Een slagerszoon met een brilletje
Tom Lanoye
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 2002 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : LANO |
Jos Borré
ob/kt/16 o
In Boze tongen vertelt Tom Lanoye hoe het een aantal familieleden Deschryver, soms heel ver van elkaar verwijderd, verder vergaat. De wanhopige en labiele Katrien verminkt zich - veelzeggend, symbolisch. Ze gaat herstellen bij haar twee tantes in hun huis in de Provence. Niemand weet waar haar vader Herman, de vroegere minister, op de loop met een pak geld, uithangt. Maar ex-onderzoeksrechter De Decker zit hem op de hielen. Zus Gudrun verzorgt hun depressieve moeder tot ze het niet meer aankan. Broer Bruno komt om bij een partijtje wurgseks. Broer Steven - uitgeweken naar Florida - bezwangert zijn Cubaanse vrouw, hoewel ze voor de schijn getrouwd zijn. Het wordt een bevalling met complicaties. En oom Leo, de tapijtengigant, krijgt zo genoeg van hopeloze zakelijke intriges dat hij voor een radicale oplossing kiest. Naarmate het boek vordert groeit de vrees dat Tom Lanoye al deze figuren letterlijk noch figuurlijk ooit nog bij elkaar krijgt. De apotheose - een gigantische hoop vernieling - mag er zijn, maar de finale verknoping komt niet tot stand.
Het leek toch al een onmogelijke opdracht een verband van betekenis te leggen tussen de verwijzingen naar aanslagen van de bende van Nijvel, de milieuboxen en de atomaschriftjes van Delcroix, de fraude met Europese subsidies van de familie De Clercq, de affaire-Dutroux inclusief zijn ontsnapping, het spaghetti-arrest van Connerotte, het gevangenisbezoek van Jean-Marie De Decker aan Dutroux, een door politici bijgewoonde bijeenkomst van ex-oostfrontstrijders, enzovoort, enzovoort. De overall complottheorie ("alles heeft met alles te maken", België is een bananenrepubliek, achter de schermen gedirigeerd door één grote maffia) die in het tweede deel nog als mogelijke afloop in het vooruitzicht kon worden gesteld, heeft Lanoye blijkbaar nooit overwogen. Wel integendeel, hij laat ostentatief een aantal verhaallijnen open, hij breekt ze af op een spannend moment en laat ze verder onbeheerd achter. Dat doet een aantal vragen rijzen. Zoals: waar is het hem dan eigenlijk om te doen?
Lanoye wou geen politieke aanklacht formuleren zoals hij dat in zijn columns graag doet, extreem-rechts over de hekel halen of politici op mallotige inconsequenties wijzen. Een flitsend en borrelend geweten van het politieke bewustzijn in deze samenleving zijn. Niet hier. Hij had ook geen kroniek van Belgische schandalen op het oog, geschreven met een pen gedrenkt in verontwaardiging. Zeker in dit derde deel heeft hij zijn project op een niveau getild waar de loutere feiten getranscendeerd worden, waar ze meer betekenen dan op zichzelf staande concrete gebeurtenissen.
Maar zijn grote onderneming leidt niet naar iets concreets of enkelvoudigs toe, zo blijkt nu, ze staat er gewoon, op zichzelf. Het resultaat is bedoeld als het monument van een tijd en een tijdgeest - de jaren negentig in België, de tijd van het morele debacle, de politieke onmacht, de grandeur van de nieuwe rijken uitgehold door rottenis. Die van de cowboys of industry, die met botte rechtlijnigheid en slinks geritsel en een hoogst persoonlijke ondernemersideologie hun slag thuis halen en geen voeling hebben met wat er borrelt en broedt in het hart van de gewone man die voor zijn opgefokte frustraties geen gehoor vindt. Zoals Hugo Claus het België van tijdens en na de oorlog voorstelde, en Walter van den Broeck het België van Boudewijn in beeld bracht, zo heeft Tom Lanoye de jaren negentig vastgelegd in het verhaal van het morele verval van een familie, veel eerder begonnen, maar ingezet door Katrien, de brekende schakel, die haar man doodschiet, in de eerste regel van het eerste deel.
Dit fresco van een fictieve familie bood de romancier veel bewegingsvrijheid tegenover de herkenbare werkelijkheid. In Zwarte tranen nog kon Lanoye de Witte Mars bestempelen als een uiting van "die typische, onderdanige, zogenaamd beleefde knulligheid van de Belgman, die alleen maar onmondigheid is en achterlijkheid en schijnheiligheid en vermomde achterbaksheid". En nu kan hij in Boze tongen ex-onderzoeksrechter Willy De Decker met zijn overtuiging dat hij een "wijdvertakt Systeem" op het spoor is, als een geroyeerde nitwit voorstellen. (Hij kan het tijdperk cynisch afronden door tapijtengigant oom Leo, op de puinen van zijn imperium, zijn hoop te laten stellen op een nieuw spraaktechnologiebedrijf in het hart van zijn West-Vlaanderen.) Zo kan hij het over de homowereld hebben, over moderne kunst, over het waanzinnige verkeer in België (wat reminiscenties oproept aan Alles moet weg), en hij kan voor Belgische symbolen als de leeuw van Waterloo en het hellend vlak van Ronquières een plaats in zijn boek vinden. Het kan allemaal samen in een grote pot zonder dat het een bekend gerecht hoeft op te leveren. Of zoals broer Bruno zegt: "Alles hangt aaneen maar het betekent niets."
