillende persoonlijkheden van Thomas bloot te leggen. Van de andere kant ontbreekt het oeuvre en de tijdgeest om het leven in een breder kader te situeren. In die zin blijft Paul Ferris' Dylan Thomas (1977, nieuwe editie 1999) de standaardbiografie. Dylan Thomas is een van de weinige belangrijke 20e-eeuwse dichters die bekend zijn bij een breed publiek dankzij gedichten als 'And death shall have no dominion' en 'Do not go gentle into that good night'. Door tegen de stroom in emotionele en lyrische poëzie te brengen, maakte hij zich bij de critici weinig geliefd. Robert Graves noemde hem "a demagogic Welsh masturbator who failed to pay his bills". Dat Dylan Thomas' poëzie, meer dan vijftig jaar na zijn dood, nog leeft, bewijst de bloemlezing uit zijn dichtwerk die in voorbereiding is bij Wagner & Van Santen i.s.m. met het PoëzieCentrum.
The Movement
Met het verschijnen van de anthologie New lines (1955) trad The Movement voor het eerst als een losse groep naar voren (De andere dominante dichtersgroep van de jaren '50 is The Group: een meer formele groepering van dichters onder het voorzitterschap van Philip Hobsbaum). Thomas Hardy was het grote voorbeeld, terwijl modernisme en internationalisme werden verguisd. Dichters als Philip Larkin (1922-1985), Elizabeth Jennings en Thom Gunn werden met de kern van de groep geassocieerd. Larkin was de motor achter de herwaardering van Hardy's dichtkunst, die zijn eigen volwassen poëzie sterk beïnvloedde. De bundels The less deceived (1955), The Whitsun weddings (1964) en High windows (1974) vormen het hoogtepunt van zijn oeuvre. Het mag dan ook niet verwonderen dat Harry de Vries' selectie van een twintigtal gedichten in de bloemlezing Sneeuw valt op een zondag in april voor meer dan 90 procent uit die drie bundels put, aangevuld met enkele gedichten uit het verzameld werk. Larkin, die een carrière als universiteitsbibliothecaris uitbouwde, stond huiverachtig t.o.v. een academische loopbaan en een theoretische benadering van zijn poëzie. "Het is fataal om vast te stellen, in intellectuele zin, wat goede poëzie is, omdat je dan verplicht bent zelf zo te schrijven, in plaats van de gedichten die alleen jij kunt maken." Met het oog op de lezer combineerde Larkin onopvallend alledaags taalgebruik met klassieke vormgeving. Zijn populariteit maakte dat hij werd gevraagd als poet laureate, maar hij liet de eer aan Ted Hughes.
The Extremist Art Poets
De Britse dichter Al Alvarez introduceerde het begrip 'Extremist Art' om het werk van de Amerikaanse dichteres Sylvia Plath te duiden. Onder die noemer werden ook Britse dichters als Ted Hughes en Francis Berry bij elkaar gebracht. De tragische relatie tussen Sylvia Plath (1932-1963) en Ted Hughes (1930-1998) blijft het publiek intrigeren. Eind vorig jaar ging de film 'Sylvia' in première, met Gwyneth Paltrow als Plath. Dochter Frieda Hughes, zelf een verdienstelijke dichteres (De stenenraapster, Wereldbibliotheek, 2002), beschuldigde de makers van lijkenpikkerij. Na het overlijden van Ted Hughes werden twee ton nota's, brieven en manuscripten geschonken aan de Emory University van Atlanta. Dat materiaal vormt de basis van Diana Middlebrooks biografie Her husband : Hughes and Plath : a marriage (wordt binnenkort vertaald bij Meulenhoff als Ted Hughes, haar echtgenoot). Daarin weet ze o.m. de zelfmoord van Plath te reconstrueren en de manier waarop Hughes met haar dood omging. Opvallend is dat de diepgewortelde visie van de ontrouwe Hughes, de dader, die Plath, het slachtoffer, tot zelfmoord dreef, verlaten wordt. Middlebrook schildert een passionele relatie waarin verantwoordelijkheden, huishoudelijk werk en de opvoeding van de kinderen samen gedeeld werden. Er is een sterk contrast tussen het beeld van Plath dat uit haar dagboeken naar voren komt en de turbulente vrouwelijke woede en geest uit haar poëzie. Plaths verpletterende poëzie -- "macaber en hallucinerend, maar ook vol ironie en vernuft en bovenal met een sterke emotionele kracht" -- speelde een belangrijke rol in de mythevorming rond haar figuur. Zelfs na de scheiding dwong het literaire talent van Hughes bewondering af bij Plath. Hij groeide uit tot de grootste Britse