De jongen, de neushoornvogel, de olifant, de tijger en het meisje
Peter Verhelst
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2003 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : VERH |
Koen Vergeer
i /ul/23 j
Al die grootspraak van destijds betekende vooral dat Verhelst geen stereotiepe dichter wilde zijn, dat wil zeggen: iemand die in keurig verzorgde taaldingetjes iets van gevoel of wereldbeeld verwoordde. Anders zijn: de droom van iedere dichter. Beetje stereotiep toch. Maar de poëzie van Verhelst was anders. In bundels als De Boom N (1994) en Verhemelte (1996) kreeg de lezer een stortvloed van woorden, beelden en regels over zich uitgegoten. Vorm en betekenis werden met het badwater weggespoeld. De lezer hoefde er niks van te snappen, niks van te onthouden, het leek Verhelst enkel te gaan om de energie die uit de zichzelf opblazende taal vrijkwam.
In de poëzie bleven Verhelsts zelfmoordaanslagen echter beperkt tot een klein groepje onuitroeibare connaisseurs, maar in het proza bleek zijn geweld zelfs aan te slaan bij het grote publiek. Biedt proza meer ruimte (dus minder schade) voor stilistisch vuurwerk? Toch liggen Verhelsts proza en poëzie in elkaars verlengde, dus verbaast het niet dat de doodverklaarde dichter nu weer met een dichtbundel komt.
Alaska - het kan haast niet anders met een dichter met een missie -, borduurt voort op het vorige werk; in Verhemelte verkondigde de dichter al dat hij Alaska wilde zijn, et voilà. Opnieuw zijn de al te herkenbare poëtische middelen en trucs ver te zoeken: rijm is uit den boze, prosodie lijkt totaal afwezig, en een metrum is er ook niet. Toch opent en besluit de bundel met een bladzijde waarop alleen puntjes en streepjes staan. Het is een soort kruising tussen morse en metrische notatie, wat erop wijst dat het draait om iets onder/achter/binnen de betekenis van de woorden. Oplettende lezers zien ook dat de code aan het begin de spiegeling is van de code aan het eind - er wordt dus wel degelijk over de vorm nagedacht. En wie nog meer oplet merkt dat de regels in Alaska bol staan van ritme, van dictie (mooi klusje voor taalkundigen om ze eens van een deugdelijke notatie te voorzien). Het beoogde effect is een bezwering, een incantatie op weg naar de hypermystieke zelfvergetelheid die aan het eind van de bundel bereikt lijkt te worden.
Er zit toch wel iets van een chronologie of een opbouw en dus een betekenis in de bundel. Alaska vormt een tweeluik, meldt de dichter in de aantekeningen, met zijn novelle Memoires van een luipaard. Daarin is de schrijver bezig met de perfecte omschrijving van een lichaam, en het lijkt of Alaska het verslag is van het tussentijdse gefröbel en geflikflooi eromheen. Er wordt nogal wat heen en weer gelopen tussen kamers, bedden, afdrukken van lichamen in de lakens. Steeds weer wordt het uittrekken van een jurk herhaald. De gedichten staan (pun intended) stijf van verlangen naar een woeste uitbraak die er ten slotte ook van komt.
Je moet ervan houden. Vooral in het begin van de bundel is het mij wat te gestileerd allemaal, en schiet Verhelst geregeld over de rand van de kitsch. In het vervolg komt meer de wildeman in Verhelst boven:
Het is goed dat het nu is geworden
wat het is geworden,
Helemaal zoals we het als kind,
tegen het raam aan gedrukt,
hadden verzonnen,
Terwijl we naar de branding stonden
te kijken en droomden van handen
Die ook als hamers in het glas
terecht zouden komen.
Van de wind die ons op deze hoogte
oorverdovend tegemoet zou zingen
En dat we de armen maar uit te
strekken hadden om te weten
Dat er een omhelzing bestaat die
eindelijk niets meer te maken heeft
Met wat dan ook.
De dynamische Verhelst is mij liever. Ook in een gedicht als 'Nihil... (Alaska revisited) - ik-vertering2' stampt en dendert Verhelst flink door en voel je de (taal)energie die er in deze poëzie zit, en dat vind ik de charme en de kracht van Verhelsts werk. Maar helaas is het in de bundel dan snel met de dynamiek gedaan:
eindelijk mezelf zoals ik was
ontworpen
vervolmaakt
aan u gegeven
in de gedaante van de pulserende
zaadwitte
lawine
Ten overvloede vermeldt de dichter er nog bij dat het hier gaat om een cumshot - een beetje praecox wat mij betreft.