Maar dan blijven er nog vragen. Waarom toch die wijdlopigheid? Die vele, vele personages die allen hun breed sporend verhaal behoeven. Met opzettelijk traag evoluerende relazen van gebeurtenissen die er eigenlijk niet toe doen. Niet dat Lanoye geen onderhoudend proza schrijft. Maar dit boek (en de hele cyclus) is wel met grote nadrukkelijkheid geschreven, met de onmiskenbare bedoeling indrukwekkende literatuur voort te brengen. Met verwijzingen naar buitenlandse en binnenlandse grootmeesters. Met openlijk gedemonstreerde schatplichtigheid, in stijl en vertellersstandpunten, aan Gerard Walschap.
En vooral met opdringerige metaforen boven op de vertelstijl op zich, die, concreet en direct, ruim had volstaan. Het spionnetje in de deur van een gevangeniscel moet ook een "metalen cycloop" zijn, broer Steven volgt zijn vrouw van Brussel naar Miami, "van de navel van het eengemaakte Europa naar de nippel tussen Twee Amerika's".
Overvloedig vaak. Zo blijft de auteur van een epos waarin het leven zijn eigen onstuitbare en onafwendbare neergang ondergaat, opvallend in beeld met zijn manipulaties en zijn bijbedoelingen. Het doet afbreuk aan de absolute voorrang, wat zeg ik: aan de integrale autonomie van het verhaal in een grote roman, waarachter de auteur volkomen schuil moet gaan.
In 1988 zette een vooruitziende fotograaf met een oog voor speciale gelegenheden vier generaties Vlaamse schrijvers bijeen: Walschap, Claus, Van den Broeck en Lanoye. Vijftien jaar later is de 'monstertrilogie' van Lanoye, zo genoemd naar de titel van het eerste deel, de afzichtelijke verminking van Katrien en wie weet ook de omvang van het boek, tegelijk een bevestiging van wat hij in zijn mars had én een nadrukkelijke manifestatie van zijn ambitie zijn reputatie als groot romancier te vestigen. Geheel in overeenstemming met zijn beheer van de succesgang van zijn boek en met de geest van zijn generatie heeft hij niet gewacht tot hij zijn plaats in de galerij van Vlaamse koppen toegewezen kreeg, hij neemt ze met overweldigende schwung zelf in. Faut le faire.
Dit boek is met grote nadrukkelijkheid geschreven, met de onmiskenbare bedoeling indrukwekkende literatuur voort te brengen.
Anna Luyten
ob/kt/03 o
2002. Uitgerekend dit feestjaar verschijnt het einde van de trilogie. Het eerste deel kreeg de naam Het goddelijke monster mee. Het was een exposé waarin een familie werd geschetst, een politieke satire werd opgezet en het België van de laatste twintig jaar werd uitgebeend. Deel twee heette Zwarte tranen, het verhaal van toenemende raadsels en een uiteenvallende familie van contactgestoorde en conformistische individuen. In deel drie, dat helemaal het stilistisch en compositorisch waarmerk Lanoye draagt, zitten ze zichzelf op het vel. Narcistische zelfverminking en echo's uit een land dat België heet. Geschonden komt het Monster thuis. In het jaar dat we de Guldensporenslag herdenken.
Lanoye: ,,Als de hele trilogie in één band verschijnt, telt ze 1302 pagina's. Ook geen toeval. Welgeteld waren het er 1300, we hebben er twee bijgevoegd.''
Dit boek is op zich een feest voor Vlaanderen. Boze tongen, heet het. En die tongen spreken zoals ze gebekt zijn. Lanoye: ,,Het hele boek is een grote kreet: het grote verhaal bestaat wel! Dat op dit moment mensen lijden onder de afwezigheid ervan en tegelijkertijd als individu weigeren in een groot verhaal gevangen te zitten, dat is op zich weer een groot verhaal. Alles wordt beheerst door versplintering. Iedereen, ik inclusief, lijdt daaronder. Ook ik vecht tegen verzuiling, tegen grote familiebanden, maar tegelijkertijd zit er ook een remming op, je wil en kan je niet helemaal losrukken.''
Je personages krijgen die thematische verbrokkeling en twijfel mee in hun taal. Op die manier danst in Boze tongen ieder personage zijn danse macabre op een op het lijf geschreven taalchoreografie. Woorden -- balletten.
,,Ik hou de botsing in ere. Er zijn mensen die nog van literatuur verwachten dat het een unisono classicistische stem is van een auteur. Ik heb mij net geamuseerd met bijna een hele pagina van Walschap in dit boek te verwerken en flarden Thomas Mann en Niklas Frank. Op die manier kan ik echt beginnen bouwen en recycleren, samplen en ensceneren. Ik laat me doelbewust wellustig beïnvloeden door film en televisie, de dramaturgie, de stijlbreuken, de cliffhangers. En zonder die voor ieder personage afzonderlijke chorusline zou het niet van deze tijd noch van mijn hand zijn. Ik ben op zoek naar de mogelijkheden van het Nederlands. Meertalig zijn in zijn eigen taal is voor een Vlaming toch een indringend iets. Niemand heeft zijn taal zo geproblematiseerd en getheatraliseerd als de Vlaming. Het idioom dat ik nu gebruik, hanteer ik niet in een gesprek met mijn ouders. Ik zou nooit zo spreken in Amsterdam. Wij kiezen heel keurig onze idiomen naargelang van de situatie. Ik ook, maar als ik schrijf, wil ik koppig Vlaming blijven.''