dichter van zijn generatie. Voor zijn bundels Vertellingen naar Ovidius (1997) en Verjaardagsbrieven (1998 -- over zijn relatie met Plath) werd hij bekroond met de Whitbread Book of the Year Award. Verjaardagsbrieven, tevens bekroond met de T.S. Eliot Prize en de Forward poetry Prize, is waarschijnlijk de meest gelauwerde poëziebundel uit de Britse geschiedenis. Plath zelf debuteerde in 1960 met de bundel Colossus, maar het gros van haar werk werd postuum gepubliceerd. Ariel (1965), samengesteld door Ted Hughes, is veruit haar populairste bundel. Naar aanleiding van de film 'Sylvia' verscheen een tweetalige vertaling van Anneke Brassinga. Het bevat een nawoord van Hughes over de ontwikkelingsgang van het gedicht 'Sheep in Fog'. Wie een omvattender beeld wil krijgen van Plaths poëzie heeft een kluif aan de tweetalige bloemlezing Zie, de duisternis lekt uit de scheuren. Naast de twee bovengenoemde bundels werd geput uit Crossing the water en Winter trees (beide 1971). Een nawoord volgt haar leven en werk. Voor The collected poems (1981) won Sylvia Plath postuum de Pulitzer Prize voor poëzie in 1983. Haar werk wordt vaak vergeleken met de poëzie van haar Amerikaanse studiegenoot Anne Sexton (Kreupel hart, Wagner & Van Santen, 2001), die ook zelfmoord pleegde.
The Northern School
De jaren '60 en '70 waren een woelige periode voor de Britse poëzie. Een grote verscheidenheid van groepen en subgroepen, later bij elkaar geplaatst onder de noemer British Poetry Revival (1960-1975), experimenteerden erop los en verwerkten allerlei invloeden. Al Alvarez' poëzieanthologie The new poetry (1962) werd gezien als een nieuw vertrekpunt. Daarbij werd de Amerikaanse stijl verheerlijkt; een infuus om de deftigheid van de toenmalige Britse poëzie te verdringen.
In de jaren '60 verschuift het zwaartepunt van de Britse poëzie ironisch genoeg naar Noord-Ierland. Philip Hobsbaum, die een tijd lang les gaf in Belfast, had een belangrijke invloed op het ontluikende Noord-Ierse talent. In het spoor van de Noord-Ierse onlusten van de jaren '60 kwamen een aantal Ulsterse dichters onder de aandacht van het publiek en de critici. De bekendste die uit The Northern School voortkomen, zijn Michael Longley, Seamus Heaney (na Het eerste koninkrijk : een keuze uit de gedichten 1966-1996 (Meulenhoff, 1996) verschijnt eind dit jaar bij dezelfde uitgeverij een nieuwe bloemlezing van Heaney: Elektrisch licht, met een keuze uit de gedichten van 1991 tot 2002) en later Paul Muldoon. Hun engagement om het worstelende Ierland te verbeelden werd in de verf gezet. Muldoon (geb. 1951), die in 1987 naar de Verenigde Staten verkaste, heeft lang in de schaduw van zijn vriend Heaney gewerkt. Maar dankzij de Pulitzer Prize 2003 voor zijn recentste bundel Moy sand and gravel (2002) staat hij nadrukkelijker in de schijnwerpers. Muldoon won de T.S. Eliot Prize voor de bundel The annals of Chile (1994). Doorgaans schrijft hij vrij korte gedichten, maar zijn moeilijkste gedicht Madoc (1990) beslaat een volledig boek. Muldoon is geen gemakkelijke auteur: verwijzingen, woordspelingen en het losjesweg vermengen van obscure en archaïsche woorden staan een relaxte lectuur in de weg. De laatste vijf jaar bekleedde hij de prestigieuze leerstoel voor poëzie aan Oxford University.
Martian Poetry
Craig Raines (geb. 1944) faam als dichter berust in de eerste plaats op de bundel A Martian sends a postcard home (1979), waarmee hij zijn reputatie maakte als gebruiker van vreemde beelden en metaforen gezien vanuit een buitenaards standpunt. Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de 'Martian School of poets' (1979-1985), waartoe ook Cristopher Reid gerekend wordt. Maar later evolueert Raine naar een meer narratieve en autobiografische poëzie. Zijn bejubelde, epische gedichtenbundel Geschiedenis : de amateurfilm (De Arbeiderspers, 1999) vormt een orgelpunt in zijn uitermate originele oeuvre. Het is een kroniek van de voorbije eeuw aan de hand van de intieme geschiedenis van twee families: enerzijds Raines eigen, Engelse roots en anderzijds de naar Engeland geëmigreerde Russische familie van zijn vrouw Lisa, een afstammelinge van de Nobelprijswinnaar Boris Pasternak.
