De kern van de zaak
Graham Greene
Désanne van Brederode (Samensteller)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Contact, 2002 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 156.1 BRED |
31/12/2003
Het tijdschrift 'Filosofie magazine' en uitgeverij Contact hebben een reeks bloemlezingen over de geschiedenis van de filosofie opgezet. Als derde deel is nu de 19e eeuw behandeld, samengesteld door Désanne van Brederode. Een bloemlezing kan verschillende kanten uit. Ze kan een exhaustief beeld van een eeuw ophangen waarin zowel de toenmalige grote namen als diegenen die overgebleven zijn behandeld worden. Op die manier kan de lezer een duidelijk beeld van een verleden tijd krijgen. Een historische bloemlezing kan ook vanuit het heden vertrekken en zien wat uit het verleden op dit moment nog enige relevantie heeft. Ze kan daardoor meer dan een verzameling teksten worden maar een richting aanduiden, een standpunt reveleren. Maar in beide gevallen is het noodzakelijk dat de teksten duidelijk verantwoord en gekaderd worden.
Désanne van Brederode heeft de 19e eeuw in vier hoofdstukken ingedeeld: subject tegenover object; taal; god en heimwee naar het onbegrijpelijke. Het corpus wordt voorafgegaan door Kant, de voorloper, en afgesloten door Dilthey en Brentano. Dit lijstje bevat reeds een aantal pijnpunten. Waarom wordt enkel Kant -- die toch tot de 18e eeuw behoort -- als voorloper genomen? In een historisch overzicht is wel elke filosoof die vóór de behandelde periode komt een voorloper. Maar is Kant wel de voorloper van de negentiende eeuw? Wie het magistrale boek Le 19e siècle à travers les âges van Philippe Muray gelezen heeft, weet dat de 19e niet echt uitgeblonken heeft in rationalisme maar vergeven was van irrationaliteit en waanideeën. Ook de vier themata die Van Brederode als kernpunten van de 19e eeuw behandelt, zijn niet zo evident -- waarom bv. de spanning tussen individu en gemeenschap niet uitgewerkt werd is onbegrijpelijk. In het hoofdstuk over taal behandelt ze Frege terwijl hij in de 19e eeuw geen rol gespeeld heeft. De hele gevoeligheid rond taal is juist een verworvenheid van de 20e eeuw. In de 19e eeuw voorlopers trachten te vinden komt niet alleen krampachtig over maar is ook onjuist: Schleiermacher heeft geen rol van betekenis gespeeld in de taalfilosofie.
Dat Dostojevski zonder duiding in het hoofdstuk over god opgenomen wordt, geeft toch te denken. Ook is het op het eerste gezicht nogal raar dat Marx hier in dit hoofdstuk wordt opgenomen met een stuk over het fetisjkarakter van de waren. Van Brederode gebruikt deze bloemlezing duidelijk om haar eigen gelijk te bevestigen: de mens heeft god dood verklaard maar hij kan niet zonder: daarom creëert hij andere wezens die hij weliswaar niet goddelijk noemt maar er zich wel aan onderwerpt. Deze these komt ook naar voren in haar stelling dat geschiedenis en dichtkunst (ook al is haar gelijkschakeling van poëzie met troost wel zeer beperkt) in de filosofie van de 19e eeuw aanwezig zijn -- eigenaardig is wel dat ze daar dan geen volledig hoofdstuk kan aan wijden -- en dit wordt verder ook geïllustreerd met de filosofen Brentano en Dilthey die ze in haar epiloog opvoert. Toch overtuigt ze niet omdat ze geen doorslaggevende argumenten geeft voor haar stellingen.
Het vierde deel 'Heimwee naar het onbegrijpelijke' is helemaal onbegrijpelijk. De schrijfster kan niet duidelijk maken wat ze met deze titel bedoelt. En De Tocqueville samenbrengen met obscure figuren als Carlyle, Emerson en Thoreau is toch wel een krachttoer. Nog afgezien van de vraag wat iemand als Emerson, toch wel een pover denker, hier komt doen. Het is een zwakte dat Van Brederode haar keuze van filosofen niet kan verantwoorden en ook op geen enkel moment zegt waarom ze Schlegel, Peirce, James, Bentham, Feuerbach of zelfs Darwin niet opgenomen heeft.
