De renner
Tim Krabbé
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Bakker, 2002 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : KRAB |
31/12/2002
De naam Hans Maarten Timotheus Krabbé zegt u allicht weinig tot niets. De naam Tim Krabbé daarentegen klinkt als een klok. De ietwat allround-geïnteresseerde media- en cultuurconsument denkt bij het horen ervan gelijk aan wielerwedstrijden, beroemde familieleden, schaken, verfilmde romans en verplichte lectuurlijstjes op school. Dat zit zo: Tim Krabbé is de zoon van de befaamde kunstschilder Maarten Krabbé en broer van de (nog bekendere) acteur-regisseur Jeroen Krabbé. Hoewel Krabbés bibliografie redelijk beknopt is, bevat ze een wilde mengeling van genres. U kan van Krabbé lezen: zijn twee boeken over schaak, zijn sportverhalen en sportcolumns, zijn novellen en verhalenbundels, zijn poëzie en zeven romans. Eén van die romans is een wereldwijde bestseller: Het gouden ei (1984). Mede dankzij Het gouden ei is het werk van Krabbé vertaald in maar liefst twaalf talen. Ook ander werk van hem is verfilmd en het ziet er niet naar uit dat de filmindustrie snel op hem zal uitgekeken zijn. Als kers op de taart is Tim Krabbé bovendien een mediatieke no-nonsense-figuur waar je lekker eenduidig over kan schrijven: aan zelfverzekerde meningen en boude stellingnames geen gebrek.
Ik noemde zijn literaire oeuvre redelijk beknopt, zeker voor een man van bijna 60. Natuurlijk zit de start van zijn schrijfcarrière daar voor iets tussen. Vooraleer zich aan de schrijverij te wagen, was hij fanatiek bezig met schaken. 'Fanatiek' is trouwens een woord dat je geregeld tegenkomt in de biografische gegevens over Krabbé. Alles wat hij doet, doet hij met overgave. Zowel de schaker als de schrijver Krabbé geven zich voor de volle honderd procent. Treffend is de anekdote dat hij als jongetje gefascineerd was door de cijfertoetsen op het klavier van een typemachine. Urenlang zou hij achter die toetsen hebben gezeten, erg onder de indruk van het feit dat je altijd opnieuw een nog groter getal te voorschijn kon toveren.
Op de leeftijd dat de meeste schrijvers zich opmaken om definitief plaats te nemen achter hun bureau, stond Krabbé hoog op de Nederlandse schaakranglijst. Hij bleef echter steken in de buurt van de vijftiende plaats en zag zich genoodzaakt zijn leven te "herzien". Het werd wielrennen. Geen voor de hand liggende keuze voor de intussen dertigjarige Krabbé. Als schrijver en als journalist had hij al ervaring opgedaan bij bladen als 'Vrij Nederland' en 'Propria Cures'. Zelfs had hij al enige bekendheid verworven in het populaire televisieprogramma 'Hadimassa'. Bij dit soort levensstijl horen drank en sigaretten, nietwaar? Toch koos Krabbé voor uitgebalanceerde voedingspatronen, trainingen en wedstrijden. In de volgende acht jaar tijd zou hij een kleine zeshonderd wielerwedstrijden rijden en hij schopte het tot een erg verdienstelijk coureur bij de liefhebbers. Om maar te zeggen dat Krabbé meer is en wil zijn dan 'alleen maar' schrijver. En dat is ook prima gelukt. De oplagen waarin zijn werk verspreid wordt, de populariteit van dat werk bij scholieren, zijn aanwezigheid in andere domeinen van het openbare leven (sport, bv.) en de erg aanhankelijke reacties van fans op zijn website -- het wijst er allemaal op dat Tim Krabbé niet alleen een bekende schrijver is, maar een bekende Nederlander tout court.
Als Krabbé een nieuwe roman publiceert, hoeft de uitgever zich geen zorgen te maken. Kijk maar naar het omslag van het zopas verschenen Kathy's dochter (Bert Bakker 2002). Een flatterende foto en paar zinnen als sfeerschepping, meer niet. Deze auteur hoeft niet meer te worden voorgesteld. En net zoals de auteur bekend is, zo ook ligt de roman thematisch in het verlengde van eerdere Krabbé's: Het gouden ei, Vertraging (1994) en De grot (1997). In een ingenieuze en hechte structuur van elkaar opvolgende flashbacks en uitweidingen in het heden vertelt de ikfiguur, de 56-jarige Nederlandse schrijver Tim Krabbé, twee (nogal rechtlijnige) liefdesverhalen: het verhaal van een jong meisje en een jonge man én het verhaal van een jong meisje en een oudere man. De man is twee keer Krabbé en de meisjes zijn recpectievelijk Kathy en haar dochter. De sprong tussen beide verhalen wordt gemaakt bij het begin van de roman, als Tim een e-mail ontvangt van een zekere Laura. Zij vraagt hem of de naam Tineke Melsen (d.i. Kathy) hem iets zegt. Haar moeder is nl. net overleden en heeft het tijdens haar leven een paar maal over hem gehad. Of hij haar beeld van haar moeder postuum wat kan aanvullen?