Je Vlaamse Koppen staan ergens voor. Het zijn bijna emblematische figuren. Leo, de tapijtenfabrikant, hengelend naar de liefde van zijn broer en een familiebewustzijn, begeesterd door de bloed--en--bodemfilosofie, heeft zich geprofessionaliseerd tot bodembedekker.
,,Die streek in West-Vlaanderen, dat Texas van Vlaanderen is op meer danéé n vlak inspirerend. Het is ongelofelijk dat precies daar aan die IJzervlakte het imperium ligt van de tapijtenfabrikanten. Bodembedekkers, samenhokkend op een bodem waar zoveel gebeurd is, waar zoveel bloed in geklonterd zit. En hoe gaat dat. Dat is de poëzie van de tapis-plain: elk kantje bedekkend, zolang je maar niet meer ziet wat er overal onder ligt. Die paranoia. Stel je voor dat er onder het tapijt een slechtgelegde chap ligt. Een vast wollen tapijt over de gebeurtenissen.
Die personages staan voor dé industrie, dé geldhandel, dé politiek. Instellingen die in een zware crisis verkeren. Ze raken letterlijk hun aanzien kwijt. Katrien, een van de tot nu toe meest conformistische hoofdpersonages verliest zelfs letterlijk haar gezicht.''
Katrien verminkt zich met haar eigen spiegelbeeld, ze vernietigt zelfs haar tong. Ze kan op het einde alleen nog wat klanken uitbraken. De zwijgzame wordt een van de meest sprekende karakters.
,,Er is natuurlijk niets wat nog meer het symbool kan zijn van gebrek aan communicatie. Eerst zwijgt ze bokkig, terwijl ze wel alles heeft om te kunnen spreken. Ze verkeert in de onmogelijkheid om te spreken. Bijna op dezelfde manier als Boudewijn zich in de onmogelijkheid achtte om iets te tekenen wat hij niet wilde. De rol van de persoon en de koning waren compleet verward. Spreken en niet spreken, het dragen en afrukken van maskers. Die thema's komen in al mijn werk uiteindelijk op de een of andere manier terug. Pas als de schoonheid van Katrien vernietigd wordt, komt de lelijkheid aan de buitenkant te zitten -- dan pas voelt ze zich echt. De vraag die mij beheerst, is niet alleen een worstelen met identiteiten en met versplintering. Maar ook 'Wat is werkelijkheid', 'Wat is waarheid?' Niet toevallig zit je met die laatste zin van het boek, die zo dubbel klinkt op het einde: 'De waarheid en niets dan de waarheid! En dan komt alles toch nog goed.'
Je gebruikt ook de familie als een soort enscenering?
,,Ze past in een grote enscenering. De kernfamilie heeft de extended family verdrongen, omdat ze economisch veel rendabeler is. De rollen van het gezin worden tegelijkertijd bezongen en opgedrongen. Kijk naar het modale soapgezin. Maar soms zijn de problemen veel groter dan we aankunnen. Veel kunstuitingen laten zien dat die gezinsenscenering een donkere keerzijde heeft. Kunst moet die blootleggen.''
Wat moet kunst, wat moet literatuur volgens Lanoye?
,,Kunst heeft op zich niets te maken met schone dingen. Dat modemakers aanspraak gaan maken op het etiket kunst, vind ik twijfelachtig. Ik heb geen enkel probleem met entertainment, maar een entertainer is in mijn ogen geen kunstenaar als hij niet door het entertainment heenschiet. Als kunst alleen maar schoon is, is het in het beste geval goede design. Vroeger heette dat decoratie.
Ik blijf van de oude stempel: ik zie een duidelijk verschil tussen lectuur en literatuur. Het onderscheid is dat literatuur toch af en toe pijn moet doen. Een auteur moet naar het dilemma en de dubbele pijn daarvan op zoek gaan: verscheurdheid. Tragedie is nooit een maat voor niks omdat het om een onoplosbaar dilemma gaat. Op een bepaald moment laat ik Herman tegen de studenten zeggen: 'De cynici houden van het dilemma omdat het een status quo is die hen niet verplicht tot stellingname.' Een tragedie is het omgekeerde van het cynisme. Het gaat om het tastbaar maken van de grote tegenstellingen die ons al vanuit de klassieke letteren bereikt hebben. Ik zal niet proberen te schrijven alsof ik uit de grachtengordel kom, laat staan uit Manhattan. Ik moet niet proberen de Big American novel te schrijven. Maar ik wil wel met de grote literaire uitgangspunten en dilemma's in een klein deel van een klunzig land de ambitie hebben om iets met die universele thema's te doen. Ik kan nu de Big Flemish novel schrijven.
Ik schrijf met de bagage die ik heb uit de nu dominante Angelsaksische cultuur. Maar ook uit de traditie die ik ken, waarin ik mezelf heb ingelezen. Van Van den vos Reynaerde tot en met Claus en alles wat ik daartussen bewonder aan Boonen en Walschappen en Van Ostaijens. Ik heb nog een groot deel meegenomen uit Nederland. Ik heb zeer doelbewust grote Nederlanders zitten lezen. Van Schendel tot Couperus, Multatuli, Reve, enzoverder. Tegelijkertijd ben ik zot van films en tv en toneel, de klassieke drama's. Ik ben ook wel in politiek geïnteresseerd. Ik heb de familie waar ik uit voortkom, het Waasland. Dat neem ik allemaal mee. Niemand heeft die mix, ik moet alleen maar zien dat ik er iets mee aanvang. Ik ben ook een soort Katrien, denk ik.''
