Gedichten
Paul Celan
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, cop. 2003 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : CELA |
31/12/2003
Het is een beetje verwonderlijk, maar tot voor kort was nog maar nauwelijks de helft van Paul Celans poëzie in vertaling verschenen. Die mistoestand is nu in één klap rechtgezet: met de Verzamelde gedichten wordt een van de belangrijkste literaire oeuvres van de 20e eeuw in zijn geheel in het Nederlands gepresenteerd. Een heuglijke gebeurtenis, te meer omdat de uitgave zowel qua vorm als inhoud blijk geeft van toewijding en deskundigheid.
In de slotregels van een van Paul Celans eerste gedichten, 'Nähe der Gräber', wordt een vraag gesteld die het beginpunt vormt van een even hachelijk als bijzonder dichterschap: "Und duldest du, Mutter, wie einst, ach daheim, / den leisen, den deutschen, den schmerzlichen Reim?" De vraag is pijnlijk retorisch. Celans moeder, die hem in de toentertijd Roemeense stad Czernowitz de liefde voor de Duitse taal bijbracht, werd in 1942 door de nazi's vermoord. De taal van zijn moeder was dus tevens de taal van diegenen die haar, als een van die zes miljoen joden die als kakkerlakken moesten worden uitgeroeid, de dood injoegen. Was het Duits in zijn jeugd verbonden geweest met zijn moeder en via haar met de Geist, de poëtische kracht van een Hölderlin of Rilke, dan stond het van nu af in het teken van de gruwel van de shoah. Hoe valt die zachte moedertaal nog te rijmen met het van alle geest verstoken nazigeblaf? Hoe ook kan in een wereld die voortaan alleen maar ongerijmd kan heten, een gedicht nog de illusie van harmonie opwekken? En hoe kunnen de slachtoffers van een onvoorstelbare massamoord nog op een 'voorstelbare' manier in taal worden herdacht? Zijn moeder kon hem de antwoorden op deze vragen niet meer geven, maar Celan zelf heeft er in zijn gedichten een heel leven lang naar gezocht. In aarzelende, gebroken, maar niettemin krachtige verzen trachtte hij te redden wat onherroepelijk verloren was.
Zoals uit de geciteerde verzen blijkt, stond Celan het zichzelf in zijn vroege poëzie nog toe te rijmen, hoe twijfelend ook. Later zal hij het rijm alleen nog op parodiërende of sarcastische wijze in zijn verzen toelaten. In zijn bekende 'Fuga van de dood' staat er nog welgeteld één, maar het is een verontrustend, dodelijk rijm:
"de dood is een meester uit Duitsland zijn ogen zijn blauw
hij raakt je met loodzware kogel hij raakt je nu rauw"
De 'Todesfuge' is een even mooi als gruwelijk gedicht, dat echter door velen verkeerd werd begrepen. Verschillende lezers en critici meenden dat het lijden van de joden erin geësthetiseerd werd, terwijl het de schoonheid van de kunst net parodieerde door haar contrapuntisch te verenigen met de afschrikwekkende wereld van de kampen (alleen de titel al brengt de onbegrijpelijke aberratie van de Duitse Geist treffend tot uitdrukking). Dat onbegrip heeft er zeker toe bijgedragen dat Celan zijn esthetische en poëticale principes sindsdien heeft aangepast. In de compacte, 'gedepoëtiseerde' taal van zijn latere gedichten vermijdt hij het risico om fout begrepen te worden, ook al lijken ze daardoor soms onbegrijpelijk te zijn geworden.