The New & Next Generation Poets
In het spoor van 'Granta's' tweede selectie van de Best of Young British Novelists (1993) lanceerde het tijdschrift 'Poetry Review' de New Generation Poets (1994), een selectie van de 20 beste Britse dichters, jonger dan 40 (de laat debuterende Pauline Stainer (geb. 1941) werd niet naar haar leeftijd gevraagd). Het initiatief gaf de nieuwe Britse poëzie een publiek gezicht en een aantal dichters als Simon Armitage, Lavinia Greenlaw en Don Paterson worden intussen tot de absolute top gerekend. Voldoende redenen om in 2004 de Next Generation Poets voor te stellen. Leeftijd is van geen belang meer, de interessantste debutanten van de voorbije tien jaar werden geselecteerd. Diversiteit is het sleutelwoord en opvallend is dat kleine, provinciale uitgeverijen als Bloodaxe, Carcanet en Smith Doorstop een belangrijk aandeel van het nieuwe talent voor hun rekening nemen. De betere poëzie is niet langer het monopolie van grote Londense uitgeverijen als Faber and Faber, Jonathan Cape en Picador.
Er werd nogal wat moeite gedaan om een evenwicht te bewaren tussen de beide geslachten (11 vrouwen en 9 mannen). Dat contrasteert schril met de enkeling, Patience Agbabi met name, die de bloeiende Britse multiculturele poëzie moet vertegenwoordigen. Het ontbreken van belangrijke namen als Roddy Lumsden en Forward Poetry Prize-winnaars (beste debuut) Kate Clanchy en John Stammers werpt bovendien een schaduw op deze selectie. Hoewel er al prozawerk van dichters als Tobias Hill en Owen Sheers vertaald werd, zal het nog enige tijd duren voor de Next Generation Poets aan een Nederlandstalig publiek voorgesteld worden. Het zijn een aantal New Generation Poets die pas een kleine tien jaar na hun lancering vaste voet krijgen in de Lage Landen. Een verdienste die volledig op conto van uitgeverij Wagner & Van Santen te schrijven is. De spits werd vijf jaar geleden al afgebeten met Jamie MacKendricks Een versteende dierentuin, maar de doorbraak komt er met vertalingen uit het werk van Moniza Alvi en Don Paterson. Als we hierbij de geplande uitgave rond het werk van Carol Ann Duffy tellen, weet Wagner & Van Santen in zijn eentje een vijfde van de selectie te ontsluiten. In afwachting van Duffy en meer introduceren we hier een original van Simon Armitage. Hij is bij ons intussen bekend dankzij zijn prozadebuut Talisman. Drie portretjes van New Generation Poets:
De Britse Moniza Alvi (geb. 1954) is Pakistaanse van geboorte, maar emigreerde als baby naar Engeland. Als kind van een Engelse moeder en een Pakistaanse vader genoot ze een erg Engelse, christelijke opvoeding in Hertfordshire. Pas later begon Alvi haar band met Pakistan te exploreren, maar ze lijkt er geen identiteitsgevoel aan te verbinden. Alvi wil dan ook aan het label zwart-Britse of Indo-Engelse literatuur ontsnappen, waarmee de critici haar gemakshalve bestempelen. Haar jeugd, vaak verbeeld door de ogen van een kind, roept vooral de sfeer op van een verdwenen Engeland uit de jaren '50. Alvi heeft een fascinatie voor de donkere sprookjeswereld en neigt steeds sterker naar het surrealisme. Haar debuutbundel The country at my shoulder (1992 -- nominatie T.S. Eliot Prize en Whitbread Poetry Award) en A bowl of warm air (1996) verschenen nog bij de stopgezette, vermaarde poëziereeks van Oxford University Press. Sindsdien publiceert Alvi bij Bloodaxe, waar de bundels Carrying my wife (2000 -- bevat naast nieuw werk ook de twee vorige bundels) en Souls (2002 -- Cholmondeley Literature Award) verschenen. De titel van de bloemlezing Het land aan mijn schouder verwijst naar haar debuutbundel, maar bevat voornamelijk materiaal uit de eerste drie bundels, aangevuld met slechts twee gedichten uit Souls.