Op welke manier ben jij een soort Katrien?
,,Klein, alleszins. Het beeld dat zij die verschillende rollen moet spelen en er zichzelf soms ook toe dwingt. De versplintering over verschillende personages heen. Het dienen als een projectiescherm. Ik denk dat elke auteur dat moet kunnen zijn. Ik doe dat op een andere manier dan de meesten. Ik speel natuurlijk wel in op de populaire cultuur, zeg maar als een popidool. Maar ik hoop dat ik dat zo goed doe dat ik zelf uit de picture blijf. Ik heb het met mijn vormveranderingen altijd zo extreem gespeeld dat ik niet te veel loslaat van mezelf. Ik verschuil mij in het zoeklicht.''
De lolbroek en de heremiet. Spel met stijl en stem. Een roman die via Vlaanderen een wereldvisie verkondigt. Maar je zei ook dat er pijnen in je boeken moeten liggen. Wat is de grootste pijn voor een schrijver als Lanoye?
,,Ja, dat blijft toch zeer klassiek: het aftakelen en sterven. De doden in mijn boek komen in een dodenkoor terecht dat de wereld becommentarieert. Een Vlaming leeft als een boer en sterft rijk, maar ongelukkig. Daar ontsnap ik ook niet aan. Dat blijft, de absurditeit van die mensen die constant als ratjes rondlopen in tredmolentjes. En dan het niet kunnen ontsnappen uit het te voorspellen proces van aftakelen en verliezen. Iets waar ik nog altijd kwaadheid om voel. Ik wilde een soort hemel bij elkaar schrijven van mensen die daar eindelijk uit bevrijd zijn. Maar ze blijven commentaar geven. Waarbij je je dan hopelijk bescheurt van het lachen. Dat is ook een manier van met de dingen om te gaan. Daarover is onderzoek uitgevoerd bij het enige andere zoogdier dat lacht, de aap. Men vroeg zich af waarom apen lachen. Wat blijkt: als ze lachen is het meestal omdat ze angstig zijn. Aangezien er niet zoveel verschil bestaat tussen mensen en apen moet er daarom in mijn boeken zoveel gelachen worden.''
Opvallend is hoe de verloren broer, de ontbrekende schakel in de familie De Schryver, een bijna mythische dimensie begint aan te nemen en de identiteit van alle anderen mee bepaalt. Je broer Guy, die op zijn 31-ste verongelukte, zat al in Slagerszoon met een brilletje of in Kartonnen dozen... De gestorven broederliefde in Niemands Land. Hij begeleidt je oeuvre.
,,De grotere oude broer, de sportieve en buiten de familie zeer populaire, sterke, knappe broer. Het betere zelf. De figuur Steven/Stephen beschrijft hem in Boze tongen op een bepaald moment zo. Zo was hij dus. Ik was die broer al kwijt voor hij gestorven was, toen hij op internaat ging en mij niet meer nodig had. Ik kon niet meer gebruikt worden als levende pop om contact te maken met de grieten die hij binnen wilde doen, die zogenaamd heel dol op mij waren maar mij gebruikten als een manier om met hem in contact te komen.
Hij is voor mij dat eerste soort van minnaarbeeld, de broedermin. Ik woon ook in de Antwerpse Broederminstraat. De amateur-psychoanalist zal zeggen: 'Ha daar komt een deel van zijn homoseksualiteit vandaan.' Terwijl het de eerste jongensvriendschap is, zonder dat je beseft wat erotiek betekent. De broer staat als mythologie ook voor jeugd, voor kritiekloos kunnen bewonderen. De dood van een broer luidt een keermoment in een familie in. Het is een schakel die plots ontbreekt. Het verlies van een kind is voor ouders toch een bijna onnatuurlijk gebeuren, een ouder wordt verondersteld eerst te gaan. Als je een broer verliest, zie je ook wat dat met je ouders doet. Je voelt iets aan hen knagen en barsten waarbij je voor jezelf ook moet vaststellen: het had mij ook kunnen overkomen. Het hele plaatje van het kerngezin klopt niet meer. Je wordt er al vrij snel met je neus op geduwd dat dat fictie is. Toen hij met zijn auto tegen een boom reed en zijn nek brak, was hij 31, jonger dan ik nu ben. Wat ook een vreemd gevoel is. Ik beschouw hem nog altijd als de oudere. Het boek zit veel dichter op mijn huid dan dat de meeste mensen weten.''
Het verdichten van de waarheid op universele wijze om dan de luis in de pels te zijn van dit bestel. Zoiets?
