De jongen, de neushoornvogel, de olifant, de tijger en het meisje
Peter Verhelst
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 2002 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VERH |
Marc Ruyters
i /un/12 j
Om het niet te moeilijk te maken, zou je dat eindeloze uitstel kunnen vergelijken met de verliefdheid, die wel liefde wil worden, maar vreest dat ze dan ten onder zal gaan. Of met de erotiek, die volgens ingewijden alleen maar beter wordt door het eindeloze uitstel. 'Mondschilderingen' wil pure zintuiglijke beroezing zijn, het boek wil 'de verbazing van de aanraking' weergeven 'in een taal die voor het verlangen is gemaakt'. En dat is dus de taal van het uitstel. Het verhaal wordt opgeschort, beelden en zinnen worden herhaald en gevarieerd, kernideeën eindeloos omspeeld.
Het is niet verwonderlijk dat zo'n erotische tekst het scenario levert voor het ondertussen overal geadverteerde Sprookjesbordeel, waar je, volgens het persbericht, 'de verhalen door zorgvuldig geselecteerde jongens en meisjes ingefluisterd en ingemasseerd krijgt'. Over die selectie zou ik graag wat meer vernemen, en als ik echt niets beters te doen had zou ik mij ook wel willen laten inlichten over alle flauwekul rond dat bordeel, zoals chocoladetruffels die dankzij hun frambozenvulling je mond rood schilderen. Nog even en de hapklare Verhelst wordt voor u geserveerd in de vorm van een donker patersbier, een Brugs slaatje of gewoon een vette worst.
Huid van taal
Gelukkig is de tekst van 'Mondschilderingen' geen hapklare brok. Voor de lezer is het veeleer een kwestie van slikken en braken. Dat is geen waardeoordeel, maar een weerspiegeling van de kunstopvatting die in het boek beleden wordt. Het schrijven dat zuiver zintuiglijk en lichamelijk wil worden, ontstaat in een dubbele beweging van innemen en uitscheiden: de taal wordt opgeslorpt in het lichaam en er weer uitgewrongen.
Het opslorpen gebeurt vooral in de eerste helft van de novelle, bijvoorbeeld wanneer 'jouw geheime droom door een onzichtbare hand woord voor woord op je hals werd geschreven'. 'Een vingernagel schreef de woorden op mijn wang.' Nog heel wat andere huidachtige oppervlakten worden beschreven en beschilderd: deuren en ramen, bananen en vruchtenschillen, bloemblaadjes en rijstkorrels, water zelfs.
Dat proces van inprenting kan niet zonder zijn omkering, waarbij de taal als zweet uit het lichaam te voorschijn komt. Aan het eind van de novelle versmelten de twee centrale ik-figuren, een jongen en een meisje. Hun wederzijdse massage schept zinnen die al vroeger in het boek opdoken. Zo knijpt de jongen zinnen uit het lichaam van het meisje: 'Zijn vingers, die de woorden één voor één te voorschijn knijpen, sijpelend over hem heen', en dan volgen regels die je vijfentwintig bladzijden eerder gelezen had. Het meisje doet hetzelfde voor de jongen: 'Weet ze dat die woorden zolang in mij gerijpt zijn, als druiven? Ik neem haar handen en leg die op mijn hals, waar ze verdwalen. De rechterhand die de woorden als bloemblaadjes plukt.' En opnieuw volgen zinnen die voordien al opdoken in het verhaal.