Jos Joosten
i /ul/03 j
Voor een dode dichter heeft Peter Verhelst een opmerkelijke prestatie geleverd: hij publiceerde dit voorjaar een nieuwe, meer dan honderd pagina's dikke bundel, Alaska . Zijn verscheiden was niet zo onomkeerbaar als verscheidens doorgaans zijn. In 1997 verklaarde de dichter Verhelst zichzelf dood in het tijdschrift De revisor. Dat was zonder twijfel bedoeld als statement tegenover, zoals hij het elders noemde, ,,het volstrekt debiele versjesland''. In De Groene Amsterdammer beschreef hij zijn afscheid van de poëzie wat ernstiger en meer inhoudelijk. Over zijn bundels De Boom N (1994) en Verhemelte (1996) zei hij: ,,Ik merkte dat ik toch nog niet echt die bundel had gemaakt waarmee ik de poëzie kapot had gekregen. [...] Dat deed ik door een zevende bundel te schrijven [ Verhemelte, jj]. Nu kan ik nooit meer een bundel schrijven die verder gaat met de taal, waarin de poëzie zichzelf zo ontzettend ontkent. Die bundel was precies zoals ik heb gewild. Ik kan dan nog wel elk jaar een nieuwe gaan maken, maar dat heeft geen enkele zin. Elk concept is labiel en dient door mijzelf vernietigd te worden.''
Uit deze opmerking blijkt dat het eigenlijk niet mogelijk is om over de afzonderlijke boeken van Verhelst te schrijven. Bij hem hangt alles met elkaar samen. Na beide dichtbundels publiceerde hij inderdaad alleen proza, boeken als Mondschilderingen en Memoires van een luipaard . Die prozateksten neigen echter sterk naar poëzie: ze zijn associatief en eerder beeldend dan verhalend. Met Alaska begeeft Verhelst zich, ondanks zijn doodverklaring, verder op het pad naar de poëzie dan hij de laatste tien jaar ooit is geweest. Wie de nieuwe bundel openslaat, ziet op het eerste gezicht vooral veel ,,echte'' gedichten. In tegenstelling tot Verhemelte , een doorlopend episch gedicht, en De Boom N , met zijn afwisselende, maar toch doorlopende teksten, oogt Alaska veeleer traditioneel en rustig -- dat laatste zowel op formeel als op inhoudelijk vlak -- al wijkt ook hier een aantal teksten af van dat beeld. Zo zijn er in de slotafdeling doorgestreepte teksten afgedrukt (het lijkt stilaan een poëtische trend), wordt een gedicht gelardeerd met morsetekens, worden er voetnoten geplaatst en is de afdeling ,,Chelsea hotel'' een paginalange tekst die aan het proza uit Memoires van een luipaard doet denken.
Die link met Verhelsts recentste prozawerk is niet toevallig. Achterin de bundel staat dat Alaska een tweeluik vormt met de Memoires . Maar zelfs zonder die vermelding hoef je niet lang te zoeken naar het verband tussen beide boeken. Zo lezen we in hetzelfde colofon dat ,,het gros van de teksten naar levend model geschreven'' werd. Voor poëzie doet die schilderkunstige ontlening in eerste instantie wat grappig aan. Maar tegelijk is werken naar ,,levend model'' de obsessieve activiteit van de (mannelijke/vrouwelijke/katachtige) hoofdfiguur in Memoires van een luipaard , met zijn (haar) fenomenologische credo: ,,Wat je ziet is wat je ogen ervan maken.''
Er zijn meer evidente links. Zo is het openingsgedicht van Alaska een als gedicht geordende, vrijwel letterlijke herhaling van de doorlopende tekstbalk bovenaan de pagina's in Memoires : die begint met de slotscène van de novelle en eindigt met de beginregels, zodat ze als het ware een eindeloze cirkelbeweging maken. De poëzieversie in Alaska vertoont in elk geval één opvallend verschil: de slotregel -- de openingszin van Memoires, dus -- is weggelaten, zodat hier de eindeloos repeterende vorm van dat boek opengebroken wordt en nieuwe poëzie kan beginnen.
