Is de kerk nog te redden?
Hans Küng
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2003 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 248 KUEN |
31/12/2003
Ongetwijfeld is de Zwitserse priester en theoloog Hans Küng sinds enkele decennia een van de meest vooraanstaande kritische rooms-katholieke theologen. In De katholieke kerk wil hij de kerk van vandaag, vier decennia na het Tweede Vaticaans Concilie, screenen. Hij heeft persoonlijk bittere ervaringen aan de katholieke kerk overgehouden -- hij werd als theoloog uit zijn leerambt ontzet na publicatie van boeken over kerk en pausdom -- maar beschouwt diezelfde kerk tot op vandaag als zijn spirituele habitat, ook al werd hij nog niet gerehabiliteerd.
In al zijn publicaties schermt Hans Küng met de term 'paradigma', in de betekenis van het algemeen kader van de theorievorming, van o.m. de theologie, in een bepaalde periode. Dat kan leiden tot een zekere fixatie, of tot allerlei gevolgtrekkingen vanuit een duidelijk omlijnde stelling of dogma. Hij ziet in de kerkgeschiedenis kernmomenten waarop paradigma's ontstaan die een de-fi-nitieve koers bepalen voor de toekomst. De vroege katholieke kerk verhuist niet alleen van Jeruzalem naar Rome, maar zal snel ook een ommezwaai maken van het joods-semitisch denkpatroon van Jezus en de apostelen naar een Romeins-hellenistisch denken. Hierin ligt reeds het ontstaan van een groeiend anti-judaïsme. De geloofsbelijdenis van de christenen die in de concilies van Nicea en Chalcedon geformuleerd wordt, is volgens Küng een fikse verdraaiing in filosofische denkpatronen, die reeds de kiem dragen van latere spanningen tussen Oost en West in het kerkelijk denken. Onder keizer Con-stantijn en de latere keizers wordt de kerk als staatskerk steeds machtiger, en tijdens de vroege Middeleeuwen verschuift de katholieke kerk in organisatie en theologisch denken naar een rijkskerk. De macht gaat steeds sterker in handen van de paus van Rome vallen, en vanaf de 11e eeuw heeft men te maken met een katholieke rijkskerk die overhelt naar een pauselijke kerk. Pausen gedragen zich voortaan als omnipotente keizers en dulden geen tegenspraak in hun kerkelijke en theologische uitspraken. Als een pletwals gaat de kerk tekeer. Constan-tinopel en de hele oosterse kerk (Oost-Romeins keizerrijk...) worden in 1054 in de ban gedaan; met de Contrareformatie worden in het Westen terechte kritieken op de kerk (1517: Reformatie) tenietgedaan. De kerk en de paus hadden altijd gelijk, de anderen waren fout. In elk hoofdstuk komt Küng tot dezelfde con-clusie: tegen alle mogelijke hervormings-bewe--gingen van onderuit stelde de kerk haar veto, haar excommuni-catie. En bij iedere mogelijke bedreiging leidde die houding tot een versterking van het pauselijk gezag, waarvan geen spoor te vinden is in het Nieuwe Testament, ook niet in de prille jonge kerk. Dit leidde uiteindelijk tot een rampzalig absolutisme van het Vaticaan tegen de gewone gelovige, tegen de plaatselijke kerken en uiteindelijk tegen de wereld. Laten we enkele van Küngs redeneringen van dichterbij volgen.
'Wie is christen?' In zijn kleine catechismus had de exponent van de katholieke antireformatorische theologie, de jezuïet Roberto Bellarmino (overleden in 1621) deze vraag beantwoord met de stelling: "Die-gene die de paus en de door hem aangestelde herders gehoorzaamt". Bellarmino werd in 1930 door paus Pius XI (1922-1939) tot 'kerkleraar' verheven. Uitgerekend deze paus had in hetzelfde jaar in de encycliek Casti conubii rampzalige uitspraken gedaan tegen de geboorteregeling, en in 1928 de encycliek Mortalium animos geschreven waarin hij de katholieken verbood deel te nemen aan oecumenische conferenties. Uitspraken van een paus gelden als 'onfeilbaar'. Zelfs wanneer katholieken van alle rangen en standen er anders over denken, is tegenspraak niet mogelijk.
Het was allang duidelijk hoe defensief Rome vanuit een middeleeuws rooms-katholiek paradigma opereerde. Op het eerste Vaticaans concilie (1869-1870) ging paus Pius IX hevig te keer tegen het modernisme in wetenschap en staatsordening. Toen werden twee pauselijke dogma's gedefinieerd: de paus bezit een wettelijk bindend primaat met betrekking tot de jurisdictie over alle nationale kerken en alle individuele christenen enerzijds, anderzijds bezit hij de gave der onfeilbaarheid bij zijn eigen officieel ('ex cathedra') verkondigde leerstellingen.