Dé plek waar die dubbele beweging (naar binnen en naar buiten) samenkomt, is uiteraard de mond. Slikken en braken, zuigen en spuwen - geen probleem voor de mond. Zo is er een jongetje dat de geluiden uit de stenen zuigt en dan weer uitspuwt in een zakje, dat hij als geschenk aan de ik-figuur geeft. Die luistert naar die geluiden en geeft ze weer door aan zijn geliefde. Het lijkt kitsch - en is dat naar mijn mening ook ten dele - maar het heeft een dwingende en duizelingwekkende logica van belichaming en veruitwendiging. De stenen nemen de geluiden in zich op, ze geven die weer af aan het jongetje; dat zuigt die klanken op, maar veruitwendigt ze weer als een geschenk, dat dan op zijn beurt_
'Mondschilderingen' gaat over deze eindeloze afwisseling van innemen en afscheiden, die zorgt voor de verbinding van taal en lichaam, jongen en meisje, levenloos ding (een steen bijvoorbeeld) en levend wezen. De mondschildering is de kunst van de combinatie: 'Ik schilder zonder verf. Ik kijk je aan en op dat moment voel je hoe een tong letters in je mondholte schildert. Woorden, zinnen die smelten, je keel binnenvloeien, je slijmvlies binnendringen en zich verspreiden door bloedbaan en zenuwstelsel als een binnenlichamelijk schilderij.'
Zwevende plekken
Deze 'binnenlichamelijke' kunst is in principe niets nieuws voor Verhelst. Hij heeft het er steeds over gehad, misschien nergens overtuigender dan in de bundel 'Verhemelte'. Ook daar werd gestreefd naar de opheffing van alle tegenstellingen, en ook daar werd die hemelse extase gezocht in een lichaamsholte, het verhemelte. Maar ik heb toch de indruk dat de opheffing daar totaler, destructiever en doelgerichter was dan hier. Het ging in 'Verhemelte' om figuren die hun lichaam omvormden tot een bom of een raket en zichzelf tot ontploffing brachten. Ze wilden een nieuwsoortige Icarus zijn, die met plezier te hoog vliegt en zodoende neerstort. In 'Mondschilderingen' gaat het om figuren die nooit echt in de vernieling springen of vallen. Ze blijven zweven, want ze willen hun verlangen onvervuld laten.
Toch blijven ook de personages uit de novelle volgelingen van Icarus. Opvliegen en neerstorten is één en hetzelfde. 'Springen. Alsof we wegzakken in veel te zachte grond.' Het is een kwestie van overgave. De jongen geeft zich over aan het meisje en omgekeerd. Het ik geeft zich over aan de ander, de taal aan het lichaam, de mens aan het ding. Vandaar Verhelsts sprookjesachtige - en alweer: soms kitscherige - wereld waarin een mens een kosmische reus wordt ('terwijl de eerste sterren op mijn tong smelten als ijskristallen') of waarin stemmen in zakjes passen en wolken vormen.
In dit sprookjesrijk wordt het Brugse minnewater omgetoverd tot 'Lac d'Amour'. En dat meer kun je niet bezoeken: 'De Lac d'Amour is geen vastgelegde plek, het reist door de hele stad.' Als symbool voor de plek waar het verlangen zich op richt, is het liefdesmeer even onbereikbaar als dat verlangen. Het is, in modieuze termen, een nomadische plek. Dat wordt in de novelle gesymboliseerd door de steeds weer opduikende koets: 'De Lac d'Amour is een zwartgelakte koets die voortgetrokken wordt door paarden met omzwachtelde voeten.' Hier is 'de plek waar het verlangen dieper is dan een afgrond [_], een beweeglijke zwarte vlek die als een schaduw door de stad reist en opslokt wie wil worden opgeslokt'. Wil is hier een relatief begrip. Kun je een verlangen willen? Of bezoekt het jou, ongewild, zoals de fantomen en geheime dromen die in dit boek zo vaak opduiken?
Op de grens tussen willen en moeten staat de verslaving. En de roes. En de verslaving aan de roes. Zo zijn er de gokkers: 'Mensen die ervan houden hun hele bezit in te zetten om de opwinding te voelen alles te kunnen verliezen. Of te winnen. De roes.' Zij komen bijeen in een donker, onderaards casino, en zijn in hun honger 'naar vlees en geld' de spiegelbeelden van de verliefden, die ook hun hele bezit inzetten en samenkomen in een duistere ruimte, de koets. Gevaar en liefde horen bij elkaar, anders zijn ze niet opwindend.
