Oliver
Edward van de Vendel
Edward van de Vendel (Samensteller)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, cop. 2003 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : ZEG |
31/12/2003
Ik moet toegeven dat het woord vooraf van Edward van de Vendel me ontgoochelde: er steekt bitter weinig poëzie in. Hij legt sec uit hoe de bundel tot stand kwam: uit gesprekken over poëzie die hij voerde met zeven studenten van de Hogeschool voor Kunsten in Utrecht. "Nisrine, Norbert, Elizabeth, Linda, Arthur, Stephan en Renske hebben het geschreven, en ik heb er naast gezeten. Zo ging het." Van de Vendel noemt maar liefst negen keer hun namen.
Ook de gedichten hebben me globaal genomen maar matig kunnen boeien. Regelmatig trof me wel een originele vondst of een bijzondere invalshoek, maar de meeste verzen missen compactheid en scherpte. Veel gedichten zijn te beschrijvend en roepen weinig op. Door het tekort aan suggestieve kracht slagen ze er onvoldoende in de gevoelens van verdriet, onrust, woede of verlangen te raken. Ze blijven vaak steken in observaties waarin de beelden of verrassende regels als "we kijken onze woorden stil" er wat verweesd bij staan. Toch staan er ook enkele knappe verzen tussen. Het eerste gedicht bijvoorbeeld heeft een verrassend dubbelzinnig slot, waardoor als het ware plots de mist optrekt en de lezer de betekenis snapt. In 'Warmer' is het beeld van de "broodrooster in mij" echt origineel en het werkt. 'Ochtend' roept door de sprekende details in sobere bewoordingen en met sterke enjambementen treffend de sfeer op tussen opa en kleinkind: "Ik zit in opa's stoel. Het is / nog koud, maar dat duurt / niet lang meer. / De kachel pruttelt al. / De treden / gaan zo kraken. // Opa zit. / Ik naast hem, / op de leuning. / We drinken samen / sterke thee." 'Storm' trekt knap de beeldspraak van de zee door naar de kamer waardoor je de ik ziet en voelt als kapitein. Het gedicht lijkt op een complexer gedicht met dezelfde beeldspraak van Edward van de Vendel. 'Ik tel' verwoordt knap het onuitgesproken gevoel van de ik dat zich opdringt als een soort gehamer onder de stoeptegels. 'Geknaag' is een van de weinige verzen met een strakker metrum en rijm en het steekt knap in elkaar: de vorm ondersteunt functioneel de knagende gedachten van de ik. Die eenheid van vorm en inhoud is er allerminst in regels als de volgende: "Mijn oom Bob, die kapper is, / tapt moppen. / Nog voor het wassen / heeft hij er drie verteld. / Tijdens het wassen elf / en bij het knippen / (hopen dat hij oplet, / want ik heb wel zeven kruinen) / nog eens vierentwintig, / waarvan negentien schuine. [...]" [Jan Van Coillie]
G. Reindersma
Deze zeven nieuwe jonge dichters kwamen ooit bij elkaar (op de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht) om hun gedichten aan elkaar voor te lezen en van elkaar reacties te horen: Norbert Happé, Nisrine Mbarki, Stephan Sjerps, Arthur Veerman, Elizabeth Venicz, Renske Verheul en Linda Vogelesang. Daar is deze bundel jongerenpoëzie uit ontstaan: vlotte, spannende en sprakelende gedichten. Gedichten gebaseerd op herinneringen of anekdotes uit het eigen gezin, of ontstaan door observaties of persoonlijke ervaringen. De gedichten zijn niet te moeilijk, snel, soms wreed, maar ook lief en aandachtig. De vormgeving is passend en eveneens direct en eenvoudig. Achterin enkele gegevens over de dichters (merendeels geboren rond 1975). Vanaf ca. 14 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.