Le grand Lille
Eric Bussière
Eric Bussière (Redacteur), Wim Blockmans (Auteur), Gérard Bossuat (Auteur), Régis Boyer (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Mercatorfonds, 2001 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : Europa 941 |
31/12/2002
<4>Het boek verschijnt in vier talen -- Nederlands, Frans, Engels en Spaans -- en kwam tot stand onder de auspiciën van de in 1992 opgerichte Fundacion Academia Europea de Yuste, een culturele stichting die naar Keizer Karel verwijst en een open en verdraagzaam Europa in een kader van nationale en culturele diversiteit nastreeft. De Belgisch-Spaanse samenwerking voor dit project lag voor de hand. Allebei zijn het voorbeeldige pro-Europese staten en ze werkten het laatste jaar als opeenvolgende voorzitters van de Europese Unie (België tijdens de tweede helft van 2001, Spanje tijdens de eerste helft van 2002) nauw samen.
Het lijvige boek (397 pagina's) pretendeert niet de geschiedenis van Europa te willen brengen, maar op zoek te willen gaan naar de oorsprong en de geschiedenis van de Europese gedachte en constructie. Het is een zoektocht naar de zin van Europa in 15 hoofdstukken -- het aantal is geen toeval -- door een schare Europese topwetenschappers. Jammer genoeg is dat voor de periode voor 1918 een nogal absurde doelstelling. Er waren weliswaar enkele denkers zoals de Franse filosofen Henri de Saint-Simon en Pierre-Joseph Proudhon die nadachten over de noodzaak van Europese samenwerking, maar daar beantwoordde geen enkele werkelijkheid aan en de bevolking werd er mentaal niet door geraakt. Bijgevolg is de ondertitel van de publicatie 'de Europese idee en identiteit...' voor de periode vóór 1918 anachronistisch: Europa, niet als geografische aanduiding maar als "idee" met een eigen "identiteit", was hoogstens een verre droom van een aantal intellectuelen. Zes van de eerste zeven thematische hoofdstukken van het boek belichten de grondslagen van Europa tot en met de Eerste Wereldoorlog, maar brengen fundamenteel niet veel nieuws, ondanks de verwoede pogingen om originele invalshoeken voor het Europese geschiedverhaal te vinden. Zo wordt in het artikel over de vikings nogal krampachtig betoogd dat de Scandinaviërs de eerste Europeanen waren en dat ze erin slaagden het heersende particularisme binnen het huidige Europa te verminderen. Verder zijn er nog artikels over de fascinatie van het keizerrijk (door Wim Blockmans), over religieuze stromingen in Europa, over het Europa van de handelaars, over de verlichting en over de Europese natievorming, maar al die knappe teksten zouden evengoed in een 'gewone' geschiedenis van Europa passen. Wél verrassend en to the point is het openingsartikel van de Française Odile Wattel-de Croizant over de Grieks-antieke mythe van de ontvoering van de Fenicische prinses Europa door de God van de Olympus, Zeus, in de gedaante van een stier. De auteur vertelt boeiend hoe die mythe zich zowel in ruimte als in tijd snel verspreidde, en hoe dat tafereel leidde tot een ontelbaar aantal kunstwerken. Op de kaft van het boek prijkt trouwens een schilderij met dat thema van de Zwitsers-Franse schilder Félix Vallotton. De mythe van Europa is ook de iconografische leidraad van de publicatie. Elk hoofdstuk wordt gevolgd door een soort minimuseum met prachtige platen waarin de artistieke voorstelling van Europa van de Oudheid tot vandaag wordt geëvoceerd.
Het scharnierhoofdstuk en eigenlijk het enige dat werkelijk brengt wat de titel belooft, is het grandioze essay van professor Michel Dumoulin (UC Louvain) over de Europese idee van Erasmus tot de Eerste Wereldoorlog. Uit zijn inleiding (die eigenlijk de ideale inleiding op het hele boek vormt) blijkt dat hij zich terdege van de moeilijkheid van de hele opzet bewust is. De tendens om zo ver mogelijk in het verleden op zoek te gaan naar uitingen van een Europese identiteit met als doel het Europese integratieproces historisch te legitimeren, verwerpt hij als te teleologisch. Anderzijds verwerpt hij ook een te reductionistische historische benadering waarbij de verklaring van Robert Schuman van 9 mei 1950 als het ware uit de lucht komt gevallen zonder historische aanloop. De ruimte die hij zo creëert, vult hij op met een mooi artikel over de evolutie van het denken over Europa "als een te organiseren culturele en politieke entiteit". Dat denken start volgens Dumoulin met de grote geografische ontdekkingen in de 15e eeuw "toen Europa zichzelf ontdekte".
Het tweede gedeelte van het boek met nog eens zeven hoofdstukken kan worden samengevat onder de noemer 'geschiedenis en toekomstperspectieven van de Europese Unie'. De eerste vijf hoofdstukken overlopen nogal braafjes chronologisch de politiek-diplomatieke geschiedenis van de Europese Unie met achtereenvolgens de ontwikkeling tijdens het interbellum, de plannen in oorlogstijd voor het naoorlogse Europa, de moeizame weg naar het Verdrag van Rome van 25 mei 1957 dat de Europese Economische Gemeenschap en Euratom oprichtte, de verdere uitbreiding van 1958 tot het midden van de jaren '80 en de gebeurtenissen van 1989-1990 en de gevolgen daarvan voor de Europese Unie. De bundel sluit af met twee interessante essays over de toekomst van de Europese Unie, waarin uitdagingen als de globalisering, de uitbreiding naar Oost-Europa, de spanning centralisatie-nationalisme, de toekomst van de verzorgingsstaat, het veiligheidsbeleid, de democratische legitimiteit... scherp aan de orde worden gesteld.
Wat onbegrijpelijkerwijze in het tweede gedeelte ontbreekt, is een hoofdstuk over de impact en representatie van Europa. Het is alom geweten dat de Europese eenheidsdroom bij de meeste politici leeft, maar de Europese bevolking -- en zeker de West-Europese -- nauwelijks beroert. Integendeel: Europa staat voor vele burgers nog steeds gelijk met bureaucratie, ingewikkelde regels, ondoorzichtige subsidiestromen, centralisme, eenheidsworst. Enig inzicht in de psychologische factoren die dat negatieve beeld in stand houden, hadden we in deze publicatie toch wel verwacht. Hoe wordt Europa aan de man gebracht? Zijn er verschuivingen in de perceptie van Europa sinds de val van de Muur? Staat de Oost-Europese bevolking werkelijk te springen om tot de Europese Unie toe te treden? Waarom bestaat er geen Europese publieke opinie en geen Europees collectief geheugen? Het zijn mentaliteitshistorische vragen die een antwoord verdienen en die tot het onderwerp van het boek behoren. Ook een meer theoretisch, filosofisch artikel over het wezen van (collectieve) identiteit, burgerschap en natievorming ontbreekt jammer genoeg.
Europa is een interessante en verzorgde publicatie, die zeker beantwoordt aan de hoge standaard van uitgeverij Mercatorfonds. Stof zal de publicatie echter niet doen opwaaien en dat is -- gezien de uitdagende titel -- jammer. Te veel compilatiewerk, te weinig originaliteit en durf; te weinig gestuurde eenheid, te veel losse verscheidenheid. [Gunter Bousset]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.