Op de vraag wat pauselijke uitspraken met het Nieuwe Testament te maken hebben, ant-woordt Küng kordaat: "Gehoorzaamheid aan God betekent gehoorzaamheid aan de kerk, gehoorzaamheid aan de kerk betekent gehoorzaamheid aan de paus.". En op de bewering dat het in de Middeleeuwen allemaal zo vlot verliep, schrijft hij: "Het middel-eeuwse machtssysteem van de curie kan geen beroep doen op het Nieuwe Testament en de gemeenschappelijke traditie van het christendom van het eerste millennium. Het berust op steeds nieuwe onrechtmatige aanspraken op macht door de eeuwen heen en op vervalsingen die ze juridisch wettigen". Het pausdom haalt volgens Küng zijn gezag vooral uit historische, vervalste documenten. Niemand kan dit tegenspreken: hij toont aan dat de inquisitie tot vandaag in de kerk legio is.
Het pausdom is wereldhistorisch gezien sinds de Reformatie in het defensief geraakt en heeft zichzelf veroordeeld tot de reactie. De katholieke hervorming droeg met het concilie van Trente (1545-1563, met onderbrekingen) het stempel van restauratie. Het was een middeleeuwse geest in een contrareformatorische jas.
Over Vaticanum II (1962-1965) schrijft Küng dat het een baanbrekend en onherroepelijk keerpunt was. Tegenover de Reformatie werd de medeplichtigheid aan de kerkscheuring van de roomse kerk toegegeven: eindelijk werden de andere christelijke gemeenschappen als kerken erkend. Tegenover de verlichting en de moderne tijd ontstond een nieuwe en principieel positieve instelling ten opzichte van de lang verworpen moderne vooruitgang en de seculiere wereld, de wetenschap en de democratie in het algemeen. Zo werden godsdienst- en gewetensvrijheid en de mensenrechten in het algemeen aanvaard. Medeplichtigheid aan het antisemitisme werd toegegeven, gestreefd werd naar een positieve ommekeer in de richting van het jodendom waar het christendom van afstamt. Ook werd gepleit voor een nieuwe constructieve houding ten opzichte van de islam en de overige wereldreligies, en aanvaard dat zelfs atheïsten en agnostici het heil buiten het christendom kunnen bereiken.
Wellicht het interessantste in het boek en het meest vernieuwende -- of aanvullende -- zijn het laatste hoofdstuk 'Heden en toekomst', en vooral de slotbemerkingen. Küng stelt de vraag: "Wat is de diepere oorzaak van het weer sterker wordende auto-rita-ris-me?" Hij bedoelt hiermee rechtstreeks paus Johannes Paulus II aan het begin van het derde millennium. Nadat hij over hem lovende woorden schrijft i.v.m. zijn politieke internationale kijk op de wereld, hekelt hij de binnenkerkelijke stellingen van deze paus. "Het is de Romeinse wil tot macht en het feit dat na Vaticanum I nooit naar het waarom van de zogenaamde onfeilbaarheid van de kerkelijke leer en de pauselijke beslissingen over de leer is gevraagd", zo luidt zijn antwoord. Hij verwijst naar zijn eerder gepubliceerde boeken over het postcon-ciliaire gebeuren: Onfeilbaar, op 18 juli 1970 uitgegeven, precies 100 jaar na de dogmaverklaring van de pauselijke onfeilbaarheid, en De Kerk in 1967, een magnum opus dat in vele talen vertaald wel de basiskerk aansprak, maar niet de inquisitorisch-ingestelde Romeinse middens.
Met dit nieuwe, zeer toegankelijk boek zal hij in het Nederlandstalig gebied, een breed publiek aanspreken en tot nadenken zetten, ook al lijken sommige stellingen controversieel. De auteur lijkt bovendien erg verbitterd over de manier waarop Rome hem op een zijspoor zette.
Soms heeft Küng een wat te snelle perceptie van de geschiedenis: Hadrianus VI, de laatste Duitstalige paus? (157). Over de Vlaamse en Nederlandse begijnen zoekt hij de oorsprong wel in een ver onhistorisch kader. De vertaling is bovendien hier en daar slordig. [Frans L. Van den Brande]
John van Wieringen
Küng is een kritisch katholiek theoloog, die een conflict heeft gehad met Rome. Hij heeft dat conflict op dogmatische gronden gehad en schrijft hierover uitvoerig in zijn zeer lange inleiding. Dit is voor hem een reden, om op een andere manier tegen de kerkgeschiedenis aan te kijken, omdat de gangbare benadering voor hem vaak té loyaal is ten opzichte van het centrum van de kerk. Het levert een kritische en interessante kerkgeschiedenis op, al zou die niet los moeten worden gelezen van de gangbare literatuur waarin de kerkgeschiedenis wordt beschreven, en ook met wetenschappelijke studies moeten worden aangevuld. Het boek heeft namelijk ook de uitstraling, om een kritisch pamflet van 'moderne' katholieken te worden en daarmee zou men de wetenschappelijke invalshoek ontkrachten. Het valt niet te ontkennen dat het persoonlijk conflict van de auteur met Rome doorwerkt in de wijze waarop de geschiedenis van de Katholieke Kerk wordt beschreven. Het boek is echter zeer eenvoudig geschreven en zeer toegankelijk voor de gewone lezer. Zonder meer aan te bevelen, als aanvulling van gangbare kerkgeschiedenissen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.