Het vermeend hermetische karakter van deze poëzie heeft al veel stof doen opwaaien. Dat sommigen aanstoot nemen aan haar duisterheid, is begrijpelijk maar m.i. volledig onterecht. Als je deze gedichten aandachtig en in onderlinge samenhang leest, besef je dat Celan zich niet anders kon uitdrukken dan hij heeft gedaan. Zijn neologismen, afbrekingen, woordverminkingen en andere syntactische of semantische eigenaardigheden zijn geen formalistische spelletjes, maar het noodzakelijke gevolg van zijn positie in de geschiedenis -- als overlevende jood én als dichter. In die zin heeft de concentratie op de vorm bij Celan een bijzonder grote existentiële en morele geladenheid. Als direct betrokkene heeft hij aan den lijve ervaren hoezeer de taal door de nazi's werd misbruikt. Met hun niet mis te verstane discours hadden Hitler en co zich de taal op een gewelddadige manier toegeëigend; ze zeefden het ambivalente en vreemde eruit om alle ruimte te bieden aan de manipulatieve mogelijkheden van gemeenplaats en eenduidigheid. Door deze verstikkende helderheid was de taal haar onschuld definitief verloren. In zijn donkere en veelgelaagde poëzie, die dit verlies voortdurend indachtig is, probeerde Paul Celan een nieuwe taal, een 'tegentaal' te formuleren, een die -- zoals hij in een toespraak zegt -- kon "heenbreken door haar eigen antwoordloosheden, heen breken door vreselijk verstommen, heen breken door de duizend duisternissen van dodelijk gebazel".
Deze op het eerste (en soms ook op het tweede en vierendertigste) gezicht ontoegankelijke gedichten zijn dus geen narcistische of machistische moeilijkdoenerij. Ze zijn integendeel uitermate kwetsbaar en op een dialoog, op ware communicatie ingesteld. Alleen weigeren ze om hun vertwijfeling en verontrusting in een conventionele taal te bezweren en tonen ze zich in heel hun hachelijkheid. In een gesprek met Hugo Huppert heeft Celan zijn poëzie eens 'zielenrealisme' genoemd. Zoals mythes geen leugens zijn maar waarheden van de ziel, zo zijn deze ongrijpbaar vreemde gedichten geen vertekeningen van de werkelijkheid maar een zo nauwkeurig mogelijke voorstelling ervan. Geen mimetische, representatieve afbeelding -- in de mogelijkheid daarvan geloofde Celan al gauw niet meer -- maar een wereld in taal die de wereld erbuiten recht probeert te doen in al haar heterogeniteit, meerduidigheid en complexiteit. Boven de Pyrrusoverwinning van het naïef realistische gedicht verkiest Celan het om zijn taal stuk te laten slaan op de veelkantigheid van de dingen en ons de scherven aan te bieden. En lijmen is zinloos: Celans gedichten kunnen, net als de werkelijkheid, nooit helemaal begrepen worden (in een van zijn laatste gedichten spreekt hij van de 'Onleesbaarheid van deze / wereld'). Je kan de literaire en bijbelse citaten opsporen, de natuurwetenschappelijke verwijzingen en toespelingen op de joodse cultuur en theologie detecteren en biografische of historische data achterhalen, maar ook het ijverigste speurwerk zal deze gedichten niet tot restloos geduide betekeniseenheden kunnen domesticeren. In deze gedichten kan niemand wonen. De wind van de geschiedenis huilt er doorheen en blaast elke beschutting weg. "Het zijn", schrijft Celan, "pogingen van iemand die, overvlogen door sterren die mensenwerk zijn, tentloos ook in deze tot nu onvermoede zin en daarmee ook op de meest onvoorstelbare manier in de open lucht, van iemand die met zijn bestaan in gesprek gaat, geraakt door werkelijkheid, op zoek naar werkelijkheid."