,,Het hele levensgevoel wat wij als Belgen van de afgelopen twintig jaar overhouden is toch dat je zelfs de eenvoudigste waarheid niet kunt kennen. Kijk naar al die schandalen. Kijk naar Dutroux. Je kunt zelfs niet weten of het onbenoemd laten van de waarheid al dan niet het gevolg is van een complot, stunteligheid of tragikomedie. Die basisfrustratie hebben we allemaal. Het proces-Dutroux is intussen een lakmoesproef geworden van een tijd, een maatschappij en een bestel. De zaak-Dutroux gaat niet alleen over die kidnapper die meisjes gedood heeft. De Witte Mars en de hele commotie ging over Dutroux, die het symbool werd van het niet functioneren van instellingen. Een uiting van een bestaand wantrouwen jegens alle instellingen: onderwijs, media, justitie, politiek, politie, rechtvaardigheid op zich. Het vertrouwen kan alleen teruggewonnen worden door een goed proces. Het feit dat het zolang duurt, is alvast geen stap in de goede richting. En de andere processen duren ook zolang. Wat met het KB-luxproces, dat al negen jaar op zich laat wachten? Het onderzoek naar de Bende van Nijvel is nooit tot een bevredigend einde gebracht. Wat weten we over de aanslagen van de CCC? Is er nu iemand die een belangwekkend boek of film gemaakt heeft over de aanslagen van de CCC? Waarom is dat niet belangrijk? We hebben toen verdomme het leger op onze straten gehad. Op een moment dat ook onze maatschappij in crisis zat, de grote rakettenbetogingen, we hebben toen vier keer na mekaar de Witte Mars gehad. Is dat helemaal weg? Ik geloof ook niet dat dat weg is. Net zoals ik Niemands Land maak omdat ik ervan overtuigd ben dat we die littekens van Wereldoorlog I nog meedragen, wil ik hier de vraag stellen waar die energie van de Witte Mars is gebleven. Die energie is er nog. Verzuurd en wel.''
Jij demaskeert de bestaande macht impliciet door fragmenten uit het echte politieke en maatschappelijke leven in je boek te plaatsen. Een bezoek van Jean-Marie De Decker in de cel, Delcroix en zijn schriftjes, Sauwens en zijn Vlaamse liedjes, de familie De Clerck.
,,Wie? Ik gebruik ze alleen maar als bouwstenen. Het zijn vermommingen, echo's, verhalen die mij zijn aangereikt door de werkelijkheid en niets meer te maken hebben met de mensen zelf. Een sleutelroman levert dat niet op, wel een boek over de problematische verhouding tussen werkelijkheid en fictie. Waarbij je er altijd rekening mee moet blijven houden dat wat ons als zogenaamde waarheid wordt verteld in journaals, in kranten, in weekbladen, ook maar een geconstrueerde vorm is van de werkelijkheid. Daar geef ik dan nog eens een extra draai aan.''
Een van de motto's van je boek, van Witold Gombrovicz, luidt: ,,U werkt op de zenuwen, u doet het mensen op de heupen krijgen, u bent de levende provocatie! Hoe kunt u zo zwijgen, hoe kunt u zo perfect zwijgen!''
,,Wat ik gekozen heb lang vooraleer Volkert van der G. in zijn cel begon te zwijgen. Toch merkwaardig hoe hij door te zwijgen iedereen de kans geeft in zijn stilte wat dan ook te projecteren. Hoe opeens de twee nationale monsters bij elkaar komen in een en hetzelfde taalgebied. Ons nationaal monster, Dutroux naast Volkert van der G. Van der G. is de postmoderne. Door te zwijgen maakt hij alle communicatie en vooral informatie onmogelijk. Hij geeft iedereen zijn zin en voedt de complottheorieën. Wij zitten met een moderne versie van een monster, die al zijn communicatie beheerst door te veel en overbodige communicatie te geven. Twee monsters die elkaars pendant zijn. De een is een activist. De man voelt zich zo verantwoordelijk voor de maatschappij dat hij tegen het kwaad ten strijde trekt door zelf een van de zwaarste misdaden te plegen. En daar staat bij ons in België een sjoemelende, zich niets van de maatschappij aantrekkende, alle wetten overtredende gast tegenover. Een man die kinderen ontvoert en vermoordt en dan nog eens de sociale zekerheid oplicht. Nu, het zegt ook iets over de aard van Nederland en België.''
Marc Holthof
ob/kt/16 o
De oorsprong van Tom Lanoyes drie grote politieke romans ligt in het werk op de korte baan: zijn columns. Daarin maakte hij zich in het begin van de jaren 90 al zorgen over het toenemende racisme in onze multiculturele maatschappij, de kloof tussen burger en politiek, en de teloorgang van de politieke en maatschappelijke zeden. Een voor een Louis Paul Boon-lezing geschreven tekst werd de basis van een pamflet, waarmee Lanoye door Vlaanderen trok. De verwende xenofobe, postmoderne burger wordt er virtuoos en genadeloos in te kijk gezet. Bang verschuilt die zich cocoonend achter zijn televisietoestel, de rolluiken neergelaten, terwijl buiten mensen worden verhandeld, voedsel vergiftigd, kinderen misbruikt... 'La littérature est politique (en omgekeerd)' was een titel uit Lanoyes columnbundel 'Tekst en uitleg/Woorden met vleugels' (2001). Niet enkel een rake titel, vooral een motto voor zijn nieuwe werk.