Hoewel, nieuw. Verhelst grijpt, zoals in zijn hele oeuvre, terug naar allerlei thema's en motieven uit eerder werk. Een motto van de openingsafdeling van Alaska is van de Amerikaanse fotograaf Duane Michals. Pas nu blijkt dat een kernzin uit Memoires een adaptie daarvan is: de ik-figuur beseft in de novelle dat zijn zoektocht naar ,,perfectie'' met ,,al mijn tekeningen niet anders waren geweest dan voorbereidingen hierop: een scherp afgelijnd lichaam dat wegsmelt. Dat ogenblik dat de herinnering het overneemt. En daarna de afwezigheid.'' En daarmee zien we meteen de betekenislijnen waarlangs ook Alaska vorm krijgt: volmaaktheid, lichamelijkheid, herinnering en afwezigheid -- in elkaar afwisselende en uitsluitende bewegingen.
Het verdwijnen van de herinnering tot aan het punt van het totale niets blijkt in Alaska bijvoorbeeld uit het laatste gedicht, dat juist geen afsluitend gedicht is:
er gebeurt niets
alsof het eindelijk achter de rug is
terwijl er geen sprake meer is van een rug
alleen maar rust
tot ook de herinnering aan rust
zichzelf vergeet
hoe dat stralend aan het glimlachen gaat
tot ten slotte ook die glimlach
langzaam
uiterst langzaam
Het bundeleinde opent het perspectief op het totale vergeten.
Dat herinneren en vergeten worden stond in De boom N al in het omkaderde slottekstje, achterin de bundel: ,,ik herinner me niets en zelfs dat niet zelfs niet de wereld en zoals ik de wereld niets meer te zeggen heb heeft de wereld mij op zijn beurt niets meer te zeggen en toch blijven woorden uit mij stromen even nutteloos en even belachelijk vergeet die woorden nu onmiddellijk ik wil door niemand herinnerd worden zelfs niet door mezelf [...].'' Een kernpassage. Het was het slot van de bundel die, zoals bleek uit het interviewcitaat, bedoeld was om de poëzie te vernietigen. Poëzieé n dichter wensen inderdaad afwezigheid. In de bundel zelf plaatste Verhelst een Latijnse vertaling van het tekstje (in een ,,dode taal''), die nu in Alaska opnieuw geciteerd wordt met een veelzeggende aanpassing: als voetnoot bij een lang gedicht waarin Verhelst alle naar hemzelf verwijzende woorden, zoals ,,ik'' en ,,mezelf'', doorstreept. Een hernieuwde poging om de dichter te laten sterven, zo lijkt het.
Toch blijft de vraag of de strijd met (of tégen) de dichter en zijn woorden nu wel gewonnen is. Want woorden blijven het materiaal waaruit ook Alaska bestaat. Die woorden worden bij Verhelst soms buitengewoon fysiek. Na de openingszin van Memoires van een luipaard waarin een ,,buik van een kat'' voorkomt, staat: ,,Je buigt je voorover en je legt de vingertoppen op die woorden. Van links naar rechts. Traag blijf je die zin strelen tot de pels begint te knetteren.'' In Alaska zien we iets soortgelijks, misschien nog wel fysieker. De dichter realiseert zich zijn onmacht: ,,Het was iets, wist je onmiddellijk, wat je nooit zou kunnen benoemen,'' en die onmacht blijft het thema van de passage die volgt:
Dat je dag in dag uit zou zoeken,
Tot zelfs dat zoeken iets onweerlegbaars zou zijn geworden,
Zodat je nooit meer in staat zou zijn, terwijl je, van kop tot teen, niets anders meer kon,
En zelfs dat niet, terwijl vingers die keel van je masseerden tot die woorden
Je letterlijk de keel uit kwamen en je bleek als een inktvis met die woorden in je handen
Naar die handen zat te kijken, hoe die woorden onstelpbaar over je handen bleven
Stromen, even bleek als het lichaam van die man die zich terugtrok.
Het is een heel concrete -- of beter gezegd: letterlijke -- poging om de onoverbrugbare kloof tussen taal en ding toch te dichten (ook het omslag van Alaska thematiseert werkelijkheid en papier: de kaft reageert op lichaamswarmte en toont de telkens ook weer verdwijnende afdrukken van het lichaamsdeel dat het papier raakte). Onontkoombaar blijft dat Verhelst het opnieuw in tekst, in poëzie zelfs, probeert -- opnieuw dus in woorden die ,,even nutteloos en even belachelijk'' zijn, en even onvermijdelijk als instrument voor de dichter. De poëzie vernietigen lijkt dus mislukt, de vernietiging poëtiseren, is het enige alternatief. En de lezer achterlaten met de opnieuw onoplosbare paradox: wat is nu sterker -- de vernietiging of de poëzie?