De Schotse muzikant Don(ald) Paterson (geb. 1963) -- vooral bekend van de groep Lammas (fusion van jazz en keltische folk) -- wist uit een relatief klein oeuvre van een viertal bundels een groot rendement te putten. Zijn alom geprezen debuut, Nil Nil (1993), leverde hem o.m. de Forward Poetry Prize voor het beste debuut op. De prestigieuze T.S. Eliot Prize volgde voor zijn tweede bundel God's gift to women (1997) en zijn recentste, Landing light (2003), leverde de dubbelslag van een (tweede) T.S. Eliot Prize (een primeur!) én de Whitbread Poetry Award op. De pas verschenen bloemlezing, In zo'n intieme ballingschap, put bijna uitsluitend uit Landing light, waarvan ongeveer de helft van de gedichten vertaald werd. Paterson neemt zijn tijd om te schrijven, doorgaans heeft een gedicht een incubatieperiode van een jaar voor het gefinaliseerd wordt. Vaak lijken de gedichten zelf die 'wordingsreis' te verbeelden met overgangen en veranderingen binnen het reizende ik. Of beter, meerdere ikken, want Patersons oeuvre wordt gekenmerkt door abrupte sprongen in stem en perspectief. Landing light is een gevarieerde bundel, die de ene keer zeer toegankelijk en direct is, op het emotioneel rauwe af, en dan weer obscuur vol toespelingen.
Simon Armitage (geb. 1963) groeide op in Yorkshire, de thuishaven van Ted Hughes, waarmee hij een creatieve hang naar het noordelijke dialect deelt. Voor hij zich definitief als dichter en redacteur profileerde, stapte Armitage in de voetstappen van zijn vader als reclasseringsambtenaar. Hij debuteerde in 1988 met de lovend ontvangen bundel Zoom!, maar zijn tweede boek Kid (1992 -- Forward Prize) lanceerde hem voor een breder publiek als 'Most Promising Young Poet'. Armitage heeft een zevental bundels op zijn naam staan, waarvan de eerste zes de basis vormen van zijn Selected poems (2001). Werken als Zoom!, The Dead Sea poems (1995) en CloudCuckooLand (1997) werden genomineerd voor de Whitbread Poetry Award. Zijn laatste bundel, The universal home doctor (2002), moest het in de running voor de T.S. Eliot Prize afleggen tegen Alice Oswald (Dart). De populariteit van Simon Armitage ontlokt koppen als "saviour of poetry", "poetry's pin-up boy", "poet laureate-in-waiting". Hij wordt dan ook getipt als de opvolger van poet laureate Andrew Motion. De slogan 'Poetry is the new rock 'n roll' is hem als stand-up performance-dichter op het lijf geschreven. Maar naast toegankelijk entertainment en improvisatie brengt Armitage hedendaags realisme en artistieke sérieux in het spoor van W.H. Auden, een van zijn grootste voorbeelden. [Kris van Zeghbroeck]
Drs. Madelon de Swart
Deze keuze uit de enige bundel die de Amerikaanse dichteres (1932-1963) tijdens haar leven publiceerde, 'The Colossus' (1960), en de drie die postuum werden uitgegeven, 'Ariel' (1965), 'Crossing the Water' en 'Winter Trees' (beide 1971), bevat veel belangrijke gedichten, de meeste uit de twee eerste bundels. Steeds staat het Amerikaanse origineel links, de vertaling rechts, 1 gedicht per pagina. In een uitgebreid nawoord van 24 pagina's worden Plaths leven, depressies en ontwikkeling als schrijver belicht. Ze werd bekend door haar roman 'The Bell Jar' ('De glazen stolp'); pas na haar zelfmoord kwam grote waardering voor haar belangrijke poëzie, die opvalt door originaliteit, intensiteit en bijzondere beeldspraak. Dit is een representatieve selectie die zowel Plaths somberheid als haar humor toont. De vertaling door de Belgische romanschrijfster en vertaalster Lucienne Stassaert, die ook het goede nawoord schreef, is uitstekend, blijft dicht bij het origineel en behoudt de poëzie. Dertien van deze vertaalde gedichten verschenen eerder in de kleinere voorloper van deze bloemlezing 'Mijn uren zijn met schaduw gehuwd' (2000*). Okergeel omslag met witte en gele belettering op bruin fond.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.