Deze simpele vraag heeft een verpletterend effect op Tim: Kathy, zijn eerste grote liefde, "is niet meer". Hij onderhoudt e-mails-gewijs contact met haar dochter, Laura, en al snel komt het tot een afspraak -- en komt van het een het ander. In de woorden van Krabbé: "Een man die een verhouding krijgt met de dochter van een geliefde -- dat is talloze malen gebeurd. Zevenendertig jaar later: minder vaak. Na nooit meer iets van haar te hebben vernomen. Na haar dood, dóór haar dood, als een vereniging in de dood -- dat zoiets overkomt aan een schrijver wiens thema dat is, dat was nog nooit voorgekomen, en zou nooit meer voorkomen."
Het thema waar Krabbé naar verwijst, het Orpheus-thema, is inderdaad wel vaker in zijn werk aanwezig. De verteller gaat, zoals Orpheus, over de grenzen van de dood, niet als nutteloze krachttoer, maar gedreven door zijn liefde voor zijn overleden geliefde. Orpheus is gedoemd in zijn krachttoer te mislukken. Heel even lijkt het erop dat Tim wel zal slagen: in Laura heeft hij immers een tweede, herboren Kathy gevonden. Maar die vlieger gaat niet op. Zoals Tim, aan het begin van zijn volwassen leven, om een domme reden, een ingebeelde verwardheid, een doelloze idée-fixe, zijn relatie met Kathy abrupt beëindigde, zo dumpt Laura op haar beurt Tim. Geheel in de lijn der verwachtingen, ziet Orpheus zijn geliefde voor de tweede keer verdwijnen...
Het pleit voor Krabbé dat hij dit voorspelbare verhaal op zo'n manier geconstrueerd heeft, dat de lezer toch nog vurig op een happy end hoopt.
In Het gouden ei kan de hoofdfiguur Rex Hofman de plotse verdwijning van zijn geliefde niet vergeten. Hij besluit, na jaren, zich opnieuw in de zaak in te graven. Zijn zoektocht brengt hem oog in oog met haar moordenaar, die hem een macaber aanbod doet. Rex krijgt namelijk het aanbod precies hetzelfde te ondergaan als zijn vriendin. De dood als hereniging met de geliefde. Het klinkt als een schijnoplossing, en dat is het ook. Uit Het gouden ei: "Er was maar één hoop. Er vloog nog zo'n gouden ei door de ruimte, als ze tegen elkaar botsten zouden ze allebei vernietigd zijn, dan was het afgelopen. Maar het heelal was zo groot!" Hopeloos, dus, maar o zo verleidelijk. Exact hetzelfde idee wordt verwoord in Vertraging. Die roman begint met een vliegtuig dat oponthoud ondervindt en verandert pijlsnel in een zoektocht door Australië naar -- drie keer raden -- een uit het oog verloren jeugdliefde.
Meer van hetzelfde, maar telkens anders. In De grot wordt een zekere Egon Wagter (met dank aan Simon Vestdijks Anton Wachter-romans) vermoord aangetroffen in de armen van een onbekende Amerikaanse vrouw op een markt in Indonesië. A-chronologisch wordt in deze raamvertelling teruggekeken op het leven van Egon. Op een vriendschap, een jeugdherinnering, een jeugdliefde.
De vier genoemde romans zijn eigenlijk variaties op een thema. Het verschil zit 'm dikwijls in de aanleiding, de raamvertelling. Elke gebeurtenis kan de ontsteking zijn van een herinnering met de kracht van een bom. Het hoeft geen spectaculaire verdwijning te zijn. Soms volstaat een e-mailtje.
Niet alleen thematisch, maar ook stilistisch zijn er meer dan duidelijke verwantschappen tussen deze romans. Lees De grot en je zal onder de indruk raken van Krabbés vakmanschap, dat zich uit in een geniale structuur. Iedere scène opnieuw wordt er weer een ander deel van de motieven van de hoofdpersoon ontsloten. Flashbacks en zijsprongen in het heden worden organisch verweven. Er zijn parallelle verhoudingen, maar evengoed subtiele verwijzingen tussen de beide tempi. De auteur schudt altijd even makkelijk duidelijke overgangen, abrupte eindes of onverwachte ouvertures uit zijn mouw en het resultaat is telkens een erg organisch aandoende vertelling. De perspectiefwisseling wordt nooit een maniertje. Hoogstens sta je versteld van het aantal verschillende camerastandpunten dat één verteller kan innemen. Uiteraard mag het niet verbazen dat een schrijver die een dergelijke verteltechnische vaardigheid heeft ontwikkeld, en wiens erg beeldrijke verhalen zowel spannend als tragisch zijn, op de meer dan matige belangstelling van filmmakers mag rekenen. Het gouden ei werd liefst twee keer verfilmd, De grot één keer. Het is een publiek geheim dat Krabbé niet altijd even opgezet was met die verfilmingen. Om al te grote teleurstellingen te vermijden, schrijft hij de scenario's het liefste zelf. 'Spoorloos', de eerste Ei-verfilming, toonde nog kenbaar de hand van de schepper. De tweede, Amerikaanse verfilming, 'The vanishing', eindigde met een ongeloofwaardig happy end en deed het origineel ook op andere momenten nogal wat geweld aan. De verfilming van De grot (oorspronkelijk een project van Dominique Deruddere, maar uiteindelijk geregisseerd door Martin Koolhoven) werd aangekondigd als zijnde "gemaakt in een hechte samenwerking met de auteur".