Ook voor paarden
Toch is het gevaar in dit boek minder uitgesproken dan bijvoorbeeld in 'Tongkat'. Net als de agressie. Er is nog wel degelijk het typische Verhelst-verlangen naar zelfopheffing ('Er zijn zoveel manieren op te verdwijnen'), maar dat gebeurt nu meer via de eenwording met de ander dan via de uitwissing van het zelf. Eindigden vroegere Icarus-figuren van Verhelst met een bede om de totale vergetelheid, dan eindigt 'Mondschilderingen' als volgt: 'We waagden de sprong en vielen/zoals een mond wil vallen op een andere mond.' Maar wil een mond dat wel echt?
De vraag, die de paradox van het verlangen weerspiegelt, klinkt in alle toonaarden in dit boek. Kort samengevat gaat het hierom: twee monden - of twee stemmen: die van de jongen en het meisje - willen op elkaar vallen, maar misschien toch niet helemaal. Tijdens hun val horen ze een heleboel andere stemmen, die spreken van soortgelijke zweverige verlangens. Geen enkele stem valt perfect samen met een andere, en je mag er als lezer in geen geval van uitgaan dat de ene ik-verteller de andere is. De spanning zit juist in de voortdurende verwarring van de stemmen, die nu weer eens op elkaar lijken en dan weer uit elkaar wegdrijven.
In het verhaal zelf zit nauwelijks spanning. De vroege romans van Verhelst hadden vaak een uitgesproken verhaallijn - al ontspoorde die vroeg of laat wel. In zijn recente novellen moet het narratieve terrein prijsgeven. Verhalen zijn blijkbaar nog te doelgericht, terwijl de taal van het verlangen geen doel wil kennen. Die verminderde verhaalspanning hangt ongetwijfeld ook samen met de veel kleinere contrastwerking. In zijn vroeger werk liet Verhelst agressie en liefde botsen; moorden en verkrachten gingen hand in hand met poezelige tafereeltjes. In zijn recent werk krijg je nog nauwelijks soortgelijke botsingen te zien. De toon, hoezeer ook door meerstemmigheid omspeeld, blijft min of meer gelijk.
Dat heeft voordelen, want het vermijdt het al te makkelijke schokeffect, maar het heeft het nadeel dat de teksten van Verhelst iets geolieds krijgen. De pijn en de littekens, de schaar en het knippen - als symbolen duiken deze oude Verhelst-gegevens ook nu weer op, maar ze zijn veel minder tastbaar, veel minder lijfelijk dan de extase van het verlangen. Dat is geen kritiek, zeker niet voor een boek dat het verlangen wil vormgeven. En misschien overdrijf ik als ik het heb over de evolutie van Verhelsts proza en het geoliede van zijn stijl. Toch hoop ik dat zijn werk genoeg weerhaken blijft bevatten om niet zoetgevooisd opgeslokt te worden in de cultuurindustrie van stedenpromotie en chocoladetruffels. Maar goed - in het ergste geval is dat toekomstmuziek. 'Ondertussen fluisterde iemand het paard zoete verhalen in het oor.' Ik vraag me af wat zo'n paard daarover denkt.
31/12/2002
Verhelst schreef het themagedicht voor Brugge 2002 en bewerkte dat tot een lang verhaal dat werd aangebracht op de stoelruggen van het gloednieuwe concertgebouw. Samen met enkele teksten die hij schreef voor het (E)migrantenproject van de Werf en een paar andere verhalen en sprookjes smeedde hij dit alles vakkundig tot Mondschilderingen. Het nieuwste boek van Peter Verhelst vormt trouwens al enkele maanden de basistekst voor de succesvolle voorstellingen van het Sprookjesbordeel. In dit unieke concept worden de zinnelijke verhalen je letterlijk ingefluisterd en ingemasseerd door zorgvuldig geselecteerde jongens en meisjes. Wie van deze intieme en originele verwennerij al heeft mogen proeven, snakt nu nog naar die roezige staat van opwinding en verdwazing.
