Roofmoordenaars : het ware verhaal van India's moorddadige sekte
Mike Dash
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2002 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : DASH |
31/12/2002
<4>De maanden die aan de tragische ondergang van de Batavia vooraf gingen en de maanden die erop volgden, vormen het onderwerp van deze historische roman, die door zijn nauwgezette constructie van feiten en omstandigheden, veeleer de omschrijving 'historische reconstructie' verdient, ware het niet dat de gedreven vertelstijl en de degelijke psychologische analyse van de personages aansluiten bij de techniek van verfijnde romankunst.
Mike Dash schetst niet alleen de fysieke gebeurtenissen en de hierbij betrokken personen, hij hangt ook een treffend beeld op van het tijdsgewricht: Holland in de eerste helft van de 17e eeuw; een burgernatie die geleidelijk aan uitgroeit tot de eerste staat gegrondvest op een kapitalistisch beginsel, met als steunpilaar het mechanisme van vrije markteconomie, het kopen en verkopen met als achtergrond een verlies- en winstmarge. Motor van dit alles was de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), een financiële organisatie die binnen de kortste keren investeerders en een vertegenwoordiging had over geheel Nederland (vandaar de populaire benaming 'Jan Compagnie') en die met ijzeren hand werd bestuurd door de Heren Zeventien, die binnen de kortste keren ook de te volgen politiek ging uitstippelen van de leiders van de Verenigde Provinciën.
De reis van de Batavia gaat ogenschijnlijk rustig van start, ook al verneemt de lezer dat de bemanning is samengesteld uit een allegaartje dat op lange termijn voor moeilijkheden dreigt te zorgen. Uitzonderlijk zijn er voor een reis van dergelijke duur en beproevingen veel militairen en vrouwen aan boord, een explosieve combinatie, wat maakt dat het samenleven benedendeks -- waar geen ruimte is voor luxe of privacy -- al vlug aanleiding geeft tot spanningen. De kapitein, Jacobsz., een zeeman met prima nautische ervaring, heeft op vorige reizen op andere schepen reeds kennisgemaakt met Francisco Pelsaert, opperkoopman (gewezen Antwerpenaar) en hoogste vertegenwoordiger van de VOC aan boord. Beide mannen zijn tegenpolen en het weerzien verloopt niet bepaald hartelijk. Hun wederzijdse wrevel zal al vlug aanleiding geven tot fricties, die een weerslag hebben op de rest van de bemanning. Negatieve katalysator binnen deze drijvende gemeenschap is bovendien Jeronimus Cornelisz. -- een gewezen apotheker uit Haarlem en aanhanger van een sekte die enige gelijkenis vertoont met 'wederdopers' (ketters met een sociaal-maatschappelijke anarchistische inslag). Om redenen van schulden, een familieschandaal en tevens omdat hem een vervolging wegens ketterij boven het hoofd hing, heeft hij hals over kop een aanstelling bij de VOC als onderkoopman eenganomen; hij dankt ze in de eerste plaats aan zijn kennis van geneeskrachtige kruiden. Wanneer tijdens de reis de ziekten en ongemakken zich opstapelen, neemt ook het ongenoegen met de leiding toe. Oorzaak zijn de avances van de kapitein met betrekking tot een edele dame en haar dienares aan boord, een situatie waartegen de opperkoopman bezwaar aantekent, en die de onenigheid tussen kapitein en opperkoopman tot een toppunt brengt. Kapitein Jacobsz. overweegt een muiterij en kan hiervoor rekenen op een gewillig oor bij de onderkoopman, Jeronimus Cornelisz. Onderhands worden hiertoe contacten gelegd met officieren en onderofficieren, militairen en bemanningsleden, maar nog vooraleer de dissidenten tot de daad kunnen overgaan, loopt de Batavia op het rif. De paniek gooit in eerste instantie de kaarten door elkaar. De eerstvolgende dagen is het toeval oorzaak dat de bemanning voor een deel achterblijft op het scheepswrak, terwijl anderen via een jacht hun toevlucht zoeken op drie kleine eilandjes die nauwelijks kunnen voorzien in het onderhoud en een onderkomen van de gestrande populatie.
Muiters en getrouwen (hoewel deze laatste categorie eigenlijk onwetend is van de stand van zaken aan boord de Batavia op het ogenblik van de ramp) zitten nu als het ware samen op een kluitje. Opperkoopman Pelsaert en kapitein Jacobsz. nemen het zekere voor het onzekere en met een handvol bemanningsleden trekken ze er met het jacht op uit in de hoop Java te kunnen bereiken en eens daar alsnog een reddingsplan te kunnen opzetten -- veeleer om de zilverschat aan boord van de Batavia te kunnen bergen, dan om de overlevenden op de eilanden ter hulp te komen.