Krabbé neemt in het literaire wereldje van Nederland een gecontesteerde plaats in. Het is zeker niet typisch Nederlands om een auteur die een makkelijk leesbaar oeuvre bij elkaar heeft geschreven, te beschuldigen van gemakzucht, of zijn oeuvre als vederlicht terzijde te schuiven. Voor sommigen schrijft Krabbé 'slechts' misdaadromans. De liefhebbers van misdaadromans vinden Krabbé dan weer te literair. Toen hij voor Vertraging in 1995 de Gouden Strop kreeg voor de beste Nederlandse misdaadroman, uitten heel wat misdaadschrijvers openlijk kritiek op die toekenning. Krabbé maakt dus geen deel uit van het ene, noch van het andere milieu. Als het niet zo klef was, zou je hem dus 'uniek' kunnen noemen. In elk geval heeft hij een eigen plaatsje veroverd. Slechts weinigen ontkennen dat Krabbé een briljant verteller is, die als geen ander weet hoe, en op welk ritme, hij een verhaal moet vertellen en een ontknoping moet prijsgeven. Onno Blom noemde zijn boeken (laatst nog, in de Standaard der Letteren) pageturners. En dat is voor elke schrijver een compliment.
Tot slot: wie meer wil vernemen over Tim Krabbé, de totstandkoming van zijn werk, zijn positie als bekende Nederlander en nog veel meer, kan zijn hart ophalen aan Krabbés goed gestoffeerde en fraaie site: http://www.xs4all.nl/~timkr/tim.html. Voor wie er niet genoeg van krijgt, is er de mogelijkheid om de auteur vragen te stellen -- al is het lang niet zeker of hij zin heeft in een antwoord. Verder veel anekdotes. Zo blijkt een anekdote de start geweest te zijn voor het schrijven van Het gouden ei. Op de parking van een Franse autosnelweg blijkt inderdaad ooit een (Waals) meisje verdwenen. Jaren na het succes van de roman en de film(s), hervatte Krabbé op zijn eentje de zoektocht naar de identiteit van dit meisje. De werkelijkheid bleek veel prozaïscher dan het boek. Het meisje was, in een ogenblik van verstrooidheid, op de foute toeristenbus gestapt. Pas na enkele kilometers zag ze haar vergissing in. Krabbé probeerde meer dan eens met het verstrooide meisje in contact te komen, maar slaagt er niet in haar van het belang van deze ludieke ontmoeting te overtuigen. Hij laat het niet aan zijn hart komen. Zelfverzekerd als steeds, besluit hij de queeste naar de waarheid achter de anekdote, met de volgende woorden: "Als ze haar bus niet eens herkent, hoe zal ze dan de zucht van de inspiratie herkennen wanneer die haar één keer in haar leven aanraakt. Dit is de mooist denkbare, de gedroomde ontknoping van mijn speurtocht. Wat Pascale me uiteindelijk heeft geleerd is dat ik haar niet nodig heb gehad. Ook zonder haar zou ik Het gouden ei hebben geschreven. Het was er eerder dan zij, ik had het alleen nog niet bedacht. Maar: het stond vast dat ik het zou bedenken, en dat ik het zou schrijven -- daarom liet ik haar verdwijning mijn inspiratie zijn." [Max Temmerman]
J.T.G. Maas
Nieuwe, autobiografisch getinte roman van Tim Krabbé (1943), waarin de 19-jarige auteur een korstondige, heftige liefdesrelatie heeft met het meisje Teuntje/Tineke/Kathy in 1962. Zevenendertig jaar later wordt contact opgenomen door haar 28-jarige dochter na het overlijden van Kathy. Er bloeit een even gepassioneerde relatie op; opnieuw echter mag deze niet duren. Krabbé beschrijft de gevoelens van toen én nu. Deze roman werd niet erg positief ontvangen in de media; vooral stoorde men zich aan het openhartige taalgebruik in erotische scènes. Toch is het een geslaagde, zelfs goede roman, die net als ander werk van Krabbé uitermate geschikt lijkt voor verfilming. Vooral de vertelstijl van Krabbé is uitermate interessant en maakt ook deze roman weer tot een vlot leesbaar verhaal. Het bijna kinderlijke gebruik van expliciete termen past bij de verliefdheid van de 19-jarige en de 'herboren' 56-jarige. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.