Wees welkom boven op mijn beste hoed : gedichten bij onvergetelijke gedichten
Daniel Billiet
Daniel Billiet (Auteur), Carll Cneut (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Averbode, 2002 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BILL |
31/12/2002
Een wereldkaart op ware grootte bevat drie afdelingen. De eerste heeft de liefde als onderwerp, zij het schoorvoetend of is het net met extra nadruk? 'En toch de liefde' heet de afdeling. De gedichten gaan over verloren liefde, onbegrip en scheiding maar ook over tederheid, verwondering en verlangen. Vooral echter gaan ze over de taal van het lichaam en eigenlijk ook over het lichaam als taal en de taal als lichaam: 'Vergeet de huid van haar woorden' of 'Lees de liefde'. Door metaforen vloeien taal en lichaam voortdurend samen. Synesthesieën maken deze poëzie ook bijzonder zintuiglijk. In zijn taal laat Billiet zoals in de roes van de liefde ook alle zintuigen door elkaar lopen en zelfs verschillende talen: "You smell like a smile. / Denk ik. En ik druppel in je oor", "Je ruikt als de huid van een zomerochtend aan zee." Centraal echter staat het tactiele: handen en huid. Billiets eigenzinnige taal levert soms heel mooie combinaties op: "Ze [je handen] slapen stilletjes zij aan zij / naast je dromen, ballen zich soms even / tot een sprookje kindertijd." Maar soms vind ik ze te geconstrueerd zoals in 'Weggaan' De herhalingen in dit gedicht hameren te hard en enkele regels klinken niet: "Iemand kon niet blijven / moest wijken voor een janeevraag" of "stampt kwaad op de treden en de vraag. / Trap, bed en vraag vergaderen over wat voorbij is."
De tweede afdeling draagt als titel 'De wereld' en bevat gedichten die op reis ontstaan zijn. Ze gaan zowel over de rijstvelden op Sulawesi als over vuurwerk in India of een school in Rwanda. Zoals in vorige bundels treft in enkele gedichten de cynische toon. De laatste strofe uit 'Wat een verrukkelijke tijd' luidt: "Het gebeurt dat een kind naar huis stapt / met een pistool in de tas. En toch / zijn ouders niet neerschiet". Scherp is ook 'De pottenbakker', gebaseerd op een Ethiopische mythe, dat een ander beeld kneedt van de blanke. Ook hier weer treffen de sterke, oorspronkelijke beelden: "Zij draagt haar kijken als een nieuwe jurk / van ondraaglijk licht" (over een blinde vrouw in Rwanda die na een operatie weer ziet). Maar ook hier zijn sommige verzen te weinig uitgebalanceerd. Zo zijn in hetzelfde gedicht 'Blind verlies' de herhalingen net iets te nadrukkelijk. En 'School voor secretariaat' is te beschrijvend, al roept het wel in enkele woorden een confronterend beeld op van de armoede in Afrika. Het sterkste gedicht uit deze afdeling vind ik "Een misviering in Bukavu". Het ritme is hier sterker en de originele beelden passen perfect bij de sfeer die wordt opgeroepen.
'En ik', zo luidt de titel van de derde afdeling die meteen fascinerend opent: "Er was eens een vis die droomde / dat hij wonderlijk dichten kon / aan de onderkant van het wateroppervlak." Droom, werkelijkheid en poëzie lopen wel vaker door elkaar in deze afdeling, wat allicht ook de dichter typeert. Het valt trouwens op hoeveel gedichten in de bundel verwijzen naar sprookjes, het genre bij uitstek op de grens van droom en werkelijkheid. Ook in deze afdeling is er opvallend veel beeldspraak en ook hier is die soms onevenwichtig. Zo vind ik de beelden in 'Waarom ik van bananen hou' te zwaar voor de lichtvoetige inhoud en soms ook te cliché (appeltjes en borsten). De woordspelingen zijn te doorzichtig. ("Ik groeide als banaan als kool. Werd verliefd / op twee appeltjes"). In 'Wat zal ik voor je kopen, zoon?' bevat de opsomming fascinerende onderdelen, maar raakt ze te weinig als geheel. Wel echt sterk is 'De oude man en de televisie' waarin de bijzondere enjambementen herinneringen en heden met elkaar verbinden.
De bundel eindigt met een gedicht dat verwijst naar het openingsvers. Beide gedichten gaan over poëzie. Het eerste gedicht dook van de werkelijkheid in de wereld van de poëzie, waarin de taal als lichaam kneedbaar wordt: "Zoals ook ik tuin in jou. / Zo mogen wij elkaar / lenteren. Elke zinsnede dag." Het slotgedicht volgt de omgekeerde weg. De lezer kan weer de gewone wereld in: "Morgen schrijf ik geen gedicht / maar geef je april te drinken / in een zuiders licht." Zonder twijfel is dit een van Billiets sterkste bundels en een verzameling gedichten die door de eigenzinnigheid van de taal en het engagement jonge lezers confronteert met de kracht van poëzie.
[Jan Van Coillie]
E.M. Heitman-Hagen
In deze poëziebundel, die wordt ingeleid door een gedicht dat een ode is aan de taal en eindigt met poëtische woorden over het moeizame gevecht dat dichten soms ook is, wil de dichter de wereld voor ons ontvouwen. Zijn gedichten zijn soms wondermooi en teer, maar ze zijn niet makkelijk m.n. die uit het eerste deel. Ze willen vaak gelezen worden en ontsluiten zich dan. De dichter heeft weinig concessies gedaan aan de leeftijdsgroep bijv. door makkelijk aanspreekbare onderwerpen te kiezen. De bundel bestaat uit de thema's: 'en toch de liefde', 'de wereld' en 'en ik'. Ieder nieuw thema wordt ingeleid en verbeeld door een intrigerende, maar niet zo toegankelijke zwartwitillustratie; mooie rode omslagillustratie. Het slot wordt gevormd door een bladzijde aantekeningen, die de achtergrond van sommige gedichten schetsen. Voor talige, filosofisch ingestelde jongeren vanaf ca. 12 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.