Marc Ruyters
i /un/11 j
De verrijzenis is echter zeer dubbelzinnig. Nog extremer dan in 'Verhemelte', nog radicaler dan in de succesroman 'Tongkat' werpt Verhelst zich in zijn nieuwe bundel te pletter in de taal. Het zelfverterende verlangen van de spreker heeft een grafische uitwerking gekregen: in gedichten als 'Nihil "(Alaska revisited) - ik-vertering2" en 'Virgo (sum Alaska) lactans' worden de persoonlijke voornaamwoorden in de eerste persoon consequent doorstreept. Als het verlangen te groot is voor woorden, sterft het in de taal. Verhelst is de chroniqueur van deze onbedaarlijke zelfmoord.
'Alaska' bestaat uit tien afdelingen, waarvan sommige opgebouwd zijn uit twintig gedichten en andere uit niet meer dan één gedicht. Wat er precies gebeurt in die verzen, is moeilijk te bepalen, maar de setting is wel enigszins vaststelbaar. Mensen bevinden zich in hotelkamers, liggen op een zomeravond in het gras naar de sterrenhemel te kijken, een man staat op een heuvel. Mensen die verlangen. Maar wat verlangen ze? 'Misschien is alles een vergissing is het doel / niet langer het te vinden maar (gelieve mij) te vergeten', dicht Verhelst in 'My sweet p(rince-moi) / ik-vertering'. In deze bundel streeft alles naar vergetelheid, naar oplossing.
Hoe kun je spreken over verzen die bovenal vergeten willen worden? Je kunt het niet. Je kunt er over schrijven, je kunt ze proberen vast te leggen met beschrijvingen en interpretaties, maar dat werkt niet. 'Alaska' kun je alleen maar lezen, ondergaan, ervaren. Peter Verhelsts schriftuur hengelt naar het onuitsprekelijke, zuivere verlangen dat in elke lezer aanwezig is. In een recent artikel over de receptie van Verhelsts poëzie in het tijdschrift Nederlandse Letterkunde, merkte Dietlinde Willockx op dat in vele recensies van vorige bundels gewag werd gemaakt van een gevoel van verstikking of kortademigheid. Dat is ook het gevoel dat de lezer van 'Alaska' willens nillens overvalt: alsof je een schrijnend tekort aan levensnoodzakelijke zuurstof krijgt, veroorzaakt door een overdonderend teveel aan indrukken, door een taal die zo onvatbaar plastisch is dat ze de vorm aanneemt van handen voor ze je de keel dichtknijpen.
Uitpuren
Wie 'Alaska' leest, ervaart 'Alaska'. Maar dat is precies ook het punt waarop de waarde van deze poëzie in het gedrang komt. Die ontleent zij immers enkel en alleen aan de gratie van een lezer die zich in het zwarte gat wil storten en die zich even aan de wereld wil onttrekken. 'Alaska' verdooft de lezer, brengt hem in een staat van narcose. Maar wat gebeurt er als die lezer het boek dichtslaat en weer mens wordt? Na lectuur blijft er weinig meer over dan een gevoel van diepe leegte. Zeker na de 105 dichtbedrukte bladzijden van 'Alaska', van 'mensen die 's Ochtends / minutenlang blind staan / hijgen van puurheid' en van volkomen afgewende omhelzingen 'die eindelijk niets meer te maken (hebben) met wat dan ook', blijf je ontredderd en murw achter. Eenzaam ook, met een ervaring die je niet in woorden kunt vatten of meedelen. Het is de paradox van de lezer die, tijdens het lezen zelf, deelgenoot wordt van een ervaring, maar na lectuur met lege handen blijft.
Misschien moet Verhelst in zijn poëzie proberen wat hij ook in zijn proza gedaan heeft: uitpuren, herleiden. Misschien moet hij van de 105 bladzijden van 'Alaska' er uiteindelijk maar één overhouden. En dan liefst die waarop het slotgedicht van de bundel afgedrukt staat, met de veelbetekenende titel: 'In paradiso (regained)':
er gebeurt niets
alsof het eindelijk achter de rug is
terwijl er geen sprake meer is van een rug
alleen maar rust
tot ook de herinnering aan rust
zichzelf vergeet
hoe dat stralend aan het glimlachen gaat
tot ten slotte ook die glimlach
langzaam
uiterst langzaam
Voor één gedicht als dit neem ik graag het risico sneeuwblind te worden in de vlakten van 'Alaska'. Maar van zo'n hele bundel word ik echt blind, en dat verzwakt de leeservaring.