Ook dat ontsiert deze bloemlezing. De filosofen worden wel geïntroduceerd maar nergens wordt duidelijk gemaakt waarom precies deze (en geen andere) filosofen opgenomen worden, slechts zelden wordt verantwoord waarom een tekst wordt gepresenteerd (in een enkel geval doet ze dat wel maar daarmee doet ze de filosoof geen eer aan: het is een opgeheven vinger naar haar tijdgenoten -- zo de tekst over Mohammed van Thomas Carlyle), en noch de filosofen noch de teksten worden in een context geplaatst. Zo kan ze een tekst van Hegel kiezen waarvan de eerste zin begint met: "Na deze voorlopige opmerkingen..." maar niet annoteert wat die opmerkingen dan wel mogen zijn.
Maar haar keuze maakt ook het fiasco van het opzet duidelijk: het is slechts in enkele gevallen (en dan nog door onze blindheid), zoals met de 18e eeuw, dat we een eeuw kunnen gelijkschakelen met een periode in de filosofie. De 19e eeuw was enerzijds een uitvloeisel van de 18e eeuw maar erfde nog heel wat metafysica. In de 19e eeuw werden een aantal fundamenten gelegd die de twintigste zouden bezwaren en verrijken. Maar zo'n afbakening in tijd is niet relevant als de themata zelf niet uitgediept kunnen worden.
De teksten die opgenomen zijn, zijn niet noodzakelijk kernteksten. Soms gebruikt ze een filosoof om -- zoals gezegd -- de huidige tijd te vermanen, soms om haar eigen stelling te bewijzen maar nergens verantwoordt de samensteller op een rationele manier haar keuze. Ook waarom precies deze teksten genomen werden is onduidelijk: waarom werd bv. voor Schopenhauer een vertaling uit 1939 genomen en van Frege bv. niets uit De grondslagen der aritmetica? De lijst werken waaruit geput wordt, is slordig opgesteld: zo wordt niet vermeld uit welk boek de tekst van Brentano komt, wordt de oorspronkelijke titel bij het werk van Nietzsche niet vermeld of wordt geen vertaler opgenomen bij dat van Von Humboldt. Deze slordigheid komt ook naar voren in de teksten van de samensteller zelf: zinnen zijn verdraaid en slecht geformuleerd, er worden vergelijkingen gemaakt die misschien wel pogingen tot originaliteit zijn maar niets verduidelijken. Ook de lay-out van het boek is hier en daar slordig: de titels bovenaan de bladzijden kloppen niet altijd en het notenapparaat ontsiert de bladspiegel en is verre van overzichtelijk. Een reeks die zo prestigieus wil zijn, zou ook een iets minder ordinaire kaft mogen hebben. [Johan Velter]
Dr. D.G. van der Steen
Voortreffelijke bloemlezing van wijsgerige teksten uit de 19e eeuw, de meeste niet of moeilijk elders in vertaling te vinden. Ze zijn verdeeld over vier hoofdafdelingen: subject versus object (Goethe, Fichte, Schelling, Hegel, Schopenhauer), taal (Frege, Destutt de Tracy, Wilhelm von Humboldt, Schleiermacher), god is dood (Comte, Stuart Mill, Marx, Dostojevski), en heimwee naar het onbegrijpelijke (Tocqueville, Carlyle, Emerson, Thoreau, Nietzsche, Kierkegaard); in de epiloog teksten van Dilthey en Brentano. Korte verbindende essays van samenstelster Désanne van Brederode verhelderen de context. Een waardevolle bijdrage tot de herwaardering van het denken uit de 19e eeuw. Met toelichtingen in de marge en namenregister. Gebonden (18 x 24,5 cm.); kleine druk. Eerder verschenen soortgelijke bloemlezingen uit de Griekse en Romeinse filosofie: 'De mens is een dier dat kan denken' (samengesteld door Piet Gerbrandy) en de Verlichting: 'Het licht der rede' (Cyriel Offermans)*.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.