Lanoye vatte het plan op de wrange geschiedenis van het post-industriële België (vooral Vlaanderen) gefictionaliseerd aan zijn medeburgers voor te leggen. Waarom gefictionaliseerd? Omdat er op die wijze een continuüm kan ontstaan: talloze - schijnbaar van elkaar losstaande - misdaden, culturele eigenheden, waarden en sociale verhoudingen verweeft hij met elkaar tot een Groot Verhaal. Als een historiograaf construeert hij bewust een mythe aangepast aan onze 'kapotte tijd'. Geïnspireerd door onder andere Boons 'Kapellekensbaan'-boeken, Claus' 'Het Verdriet van België' en de Amerikaanse traditie van 'faction writers' zoals Don DeLillo en Thomas Pynchon, besluit hij een ondergangsverhaal te schrijven over België op de drempel van de millenniumwissel. Het bindmiddel van dat verhaal is de eertijds tot hoeksteen van de maatschappij uitgeroepen kern: de familie. De desintegratie van de maatschappij waarin zo'n clan functioneert, gaat hand in hand met de teloorgang van die clan zelf. Deze allegorie heeft Tom Lanoye in de 'Monster'-trilogie uitgewerkt.
Vast tapijt
Wie de drie boeken naast elkaar plaatst, ziet de kleuren van de Belgische vlag - 'Het goddelijke monster' (1997) heeft een rode kaft; 'Zwarte tranen' een gele; 'Boze tongen' (2002) een zwarte. Alles bij elkaar net geen 1.300 bladzijden. Wie de eerste twee delen niet gelezen zou hebben, hoeft niet te wanhopen. In 'Boze tongen' wordt de voorgeschiedenis van de familie Deschryver meer dan uitvoerig uit de doeken gedaan. De overlappingen in de verhaalstructuur zijn talloos.
De Deschryvers - een soort Vlaamse 'Buddenbrooks' - zijn een tapijtenfamilie uit de Westhoek, die sterk doet denken aan de clan Declerck (eigenaars van de Domo-groep). De familie heeft decennialang het economische, sociale en politieke leven van de regio beheerst, als belangrijkste werkgever en exporteur van vast tapijt. Maar het imperium wordt bedreigd. Een zwaar fraudedossier en interne familiestrubbelingen en -tragedies bedreigen tevens de gezondheid van de wijdvertakte onderneming.
In het centrum van zijn verhaal heeft Lanoye een mysterieuze vrouw geplaatst: Katrien Deschryver. Ze is de dochter van Herman: een ascetisch christen-democratisch politicus, hoogleraar en bankier. Ze is het nichtje van 'Boer' Leo: de vuilgebekte bedrijfsleider van de tapijtenonderneming. Van deze drie protagonisten is Katrien diegene die het pure Kwaad belichaamt. Dit is letterlijk op te vatten: het woont in haar, en zij reageert meestal op een afwezige, apathische manier. Onbewust, zonder het te willen, veroorzaakt zij talloze rampen: de dood van een kleuter en van haar oom Daan. In dezelfde onwetendheid brengt ze haar echtgenoot Dirk Vereecken om het leven. Auto's botsen waar zij komt. Door Katriens sneren, krijgt haar tante Marja een hartaanval. Katrien is enkel buitenkant: beeldschoon, slank, een femme fatale. Een fotomodel, maar met te korte beentjes. Haar kleine, fijne gestalte doet echter enkel nog meer mensen - mannen en vrouwen - voor haar bezwijken. Haar psychologie blijft in een waas van mysterie gehuld. Behalve in enkele warrige, met visioenen doorspekte dagboekfragmenten, komen we niets over haar innerlijke leefwereld te weten. Die dagboekfragmenten roepen de nachtmerrieachtige sfeer van David Lynch-films op. Katrien wacht op haar proces in de gevangenis. Het komt tot een politiek schandaal wanneer zij, 's lands beroemdste gevangene, erin slaagt te ontsnappen. Haar 'wandeling' herinnert uiteraard aan de escapade van Dutroux enkele jaren geleden. Het is slechts één in een voortgezette reeks van verwijzingen naar feiten uit de politieke en maatschappelijke wereld die in 'Boze tongen' voorkomen.
De roman handhaaft de structuur van de twee vorige. Korte hoofdstukjes, waarin telkens één personage van nabij gevolgd wordt, wisselen elkaar af. Dit wisselende vertelperspectief stelt de auteur in staat weer te geven hoe elk individu specifiek op de gebeurtenissen reageert. De gedragingen van deze personages zijn altijd extreem theatraal, soms op het stereotype af. Het lijken representanten van een bepaalde categorie mensen. Een dergelijk zwaar accent op dramatiek heeft Lanoye nodig voor het verhaal dat hij wil vertellen. Aan het einde van de trilogie blijft in het hoofd van de lezer dan ook een impressie hangen van een familieportret vol groteske figuren.
Ultieme SM-daad
Wie verschijnen er dan zoal op de 'tableau de la troupe'? Er is de eerder al vernoemde Leo Deschryver, de tapijttycoon met een rauw gevoel voor humor die voortdurend met zijn zaken in de weer is. Door hard ploeteren heeft hij zich vanuit een boerenfamilie omhoog gewerkt. De staat en de vakbonden zijn hem een doorn in het oog, om maar te zwijgen van de homoseksuele geaardheid van zijn neef Bruno. Deze laatste krijgt een scheldtirade van Leo aan zijn adres te horen, die eigenlijk niet voor zijn oren bedoeld is (Leo's gsm stond nog aan, een verwijzing naar het telefoonincident tussen Stefaan de Clerck en Johan van Hecke). Bruno zal op Passolini-achtige wijze zelfmoord plegen in een seksclub, deze ultieme SM-daad pervers registrerend op video. Wanneer Katrien dit nieuws verneemt, uitgerekend op de begrafenis van haar moeder, verminkt ze met een mes haar gezicht, zichzelf in een monster veranderend. Hiermee is de titel van de eerste roman uit het drieluik definitief verklaard: 'Katrien bleek, behalve geen mond, ook geen gezicht meer te hebben maar de muil van een uitheems dier zonder vacht en met een schimmelziekte.' Het absolute Kwaad, dat ze al zo lang in zich draagt, wordt nu ook eindelijk veruitwendigd. Zij toont haar 'ware gelaat'.