Wie niets meer ziet, beweegt zich immers eenzaam in een andere wereld. Alleen wie niet blind is, kan de verblinding als een dreiging ervaren, en de andere wereld als een belofte.
Paul Demets
us/ug/06 a
SPOREN VAN TWEESTRIJD NAAR LEVEND MODEL
Waarom zat Paul Cézanne dagenlang naar de Montagne Sainte-Victoire te kijken? Dat had niets meer met het observeren van een realistisch berglandschap te maken, want voor de Franse schilder was de Sainte-Victoire geen visueel object meer. Hij wachtte tot de berg een gebeurtenis werd. Volgens de Franse filosoof Jean-François Lyotard gaat het hier om de ervaring van het
er is: het oprijzen van de materie zonder vorm, het vormeloze dat zich opdringt in de gebeurtenis. Nochtans, stelt Lyotard, kan men zich het vormeloze niet voorstellen. Want om de materie te vatten, moet je de materie een vorm geven. Daarom moest Cézanne zijn Montagne Sainte-Victoire schilderen, altijd opnieuw. En misschien heeft Peter Verhelst om die reden opnieuw een poëziebundel gepubliceerd.
Is dat dan zo merkwaardig? Toch wel, want Verhelst had zich in 1997 als dichter dood verklaard in het Nederlandse literaire tijdschrift De Revisor. Nadien publiceerde hij proza (Tongkat, Mondschilderingen, Memoires van een luipaard) en theater, zoals
Aars!, allemaal zinnelijke teksten met een onmiskenbaar beeldende, associatieve, lyrische taal. Waarom Verhelst ervoor koos om teksten te publiceren die sterk op poëzie leken, terwijl hij het genre zelf vaarwel had gezegd, kunnen we alleen maar vermoeden. Misschien is poëzie voor Verhelst een al te zeer uitgehold, clichématig medium.
Maar het kan ook te maken hebben met de destructiedrift, die als een rode draad door zijn werk loopt. Verhelsts poëtische oeuvre steunt namelijk op het pentagram, een vijfpuntige ster met zes vlakken. Het pentagram is volgens Verhelst zo'n volmaakt gesloten structuur, dat ze zichzelf opheft. De zes vlakken verwijzen naar hoofdthema's en motieven, zoals het mes en het kruis, en tegelijk naar de zes bundels die Verhelst voor Verhemelte (1996) publiceerde. Die zevende bundel was voor hem de belichaming van de implosie. Hij vernietigde er de taal in en liet de poëzie zichzelf ontkennen.
Nu heeft Peter Verhelst de draad toch weer opgenomen, al is het duidelijk met gemengde gevoelens. Dat merk je al als je
Alaska aanraakt. De flap lijkt op huid. Als je de bundel vastneemt, zie je je vingerafdrukken, alsof je hem bevlekt. De bundel lijkt jouw aanraking af te weren. En tegelijk worden er versregels zichtbaar door. Aantrekking en afstoting, schoonheid en vernietiging. Het zijn de twee polen die elkaar in Alaska bevechten en die tegelijk aan elkaar klitten.
Niet alleen de flap laat de sporen van een tweestrijd zien, maar ook de vormgeving van de gedichten. Verhemelte was één lang, episch gedicht, terwijl Alaska typografisch gezien pagina's lang een rustig, traditioneel beeld biedt: netjes afgebakende gedichten. Vanaf het gedicht Nihil is dat anders. De ondertitel is niet voor niets (Alaska revisited) 'ik-vertering'. Want in deze cyclus en in
Virgo (sum Alaska) worden alle ik-vormen geschrapt. De dichter verteert hier letterlijk zichzelf in de taal. Hier is iemand aan het woord die, zoals Cézanne toen hij bezig was de Montagne Sainte-Victoire vorm te geven op doek, op zoek is naar het sublieme moment van het vormeloze, het afwezige, de vergetelheid. Ergens schrijft Verhelst ook: 'Misschien is alles een vergissing is het doel/ niet langer het te vinden maar (gelieve mij) te vergeten.' En niet toevallig lezen we een onderschrift bij het gedicht Nihil in het Latijn, een dode taal. In het Nederlands luidt het: ik herinner me niets/ niet de wereld/ de wereld zegt me niets/ uit me stromen woorden/ vergeet ze/ ik wil door niemand herinnerd worden.'
