Naar een juridische ex post wetsevaluatie in het strafprocesrecht ?
Alain De Nauw (Auteur)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Paleis der Academiën, 2002 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 007 NAUW |
Besprekingen
31/12/2003
Naar aanleiding van het tumult rond de affaire Dutroux raakte de discussie over een hervorming van het strafprocesrecht in een stroomversnelling. Door de Wet Franchimont werden aan het gerechtelijk onderzoek verschillende wijzigingen aangebracht. Zowel dader als slachtoffer kregen meer waarborgen tijdens de duur van het gerechtelijk onderzoek. Zo werd bv. een inzagerecht voorzien voor de burgerlijke partij, werd de invloed van de Kamer van Inbeschuldigingstelling vergroot enz. Door de wet van 11 december 1998 (de zgn. securitaswet) werden dan weer wijzigingen aangebracht aan de verjaring van de strafvordering.
In een lezing gehouden op de vergadering van de Klasse van de Menswetenschappen van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten werd door Prof. Alain de Nauw een eerste evaluatie gemaakt van deze wetswijzigingen in het strafprocesrecht. De tekst van deze lezing werd door de academie uitgegeven onder de titel Naar een juridische ex post wetsevalutatie in het strafprocesrecht?.
De auteur hanteert in zijn studie de drieledige wetsevaluatie, zoals deze door de gezaghebbende specialisten uit het publiekrecht wordt onderscheiden. Dit wil zeggen dat de wetgeving in de eerste plaats wordt geëvalueerd op basis van juridische, wettechnische en legistieke maatstaven. Daarnaast wordt de wetgeving in een tweede plaats geëvalueerd op basis van haar samenhang met andere relevante wetgeving en rechtspraak. Ten slotte gebeurt een derde evaluatie van de wetgeving aan de hand van de effecten die aan de wet moeten worden toegeschreven. Toegepast op het strafprocesrecht staat de auteur voor wat betreft de Wet Franchimont stil bij de pro-actieve recherche en de zuivering van nietigheden op het niveau van de onderzoeksgerechten. Voor wat betreft de wetswijziging met betrekking tot de verjaring van de strafvordering, is de auteur zeer kritisch. Gezien de verjaringswetten de afgelopen jaren steeds strenger werden, stelt de auteur zich terecht de vraag naar wat de waarde van het instituut van de verjaring heden nog is.
In zijn slot pleit de auteur ervoor dat een wetsevaluatie als deze zou worden overgelaten aan onafhankelijke wetenschappelijke instituten. Daarbij moet, nog steeds volgens de auteur, er zorg worden voorgedragen dat deze wetsevaluatie niet te snel na de invoering van de wet komt. Immers zo stelt De Nauw terecht moeten de maatschappelijke actoren in de praktijk eerst de kans krijgen met het nieuwe aangereikte instrumentarium te gaan werken. Essentieel bij dergelijke juridische evaluatie ex post is de wetenschappelijke neutraliteit die aan de dag moet worden gelegd. De auteur waarschuwt in dit opzicht voor de broze wetenschappelijke vrijheid bij wetenschappers die nauw bij het beleid zijn betrokken. Wetenschappers moeten volgens de auteur immers tegengeluiden en kritiek kunnen uitbrengen. [Jan Opsommer]
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.