Herman is voor Leo op de vlucht. De twee broers hebben het nooit goed met elkaar kunnen vinden. De politicus is een intellectueel, een cultuurminnaar, diepgelovig, heeft een topfunctie bij een bank, is hoogleraar en heeft een verleden als minister in de nationale politiek. In een kostelijke conservatieve donderpreek voor de universiteit eist hij een terugkeer naar de traditionele waarden, want, zo zegt hij, 'indien dit tijdvak al een embleem verdient, dan is het de verduisterde huiskamer waarin de mens in zijn eentje staart naar de jammeren uit vier windstreken. Biertje, aardappelchips en afstandsbediening binnen handbereik; een op zijn kop gezette versie van de biechtstoel. Daarin leidde het intieme belijden tot zuivering. In de huiskamer der solitairen leidt het exhibitionistische begluren van andermans ellende tot bevrediging, kortstondig en verslavend als alcohol en zelfbevlekking.'
Herman heeft alles om de steenrijke, maar 'simpele' boer Leo afgunstig te maken. Met het zwart geld van Leo op weg naar Luxemburg, transformeert hij in een 'rebel without a cause'. Hij jaagt het geld erdoor, raakt aan de drugs, doorkruist het Schengen-Europa zonder grenzen op zoek naar zichzelf. Vruchteloos probeert Leo hem terug te halen, na elke vergeefse poging woedend zijn gsm stuksmijtend.
Voorts is er de op een zijspoor gezette, en ten slotte ontslagen onderzoeksrechter De Decker, ook op jacht naar Herman en het geld van de Deschryvers. Het onderzoek naar de familie werd hem ontnomen, nadat zijn aanwezigheid op een benefietbanket met 'mosselen-friet' voor een verdachte, was bekend geworden. Verdacht gemaakt en ten slotte ook uitgespuwd door de goegemeente, gaat De Decker als een guerillero zelf op zoek naar 'het hart van de rottenis' van de Deschryvers.
Gudrun, Katriens zus, verzorgt aanvankelijk gedwee het dementerende lichaam van de kapotgenegeerde en wegvernederde moeder van de clan, Elvire. Wanhopig geworden gaat ze over tot de mishandeling van haar moeder. Elvire, vroeger in de trilogie nog aanvoerster van de Witte Mars, is volslagen incontinent, en heeft slechts nu en dan heldere momenten. Gudrun woont nog steeds de vergaderingen van de Witte Comités bij, maar moet vaststellen hoe de organisatie in handen valt van malcontente freaks, extreem rechtse elementen en christelijk-fundamentalistische onheilsprofeten. Het enige duo dat zich min of meer weet te redden uit deze poel des verderfs, zijn de egocentrische tantes Milou en Madeleine. Als zovele Belgen ontvluchten zij het tochtige België, om zich in de Provence te vestigen in de villa 'Plus est en vous'.
Ziektegeschiedenis
Wie bij 'Het goddelijke monster' en 'Zwarte tranen' al de kritiek aanvoerde dat Tom Lanoye met deze romans de literatuur 'oversociologiseert', zal bij het lezen van 'Boze tongen' niet milder gestemd zijn. Werkelijk elk belangwekkend schandaal uit de recente Belgische geschiedenis wordt getransformeerd in het verhaal. Deze romans plaatsen de lezer niet in een imaginaire wereld, ver van de realiteit verwijderd. Neen, ze duwen hem met de neus op de feiten. Meer nog, ze evoceren een apocalyptische sfeer, waarin alles met alles in verband staat. De 'Monster'-trilogie is de ziektegeschiedenis van het hedendaagse België, en de patiënt is er belabberd aan toe.
Zij die in de vorige romans Lanoyes 'Vlaamse stijl' bekritiseerden, kunnen opnieuw de pen scherpen. De auteur past zijn register telkens aan de verschillende personages aan (een hoogdravend algemeen Nederlands voor Herman, een nauwelijks gekuist Vlaams voor Leo). Vereiste is wel natuurlijk dat hij daarin consequent is. De naar de letter pratende Herman heeft het bijvoorbeeld over het Vlaamse 'baanvak'. In de Leo-hoofdstukken wordt dan weer met duchtig met 'mobieltjes' in plaats van de in Vlaanderen veel gangbaardere 'gsm's' gesmeten...
Maar dat doet geen afbreuk aan de imposante indruk die Lanoyes trilogie maakt. 'Het goddelijke monster', 'Zwarte tranen' en 'Boze tongen' zijn romans die erin slagen de tijdgeest in het België van nu te vatten. Wie greep wil krijgen op vage noties zoals het zo vaak besproken 'algemene onbehagen', de apathie bij 'de burger', de groei van de 'anti-politiek', vindt in de 'Monster'-trilogie een verhaal dat de ziektegeschiedenis beschrijft van de maatschappij in overdrive, die de onze is. Die geschiedenis wordt door een begenadigd verteller geduldig ontrafeld, al verliest ook hij heel af en toe de greep op zijn groteske verhaal.