Wat zich de eerstvolgende weken en maanden op de nauwelijks herbergzame koraalriffen afspeelt, tart alle verbeelding. De overlevenden dienen zich niet alleen te handhaven tegen water, wind, water- en voedseltekort, maar zij worden ook belaagd door de meedogenloze terreurdaden waarmee Jeronimus Cornelisz. en trawanten hun heerschappij vestigen. Zo er de eerste dagen en weken sprake kan zijn van enige systematiek (het doden van zieken en zwakken ter vrijwaring van de levenskansen van de anderen) dan slaat deze terreur na verloop van tijd om in willekeurige moordpartijen, ingegeven door botte drift en vernietigingsdrang. Vanop het ene eilandje worden moorddadige raids ondernomen tegen het naburige rif, en een algehele uitroeiing van trouw gebleven VOC-personeel kan slechts op het nippertje verijdeld worden door de terugkeer van opperkoopman Pelsaert met versterking uit Java.
Wat hierna volgt, zijn de processen, straffen en gevolgen voor diegenen die trouw en ontrouw waren aan de wetsregels van de VOC, zoals beschreven staat in de annalen van deze achtenswaardige maar gestrenge economische vereniging. Boeiend en merkwaardig is ontegensprekelijk dat twee muiters voor wie verzachtende omstandigheden werden ingeroepen, aan land werden gezet op de kust van het Grote Zuidland (Australië). Over het uiteindelijke lot van beide mannen tast men in het duister, maar het staat vrijwel vast dat zij kunnen worden beschouwd als eerste blanke kolonisten in een continent dat pas decennia later door James Cook in kaart werd gebracht. Uitermate interessant is ook dat de schrijver aan de hand van de annalen, de dag- en logboeken, en met de wetenschappelijke bemiddeling van psychologen en therapeuten is kunnen doordringen tot de psyche van Jeronimus Cornelisz., wiens handelingen -- aan de hand van diverse authentieke getuigenverklaringen -- werd geduid als psychotisch.
Mike Dash trekt ten slotte de geschiedenis van dit rampzalige voorval door tot op 4 juni1963 -- op de dag af 334 jaar nadat het retourschip in de archipel aan de grond was gelopen -- duikers restanten terugvinden van de Batavia. Latere bergingsduikers situeerden het schip in een ondiepe holte in het rif. De gehele bovenbouw was verdwenen, en wat restte van de romp was overdekt met een dikke laag koraal. De artefacten die werden gerecupereerd waren weliswaar minimaal, maar de geschiedenis kon op bevredigende manier worden afgerond.
De auteur, een historicus met opleiding in Cambridge, heeft met dit werk niet alleen een bijzonder knap historisch werkstuk afgeleverd, maar is er bovendien in geslaagd een belangrijke periode in de zowel glorierijke als decadente 17e eeuw in al zijn geuren en kleuren tot leven te brengen. Een monumentaal werk, ter herdenking van een memorabele en historische tragedie, dat eens te meer zowel de kleinheid als de grootheid van het menselijk bedrijf in momenten van crisis en beproeving in de kijker plaatst. [Staf Schoeters]
C.C. Oliemans
In 1629 leed de Batavia, een schip van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, voor de kust van Australië schipbreuk. Naast zeelui en notabelen bevond zich aan boord ook de gelukszoeker Jeronimus Cornelisz, van beroep apotheker maar in feite een verzamelaar van geheimzinnige drankjes en vooral vergiften. Zodra de overlevenden de kust van een klein eiland hebben bereikt, ronselt de gewetenloze Cornelisz een paar leeghoofdige helpers en slacht een aantal bewoners af. Zo begint zijn tirannieke en extreem gewelddadige bewind, dat pas met de komst van een reddingsschip wordt beëindigd. Dit historische geval wordt door de Engelse historicus Mike Dash zeer uitgebreid en met een enorm (maar eveneens zeer leesbaar) notenapparaat naverteld. De gebeurtenissen zijn dikwijls zo bloederig dat zelfs de meest geharde lezer er beroerd van zal worden, maar het resultaat is een zeer indrukwekkend en compleet boek. De schipbreuk en de tirannieke heerschappij van Cornelis vormden een jaar geleden nog het onderwerp van "De Compagnie", een roman van Arabella Edge*. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.