Ariadne
Willy Schuyesmans
Willy Schuyesmans (Auteur), Sophocles (Naar het werk van)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Averbode, 2002 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : SCHU |
31/12/2002
Schuyesmans heeft de toneeltekst in een verhaalvorm gegoten, waarbij hij eigenlijk slechts het decor van het gebeuren en de personages kort beschrijft en weergeeft welke handelingen die stellen. Hij volgt Sophocles' dialogen vrijwel woordelijk. Alleen heeft hij de tussenkomsten van het koor in de mond gelegd van verscheidene inwoners van Thebe, die, net als het oorspronkelijke koor, commentaar geven bij wat er gebeurt.
Het toneelstuk -- en het boek -- begint bij de pest in Thebe, waar Oedipus koning is. Als het orakel van Delphi meedeelt dat de oorzaak van de epidemie in Thebe zelf ligt -- daar loopt een ongestrafte moordenaar rond -- zweert Oedipus dat hij de stad zal redden. Hij vervloekt de moordenaar en zweert hem te zullen straffen. Als de blinde ziener Tiresias roept dat hij zelf de oorzaak van Thebes onheil is, doordat hij zijn vader Laïus gedood heeft en met zijn moeder Jocaste gehuwd is, vermoedt Oedipus een complot om hem het koningschap te ontnemen ten voordele van zijn schoonbroer Creon. Dan komt de waarheid aan het licht door onthullingen van koningin Jocaste, van een oude herder uit Thebe en een bode uit Corinthe. Bij Oedipus' geboorte voorspelde het orakel dat hij zijn vader zou doden en zijn moeder zou huwen. Daarom liet het koningspaar het kind met doorboorde en gebonden voetjes door een herder in de bergen te vondeling leggen. Die herder spaarde het kind en vertrouwde het toe aan een collega uit Corinthe. Daar voedde het kinderloze koningspaar het op als hun eigen zoon. Toen Oedipus als volwassen man, onwetend over zijn verleden en echte afkomst, zijn lot vernam van het orakel, besloot hij het land te verlaten om zijn vermeende ouders te sparen. Zo gebeurde het dat hij zijn echte vader bij een verkeersdiscussie in de bergen doodde en dat hij later, als dank voor zijn redding van de stad Thebe van de bloeddorstige sfinx, het koningschap kreeg en de koningin-weduwe, zijn eigen moeder, huwde. Bij het horen van de verschrikkelijke feiten pleegt Jocaste zelfmoord en steekt Oedipus, hij die ziende blind was, zich de ogen uit. Hij gaat in ballingschap en Creon wordt koning. Hij weet dat het allemaal verlopen is zoals de goden het gewild hebben en dat ook "de genade alleen in de handen van de goden ligt".
Oedipus is voortvarend, opvliegend, argwanend, ambitieus, hoogmoedig omdat hij meent zijn lot te kunnen ontvluchten, een bezorgde koning die niet bang is om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Creon daarentegen is koel, nuchter, zakelijk, realistisch en pragmatisch. Jocaste wil vooral Oedipus' geluk en is bereid, als ze de waarheid begint te vermoeden, zelf alleen de last te dragen. Als Oedipus en het hele volk de waarheid kennen, rest haar alleen zelfmoord.
Oedipus' geschiedenis illustreert Sophocles' pessimistische en deterministische visie op het mensenleven, onontkoombaar onderworpen aan de nukken van het lot. Ze toont echter ook hoe een mens door zijn eigendunk, hoogmoed en zelfoverschatting zijn eigen ondergang in de hand kan werken, en hoe telkens weer mensen proberen iemand de diepste pijn te besparen door niet alles te vertellen wat ze weten.