Wie denkt dat er in Alaska niets te beleven is dan verdwijning en vernietiging, heeft het mis. Het verlangen naar afwezigheid, naar een staat van niet-zijn, wordt gecounterd door sensualiteit en dodelijk verlangen. Ik ken geen andere dichter in ons taalgebied die de aders van de taal zo ongenadig durft open te halen om het bloed van de passie te laten bruisen. Op zo'n moment schrijft Peter Verhelst eigenlijk niet. Hij verbeeldt, zoals in deze regels: 'ze staat in de kamer uitgezweet/ urenlang insijpelend/ opstijgend vocht in gedachten/ parelend langs de heup - of is het de hals - in de zich traag vullende gietvorm van het duister.'
In de aantekeningen achteraan in de bundel lezen we: 'het gros van de teksten werd naar levend model geschreven.' Daarmee geeft Peter Verhelst zelf aan hoezeer teksten voor hem lichamen zijn, beeldende tekstfiguren. Ze beschrijven het werk van Wim Vandekeybus, Anne Teresa De Keersmaeker, Jan Fabre of van Thierry de Cordier en Lili Dujourie niet - allemaal artiesten met wie Verhelst een nauwe band heeft, hij is in goed gezelschap - maar ze vormen er een equivalent van in taal.
Het werken 'naar levend model' doet ook denken aan de novelle Memoires van een luipaard, waarmee Alaska een tweeluik vormt. In die novelle vertelt de ik-figuur hoe hij als kind alles natekende. Niet om het tekenen zelf, maar om mensen en dingen letterlijk vast te leggen. Als volwassene wordt hij verliefd op een vrouw. Hij tekent haar niet, maar filmt elk stukje van haar lichaam. Wanneer hij vermoedt dat ze hem wil verlaten, vermoordt hij een onbekende vrouw en tekent op haar lichaam het gezicht van zijn geliefde.
Ook in Alaska zit een moorddadig verlangen. Van de sensualiteit van de taal gaat een dreiging uit. Beangstigend dat je als lezer niet anders kunt dan je eraan over te leveren. De bundel doet denken aan het Noord-Amerikaanse gebied Alaska. Het lijkt één ijsvlakte, maar die verbergt grote temperatuurverschillen, aardbevingen en vulkaanuitbarstingen. De alaska blijkt in de bundel ook een katachtige te zijn, een roofdier waar de ik-figuur zich mee identifeert. Destructie en zelfdestructie gaan hand in hand.
Alaska is een fascinerende bundel, omdat hij je sneeuwblind maakt: je normale perceptie van de werkelijkheid wordt uitgevlakt. En je wordt meegezogen naar het niets, een staat van gelukzaligheid waar Peter Verhelst ons ironisch toelacht: 'er gebeurt niets/ alsof het eindelijk achter de rug is/ terwijl er geen sprake meer is van een rug/ alleen maar rust/ tot ook de herinnering aan rust/ zichzelf vergeet/ hoe dat stralend aan het glimlachen gaat/ tot tenslotte ook die glimlach/ langzaam/ uiterst langzaam.'
Ko van Geemert
De in 1962 in Brugge geboren Verhelst is een veelzijdig mens: hij componeert, schrijft poëzie, proza, toneel. 'Alaska' maakt onderdeel uit van een cyclus, deel 1 is de novelle uit 2001: 'Memoires van een luipaard'*, deel 3 is de dansproductie 'Sonic Boom' (2003). Op pagina 63 lezen we: 'ergens ligt een alaska op je te wachten' en dat is natuurlijk een mooi gegeven: een zoektocht naar een toestand van volstrekte ongereptheid. Verhelst stort echter een aaneenschakeling van associaties over je heen ('het exces van de gedachte met de buik tegen de grond veranderlijk van geslacht en glinsterend van aard onderhuids gelikt in strepen' - om maar eens wat te noemen), teksten die alle kanten opgaan, vrijwel zonder gebruik van interpunctie. Het laatste gedicht uit de bundel begint aldus: 'er gebeurt niets / alsof het eindelijk achter de rug is / terwijl er geen sprake meer is van een rug / alleen maar rust / tot ook de herinnering aan rust / zichzelf vergeet', wat gelezen kan worden als metafoor voor deze gedichten, die in rook opgaan: mij is de poëzie van Verhelst tenminste niet bijgebleven.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.