Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer
Ilja Leonard Pfeijffer (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2003 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 823 PFEI |
31/12/2003
Het geheim van het vermoorde geneuzel behoort tot het betere poëzie-essay dat ik heb gelezen sinds het heerlijke herverschijnen van het gebundelde werk van Herman de Coninck. Voilà. Om maar meteen met dé obligate vergelijking van wal te steken. Ik was nog zeer jong, en na de ontdekking van die dichter die ook over zijn collega's zeer zinnige dingen wist te zeggen, bleef niets nog hetzelfde.
Dat Pfeijffer met deze bundeling essays en beschouwingen (bijna al deze stukken verschenen eerder in een keure aan literaire tijdschriften, week- en dagbladen) een even grote invloed op jonge lezertjes gaat uitoefenen, wil ik bij evenwel niet voorspeld hebben, daarvoor heeft hij somige eigenschappen te veel, en andere te weinig.
Ilja Leonard Pfeijffer schrijft spannende en verhelderende stukken over eigen en andermans werk, over stromingen, afrekeningen, literaire niemendalletjes en erg grote grootheden. Spannend vaak, omdat hij er telkens opnieuw in slaagt om én onverwachte vergelijkingen te maken, én om een koe een koe te noemen, maar er tegelijk een hond, een kat en nog wat pluimvee bij te sleuren. Waardoor je die koe helemaal anders gaat bekijken... Maar: hij kan het niet laten om enkele mindere eigenschappen, waarover hij in overvloed beschikt, te pas en te onpas ook aan bod te laten komen. Om het met een understatement van jewelste te zeggen: Pfeijffer kan redelijk pedant uit de hoek komen. Bv. dat hij van opleiding graecus is, zal je als lezer geweten hebben. Enerzijds is die opleiding een voordeel: in zijn analyse van een gedicht van Sappho toont hij zich bv. van zijn grootste kant. Minutieus ontleedt hij de verzen, en toont gaandeweg aan dat niets is wat het lijkt; dat die verzen wel eens onverwachte betekenissen zouden kunnen herbergen.
De bundel opent met drie mythen, die eerder bij hun verschijnen al veel stof deden opwaaien in en buiten het literaire circuit. 'De mythe van de verstaanbaarheid', 'De mythe van het spontane meisje' en 'De mythe van de mythe' willen shockeren en bruuskeren, maar ook en vooral komaf maken met verworvenheden en dogma's die gemeengoed zijn geworden. De poëtica van Pfeijffer wil radicaal zijn, of niet zijn. Bv.: poëzie moet verstaanbaar zijn. Elitaire want onverstaanbare poëzie is niet goed. Waarvan Pfeijffer dan overtuigend maakt: hoe onverstaanbaarder hoe beter. Een stelling waarop je natuurlijk erg makkelijk kan worden aangevallen, maar die daarom niet minder waar hoeft te zijn.
Na één gedicht, 'Vuurvogel', waarin hij zijn eigen poëtica opnieuw uit de doeken doet, telt deze bundel nog twee andere delen: één bundeling van geschiedkundige, vaak oudheidskundige beschouwingen, en één bundeling uitweidingen over een rist hedendaagse of toch 20e-eeuwse schrijvers. In dat laatste deel schiet hij nog eens lekker met scherp, op een hele rij grote namen, die hij stuk voor stuk aanvalt, soms verguist en soms beschaafd als te zwak beoordeelt. Serge van Duijnhoven overleeft het amper, Jan Lauwereyns ook, Kopland niet en Warren al evenmin. Van de poëzie van Van Bastelaere en Krol wordt niets heel gelaten, terwijl H.H. Ter Balkt en Zwagerman dan weer met lof van jury naar huis mogen. En natuurlijk kan je dan stellen dat die mitrailleur alleen maar dient om zelf in al je glorie en schoonheid als enige op je slagveld in de kijker te blijven lopen (cf. Van Duijnhoven op het net) -- dat zijn zo van die opmerkingen die een lekker ouderwets poëziedebat wat omlaag halen. [Max Temmerman]
Dr. R.Th. v.d. Paardt
Ilja Leonard Pfeijffer (1968) maakte naam als dichter en prozaïst: hij publiceerde inmiddels drie dichtbundels, een roman en een literatuurgeschiedenis 'De Antieken'. Nu verschijnt van hem een bundel met essays en kritieken, 'Het geheim van het vermoorde geneuzel', die de ondertitel 'Een poëtica' meekreeg. Inderdaad is kenmerkend voor deze stukken (variërend van 3 tot ruim 20 pagina's en eerder verschenen in o.a. NRC, VN en De Revisor) dat P. zijn kaarten als dichter-criticus op tafel legt. Hij is tegen gemakkelijke, snel te consumeren gedichten en voor de complexe, erudiete poëzie. Daarom heeft hij ook essays op zijn vakgebied, de klassieke en meer bepaald de Griekse letteren opgenomen; daarom staan in dit boek ook kregelige kritieken op Faverey, Kopland en de iets positiever bejegende Anna Enquist. Op zijn best is P. als hij mateloos bewondert: het essay over zijn leermeester Lucebert is van een grote, indringende kracht. Ook Hans Verhagen krijgt een enthousiaste bespreking, terwijl hij toch niet zo'n algemeen erkende grootheid is. Van alle opstellen/kritieken geldt dat zij vlot en geestig zijn geschreven. Bevat een index van besproken dichters. Paperback; kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.