Tachtig : zijn mooiste gedichten
Victor Vroomkoning
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, 2002 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : * 877 VROO |
31/12/2003
Vroomkoning blijft ook in zijn jongste dichtbundel doorlopend zichzelf. Dat betekent in de eerste plaats een poëzie die nauw aansluit bij de klassieke zegging. De dichter maakt veelvuldig gebruik van rijm en halfrijm en hecht eraan om zijn gedichten een afgeronde versstructuur te geven. Ook de taal is expliciet poëtisch, met een gedragen zinsbouw en een duidelijk gearticuleerd ritme. Ook inhoudelijk kiest Vroomkoning voor een sfeervol evenwicht. Herinnering en heden, melancholie en romantiek wisselen elkaar in deze gedichten voortdurend af. Via het eigen ik verkent de dichter zijn directe omgeving, maar in de confrontatie met de geliefde en met de aftakeling van de ouders komen existentiële thema's als eros en thanatos op de voorgrond. Vroomkoning opteert echter typerend genoeg niet voor een abstract-filosofische, maar veeleer voor een haast materiële en anekdotische wijze om die zware confrontaties poëtisch te verwoorden. Dat zorgt ervoor dat zijn poëzie op ieder ogenblik relevant blijft en vakkundig lezers kan aanspreken, maar verrassingen blijven hier toch grotendeels achterwege. Dit is opnieuw Vroomkoning, verdienstelijk, te onbekend maar toch niet echt indrukwekkend of vernieuwend. [Dirk De Geest]
Wijnand Steemers
Zoals in 'IJsbeerbestaan' (1999*), de vorige bundel, rust het naakte bestaan op de fundamenten liefde en dood. Er zijn vier afdelingen die meestal gewijd zijn aan de liefde in haar diverse verschijningen, ook die voor vader, moeder, levend, stervend en, vooral, dood. Met een ontroerende cyclus waarin de gestorven moeder via de dichter het woord neemt en daarin incarneert: een identificatie die naar congruentie met de gevoelswereld van de vrouw tracht, zoals zijn heteroniem Stella Napels eerder in 'Lippendienst' (1997*) deed, maar nu opnieuw in het gedicht naast de afbeelding (blz. 61) waarin hij verandert in de door Ensor gepenseelde sombere dame, in 'verf' (Refuge de Paul Cézanne), of in meisje en man (Bezoek, naar 'Rustend Naakt' van schilder Balthus). In een sober, transparant idioom van dichterlijke universalia dan wel klassieke metaforen, inhoudelijk familiaar anekdotisch, vertolkt hij zijn 'moederzielalleenzijn' in vrije en enkele gebonden verzen, gedrenkt in klare ernst ('oh, Dood, de ironie / is mij vergaan') of in gedempte humor (De illusionist en Omhelzen) in IV, de lichtere slotafdeling.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.