De plot, het verhaal, de dialoog... dat is allemaal Sophocles' werk. Schuyesmans tekent sober en vrij abstract het decor van het gebeuren en de personages in hun handelingen. In enkele notities achter in het boek geeft hij zijn bedoelingen aan en bezorgt hij wat informatie over Sophocles en over het verhaal van Oedipus. De verklaring die hij daar geeft over het begrip "tiran" -- hier niet despoot, maar wel koning niet door afstamming maar door benoeming wegens grote verdiensten -- en over de naam Oedipus (d.i. gezwollen voet) had de lezer beter voor de lectuur van het boek gekregen. Wat de persoons- en plaatsnamen aangaat, kiest de schrijver niet consequent voor de Griekse (Kreon, Laios, Labdakos, Teiresies, Polubos, Kithairon) of Latijnse (Oedipus, Delphi, Cyllene, Helicon, Jocaste, Corinthe) transcriptie. Ergerlijk vind ik de slordigheid in het gebruik van de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in de aanspreking, dus de tweede persoon. Goden en koningen kan een gewone sterveling toch niet zomaar jijjouwen: "Ach goden, wees toch mild en laat zien wat je kunt." De vertrouwelijke vormen bij aanspreking in het meervoud, jullie en je kan je niet zomaar door elkaar gebruiken: "Jeugd van Thebe, ik weet wat je van mij verwacht. Ik ken de pijn die jullie lijden..." Enige efficiënte correctie had de hier gebruikte taal gevoelig kunnen aanpassen aan het verzorgde algemene Nederlands: het volk drumde om hem heen; luidop; in hemelsnaam; voor wat mijn vader betreft; de omstaanders; ik zal deze zaak van bij het begin hernemen. Ook de zinsbouw vertoont wel eens vermijdbare mankementen: Het geluid van de voetstappen van de koning weerkaatsten tegen de wanden. / Als ook mijn moeder zal gestorven zijn ... / Hij loopt rond in de bossen rond de stad. / Als iemand van jullie Laios heeft vermoord, dat hij niet zwijgt (i.p.v. zwijge). Die slordigheid is al in het motto van het boek te merken: "Prijs nooit de dag gelukkig voor de avond is gevallen", meteen ook de slotwoorden van het boek. Men kan immers iemand (of zich) gelukkig prijzen, d.i. voor gezegend houden, niet iets. Zulke slordigheid kan ook leiden tot ernstige vertaalfouten. Het kan niet dat de liefhebbende, om Oedipus bezorgde Jocaste bij de ontdekking van de waarheid haar kind en man toeroept "O, ongelukkige ellendeling. Welke naam kan ik je voortaan nog anders geven dan ellendeling?" Een ellendeling is immers een verachtelijk of slecht mens, een schurk. Het woord "rampzalige", o.m. gebruikt in de vertalingen van J.C.B. Eykman en dr. E. de Waele, past hier heel wat beter.
Het is zeker goed dat Sophocles' tragedie door deze bewerking als verhaal toegankelijk wordt voor jonge mensen die geen klassieke opleiding krijgen. De bewerking past overigens perfect in deze tijd van revival van de klassieken. Wat meer taalzorg had die verdienste heel wat groter kunnen maken.
Herman de Graef
[Herman De Graef]
J.J.J.M. Engels
Vrije (proza)navertelling van de tragedie van de Griekse dichter Sophocles (496-405/406 v.Chr.). Verhaald wordt de tragische ommekeer van de eens zo trotse en zelfbewuste tiran van het door de pest getroffen Thebe, die onwetend zijn vader doodde, zijn moeder huwde en door zijn obsessief handelen de moordenaar te vinden, het noodlot oproept, hetgeen hem ten slotte tot een met vloek beladen blinde banneling maakt. In deze bewerking zijn de dialogen van Sophocles consecutief en consciëntieus omgezet in een zo'n hedendaags taalgebruik, dat ook de ritmiek behouden werd. De nu wat theatraal klinkende oorspronkelijke koorliederen zijn functioneel herschreven tot commentaren, geleverd door jongelingen van Thebe. De keuze van de verhaalvorm impliceert o.a. het wegvallen van de vermeldingen van de strikte (chronologische) structuurelementen in een klassieke tragedie, doch desondanks wordt in deze compositie aan het traditionele stramien geen afbreuk gedaan. De heroïsche en majestueuze karakters van alle (ook oorspronkelijke) hoofdrolspelers zijn eveneens scherp getekend en het dramatische effect is behouden. Een beknopte biografie van Sophocles, een toelichting en verantwoording besluiten dit verdienstelijke, toegankelijke werk. Vanaf ca. 14 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.