Zulke vertwijfeld zoekende, op precisie en meerduidigheid gerichte poëzie is in wezen onvertaalbaar. Het is dikwijls onmogelijk om de complexe inhoudelijke gelaagdheid van een gedicht te behouden en tegelijk de meticuleuze opbouw en het ritme ervan, die eveneens betekenisvolle implicaties hebben, recht te blijven doen. Er moeten dus, daar is geen ontkomen aan, voortdurend keuzes gemaakt worden die het oorspronkelijke gedicht inhoudelijk en/of formeel verarmen. Ton Naaijkens is zich daar heel goed van bewust geweest. Ook al zijn veel van zijn 'oplossingen' voor discussie vatbaar -- over een enkel woord zou je soms al een nacht kunnen palaveren -- in het algemeen bieden zijn vertalingen een doordacht en overtuigend mengsel van respect voor de brontekst en de nodige eigen creativiteit. Toch is het een goede zaak dat deze Verzamelde gedichten, in tegenstelling tot eerdere Celan-vertalingen van Naaijkens, tweetalig uitgegeven zijn. Niet om met goedkoop leedvermaak te kunnen zien wat er in vertaling allemaal verloren is gegaan, maar -- positiever -- omdat de confrontatie tussen de Duitse en Nederlandse tekst verrijkend is. Aan de keuzes die Naaijkens heeft gemaakt liggen telkens weloverwogen interpretaties ten grondslag. Je kan het met die interpretaties eens zijn of niet, feit is dat ze je ertoe aanzetten de dialoog met de gedichten te verdiepen.
Het getuigt eveneens van een goed begrip van Celans poëzie dat ook diens prozastukken in deze vertaling opgenomen zijn, en wel chronologisch geplaatst tussen de verschillende dichtbundels. Zowel de verschillende toespraken als het verhaal 'Gesprek in de bergen' staan in directe relatie tot zijn gedichten en werken -- weliswaar op Celaniaans duistere wijze -- verhelderend. Ze compenseren ook het relatief geringe aantal aantekeningen, die maar een fractie belichten van wie of wat er in deze poëzie allemaal meespreekt. Verdere toelichtingen kan je o.a. vinden in een het themanummer van het tijdschrift 'Armada' (mei 2003) of de verschillende Celan-jaarboeken, maar het komt er vooral op aan -- nu de gelegenheid zich aanbiedt -- om dit hecht samenhangende en weloverwogen opgezette oeuvre grondig en in zijn geheel te lezen. Gemakkelijk is het allemaal niet en mag het ook niet zijn. De irriterende weerbarstigheid die deze gedichten kenmerkt, is onontbeerlijk. Ze houdt de wonden open die de geschiedenis in de werkelijkheid heeft geslagen en confronteert de lezer met wat hij liever zou vergeten, verzoenen of verbloemen. Het lezen van Paul Celans Verzamelde Gedichten is een harde en pijnlijke ervaring, maar wel een die op zowel poëticaal, existentieel als ethisch vlak onuitwisbare sporen in je leven en je denken trekt. [Koen Van Baelen]
T. van Deel
De verschijning van deze complete Celan-vertaling is een gebeurtenis van de eerste orde, temeer nu het een tweetalige editie is. Alle dichtbundels zijn in chronologische volgorde opgenomen, benevens enkele belangrijke prozateksten zoals 'Gesprek in de bergen' en 'De meridiaan'. Bovendien is een keuze gemaakt uit de vroege en de nagelaten gedichten. In een beknopt gehouden nawoord geeft Naaijkens een overzicht van en een inzicht in Celans poëzie, die algemeen tot de belangrijkste wordt gerekend van de twintigste eeuw. Eveneens zijn verhelderende aantekeningen bijgeleverd, die enig licht ontsteken in de vaak duistere taalwereld van het vers. Nu het Duits naast het Nederlands staat, kan Naaijkens' vertaling gelezen worden in relatie tot het origineel en kan de lezer 'met de dubbele verwoordingen nieuwe leeservaringen ondergaan'. Bij vergelijking met zijn eerdere vertalingen blijkt dat Naaijkens ze dikwijls verbeterd heeft, met een verbluffende precisie. Celans poëzie stond van meet af aan in het teken van de holocaust; zijn beroemdste gedicht is 'Todesfuge' ('Fuga van de dood'). De zo intensieve, dichterlijke herdenking van het onzegbare leed is Celan ten slotte, in 1970, noodlottig geworden: hij pleegde zelfmoord. Opmerkelijke vormgegeven verzamelbundel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.