Wild wood
Paul Weller
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Thoth, cop. 2002 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 705.8 WOOD |
31/12/2002
Wie een tentoonstelling van hedendaagse kunst bezoekt, weet vaak niet met welk medium hij zal te maken krijgen. Dat is een van de erfenissen van de conceptuele kunst uit de jaren '60 en '70. Een ander belangrijk kenmerk van die stroming is de ontstoffelijking: ideeën zijn bij kunst belangrijker dan de uitvoering, die aan een ander kan worden toevertrouwd of zelfs helemaal achterwege kan blijven. De auteur voert het ontstaan ervan terug op de crisis van het modernisme. De grenzen van de persoonlijke expressie waren bereikt en zelfs het meest gedurfde werk was een vaste waarde in het systeem geworden. Hij wijst op de voorlopers van de conceptuele kunst in de historische avant-garde. De readymades van Marcel Duchamp openden de weg naar de eigenmachtige definiëring van wat kunst is, bij Francis Picabia en René Magritte speelde de taal een belangrijke rol, en dadaïsten en surrealisten wezen de toewijding aan één medium af. Het minimalisme van Frank Stella bereidt de weg voor de anti-vorm: om het even wat kan kunst worden. De radicaalste vragen over de aard en de functie van kunst worden niet meer door theoretici gesteld, maar door de kunstenaars zelf.
Vervolgens komen heel verschillende uitingen van conceptuele kunst ter sprake, waarbij telkens meer aandacht gaat naar de grote richtingen en invloedssferen dan naar afzonderlijk werk. Dat is zeker bij deze moeilijk toegankelijke soort kunst een gemiste kans. Soms worden in kort bestek veel namen genoemd, terwijl het eigene van de richting nauwelijks wordt uitgediept. Een complexe stroming als de overeind gebleven Arte Povera in anderhalve bladzijde behandelen is onbegonnen werk, maar ook het theoretisch nochtans erg productieve en intussen hopeloos gedateerde Art & Language komt onvoldoende uit de verf. In encyclopedisch opzicht blijft deze inleiding interessant door de conceptuele kunst te situeren tegenover bv. de combine-paintings van Robert Rauschenberg, de Fluxusbeweging en Joseph Beuys. Ook de politisering van de in oorsprong taalgerichte en analytische stroming aan het eind van de jaren '60, het zgn. conceptualisme, wordt boeiend toegelicht. Nu en dan laat de auteur een kritisch geluid horen: het gevaar van benepen politiek-correctheid, de blijkbaar onvermijdelijke commercialisering. Als steeds in deze serie is de tekst verlucht met degelijke kleurenillustraties. [Erik de Smedt]
Drs. J. Kleisen
Wie klip en klaar wil weten wat conceptuele kunst is, wordt hier niet op zijn wenken bediend, want zo makkelijk is dat niet te zeggen. Wood noemt zijn inleiding dan ook een 'benadering'. Wil je het als kunst gaan zien, dan moet je de gedachte dat beeldende kunst bestaat in esthetische weergave van wat wordt of kan worden gezien, loslaten, want het gaat hier om de wisselwerking tussen een idee en haar uitvoering; deze laatste kan eventueel aan anderen overgelaten worden. In de twintigste eeuw zien we hoe de kunst zich steeds minder in dienst stelt van de zintuigen en steeds meer in die van de geest; in deze ontwikkeling is conceptuele kunst een fase. Door weinigen beoefend (o.a. Le Witt, Kounellis, Buren, Merz ) trok ze maar kort belangstelling. De cruciale jaren waren 1965-1975. Wood poogt wat orde te scheppen in de soms tegenstrijdige interpretaties van de term; uitgebreide discussies over wat kunst eigenlijk is, gingen er aan vooraf. Wood laat zien hoe conceptuele kunst zich relateerde aan taal en toont dat ze niet het einde van de kunst inluidde. Met 63 afbeeldingen, veelal in kleur.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.