Het Brugge dat Verhelst in Mondschilderingen evoceert, is een stad die besmet is door stemmen en gefluisterde verhalen en waar de personages door hun verlangen onherroepelijk naar de afgrond van het verslindende Lac d'Amour worden gedreven: "Maar loop door de stad en het verschijnt als een stofje in je ooghoek. Trillend. Veelbelovend. Ongrijpbaar. Dodelijk. De vorm aannemend van je geheimste verlangens. [...] Wie die plek betreedt -- die gitzwarte plas, die Lac d'Amour -- weet niet noodzakelijk wat er aan de andere kant op hem of haar wacht. Hoe veelkoppig het is. Hoe verslindend. Hoe verslavend". Geen promotekstje voor Brugge dus, maar een verhelstiaanse toe-eigening, waarbij je als lezer met graagte verdwaalt in het esthetische woordenspel, net zoals de personages verdwalen in het labyrint van hun verlangen: "De definitie van het labyrint: niet de uitgang is het doel, maar het verdwalen."
De ondertussen bekende obsessies, motieven en thema's wemelen ook nu weer door de tekst, al lijkt Verhelst sinds Memoires van een luipaard (Li 2001, p. 619) -- ongetwijfeld zijn beste boek tot nu toe -- definitief gekozen te hebben voor een gebald, gecondenseerd en verdicht proza. Ondanks enkele al te goedkope cliché's leiden zijn toverwoorden je meestal wel als volleerde en originele gidsen doorheen het koninkrijk van de verbeelding. Bovendien weeft Verhelst subtiel zijn poëtica door de tekst en pareert hij onnavolgbaar, eenvoudig en raak de kritiek die hem wel eens wordt toegeschoven vanuit de hoek van 'postmoderne' theoretici zoals Dirk van Bastelaere: "Men verwijt mij dat ik vrijblijvend ben en oppervlakkig. Is een kind dat verzonken is in zijn spel oppervlakkig? Zijn twee in elkaar verzonken geliefden oppervlakkig?" Maar om nu te denken dat Mondschilderingen plots louter spel zou zijn, is naïef, ook Verhelst kent zijn theorieën, alleen verwoordt hij ze lichtelijk anders: "De stad is klein. De gebouwen op mensenmaat. Het is de illusie die telt. Het is alsof je een duik neemt in de geschiedenis, roepen ze, maar wij weten zelf dat we ongeveer alles gereconstrueerd hebben. Dat geeft niet. Er is toch niemand in de waarheid geïnteresseerd. Wat ze willen is een decor waarin ze kunnen rondlopen als in een groot verhaal. Men maakt zo graag deel uit van een groot verhaal, omdat zoiets geruststellend is. Men is bereid daar veel voor te betalen."
In Mondschilderingen is Verhelst erin geslaagd om Brugge om te toveren tot een volstrekt talige en atypische illusie en al resoneert de metafictie door te tekst, de poëzie van het onmogelijke verlangen houdt de bovenhand: "'s Nachts stonden ze aan het raam / met maanwitte gezichten te kijken naar de hemel. / We streken neer, hurkten op de daken als katten. / We waagden de sprong en vielen / zoals een mond wil vallen op een andere mond." [Jan Bettens]
Gerard Oevering
Dit boekje is uit teksten samengesteld die Verhelst schreef naar aanleiding van belangrijke culturele gebeurtenissen in Vlaanderen. Zo werkte hij zijn themagedicht voor Brugge 2002 als Culturele Hoofdstad van Europa om tot een verhaal, en vulde dit aan met onder meer teksten voor een (E)migrantenproject. Het resultaat is een poëtisch, dromerig verhaal over liefde en vriendschap dat zich in een wereld lijkt af te spelen waarin de prikkeling van de zintuigen het doel lijkt te zijn. Dit boekje heeft niet een duidelijke plot, het probeert de lezer gevoelig te maken voor onvermoede sensaties, voor een verhaal achter de feiten. Volgens de toelichting is het het tekstboek geworden voor het Sprookjesbordeel, een voorstelling van het Toneelhuis. Pocket; vrij kleine schreefloze, maar niet compacte druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.