31/12/2002
In Vlaanderens feestjaar verschijnt het derde deel van Lanoyes trilogie over de Vlaamsche familie Deschryver. In Het goddelijke monster (Li 1997, p. 635) vertelde de verteller al hoe Katrien per ongeluk haar echtgenoot neerknalde omdat ze dacht dat hij (precies hij, de impotente) een bronstig everzwijn was. Haar daad brengt de hele familie in opspraak, temeer omdat haar overleden echtgenoot een blocnoteboekhouding bijhield waarin de zwartere zaakjes van de familie werden opgetekend. Katriens vader, politicus en bankier, en zijn broer, de West-Vlaamse tapijtkoning, blijken niet zo zuiver op de graat als gedacht. Deel twee Zwarte tranen (Li 1999, p. 695), verhaalde hoe de familie uiteenviel. Katriens zoontje Jonas wordt bij een aanval in Bende-van-Nijvelstijl doodgeschoten, ze laat geen traan. Katrien blijft zwijgen. In Boze tongen is het niet anders. Katrien is de best bewaakte gevangene van het koninkrijk en toch slaagt ze erin te ontsnappen. Ze wandelt gewoon het justitiepaleis buiten en keert een paar weken later terug naar de gevangenis. Haar uitstapje levert haar een verblijf in de isoleercel op, want de gevangenisdirecteur -- een omhooggevallen cipier, een baviaan met een pak aan -- wil wraak omdat zij hem voor schut heeft gezet. Het zwijgen van Katrien werkt niet alleen hem op de zenuwen. Ook de senator, oud-worstelcoach, die een journalist meeneemt en hem voorstelt als zijn medewerker -- verliest zijn kalmte wanneer hij geconfronteerd wordt met deze sfinx. Het zwijgen van Katrien zal nog verergeren, want al van in het eerste hoofdstuk kondigt de verteller aan dat ze haar gezicht schond. Haar zelfmutilatie verandert haar letterlijk in een monster dat niet langer gewoon kan spreken.
In deze roman kiest Lanoye voor diverse vertelstandpunten. Elk familielid komt aan de beurt, brengt in eigen patois verslag uit van de gebeurtenissen. Dat levert stukken op die je Lanoye zo hoort vertellen, het Vlaams klinkt echt en gedreven. De tapijtkoning, Oom Leo, boer Leo spuugt zijn gal over alles wat volgens hem verkeerd loopt in dit apenland. Op dezelfde wijze komen de hoofdrolspelers in deze familietragedie aan het woord, elkeen verkondigt zijn/haar waarheid op eigen wijze. Net als in de voorgaande delen van de trilogie, treden de overledenen ook op als handelende personages. Bij de overgang van het aardse naar het buitenaardse leven wachten ze de nieuwkomers op en anders dan in het gewone leven kunnen ze nu wel met elkaar opschieten. De groep aan de andere kant wordt trouwens in deze roman goed aangevuld, want een aantal familieleden maken de overgang.
Lanoye tekent in de cyclus België en Vlaanderen in het laatste decennium van de 20e eeuw. Toch zijn de verwijzingen naar de wereld buiten de romanwereld impliciet. Markante feiten worden aangekaart, maar blijven ondergeschikt aan de lotgevallen van de familie Deschryver. Naar de affaire Dutroux wordt gerefereerd als "de zaak van de kindermoordenaar". Bij de Witte Mars en de daaruit voortspruitende stichting van de witte partij -- geleid door een leraar met een spraakgebrek -- zijn leden van de Deschryvers opvallend aanwezig en de dementerende Elvire neemt zelfs -- in één van haar schaarse heldere momenten -- het woord en ontketent daarmee een hoop heisa. Het is duidelijk dat deze partij geen toekomst beschoren is.
Maar de raadsels die in het tweede deel nog raadselachtiger werden, worden ook nu niet geheel onthuld. Het einde van het tapijtimperium kan je apocalyptisch noemen, de chaos is compleet. Toch blijft het einde van de roman nog open, de deerlijk verminkte Katrien is in voorlopige vrijheid gesteld en een datum voor het proces ligt nog niet vast. Wanneer haar vader haar aan het einde vertelt voortaan alleen nog "de waarheid en niets dan de waarheid" te willen, is het niet eens zeker of dat gemeend is en of er nog een mogelijkheid zal zijn de waarheid te onthullen. [Luk De Geyter]
Gerard Oevering
Deze roman is het derde deel van een trilogie; het eerste deel, 'Het goddelijk monster', verscheen in 1997 en het tweede deel, 'Zwarte tranen', in 1999*. De trilogie is de beschrijving van de corrupte familie Deschryver; de leden van deze familie zijn even pervers en schofterig als destructief. Het is een familie in verval. In dit derde deel verschuift de aandacht naar Katrien Klepkens. Deze is beeldschoon en geestelijk zo volkomen leeg, dat ze ieder geeft wat hij vraagt. Zij is de kwade genius achter brandstichting, moord en zelfverminking. In de gevangenis wordt ze bezocht door haar dode verwanten die haar op een weg ten goede wijzen. Blijkens deze roman ontwikkelt de cyclus zich van destructie naar een zekere moraliteit. Lanoye (1958) geeft een ontluisterend beeld van de moderne Belgische (en Nederlandse) samenleving. Hij schreef een moderne schelmenroman, boeiend, barok van vorm en bevolkt door beestachtige personages. Paperback; kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.