Ouderen zijn het gelukkigst : en alle andere gedichten van 1971 tot nu
Anton Korteweg
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, cop. 2001 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : KORT |
31/12/2002
Anton Korteweg heeft zich al jaren lang een benijdenswaardige reputatie opgebouwd als dichter. Die faam doet hij met zijn jongste bundel overigens alle eer aan. Ook al bevat Al fluitend heel wat gelegenheidswerk, dan nog worden die bijdragen hier samengebracht tot een hecht geheel. Het openingsgedicht is al typerend voor de volstrekt eigen toon en thematiek van Kortewegs oeuvre. Het gedicht 'Fluitend' vangt aan met de laconieke mededeling "Ik vind, elke dag heeft genoeg / aan zijn eigen kwaad.", om dan -- na een reeks aanbevelingen voor een vrolijk humeur -- voort te gaan met de vaststelling: "Je begint dan vanzelf in de loop / van de ochtend een beetje te fluiten." Uiteindelijk valt de avond, met de typische rituelen voor het slapengaan, en dan volgt de typische, onontkoombare pointe: "Het fluiten neemt langzaam dan af / en houdt uiteindelijk op." Meteen zit de lezer geheel in het Korteweg-universum. Aan de ene kant schroomt de dichter niet om de banaliteit van het dagelijkse leven in zijn poëzie te tonen, sterker nog, de schier verwaarloosbare gebeurtenissen te transformeren tot poëtische momenten of mini-rituelen. Aan de andere kant is er echter evenzeer sprake van een bijzonder effectieve ironie, waarbij grote ideeën behoedzaam maar in niet mis te verstane bewoordingen van hun voetstuk worden gehaald. Korteweg heeft daarenboven een voorkeur voor de embleemachtige uitspraak, de slagzin die omzeggens de betekenis geheel wil uitdrukken; precies in die omgekeerde moralisering ligt overigens zijn relativerende sterkte. Ik vermoed dat veel lezers aanstoot zullen nemen aan deze combinatie van romantiek en ironie, maar omgekeerd durf ik hopen dat nog meer lezers in deze bundel een tegengewicht zullen vinden voor de zoetgevooisde clichés waarmee heel wat (ook eigentijdse) dichters hun poëzie kruiden. In dit opzicht is deze nieuwe bundel van Korteweg zelfs verplichte kost. [Dirk De Geest]
T. van Deel
'Al fluitend', beveelt Anton Korteweg aan, moet de dag en eigenlijk het hele leven ondergaan worden: 'Wie zijn dag / niet mint, gaat mokkend ten onder.' Deze opgewektheid geeft aan zijn poëzie een heel authentieke, laconieke toon, waardoor ook het ergste, de dood, licht opgevat kan worden: 'De wereld blijft min één bestaan volop bestaan, / zo is het ook nog eens. We moeten dus in 't echt / maar vrolijk zonder Herman verder gaan.' Er is veel zelfspot in deze bundel, want als een man ouder wordt, verandert er veel: 'Het komt wel goed met hem. Hij glimlacht al / als op een driewieler een kind brrrm brrm zegt.' 'Het wassen van de rug een hele hijs. / Tussen de schouderbladen word ik grijs.' Als de vergankelijkheidgevoelens tijdens een wandeling in Frankrijk zijn af te lezen van zijn gezicht reageert zijn vrouw: 'Sukkel, zei je, wees liever blij om wat bestaat, / voor 't zelfde geld was alles woest en leeg. / Een kleinigheid dat al dat moois vergaat.' De grote aantrekkelijkheid van Kortewegs poëzie schuilt in de onbedrukte toon, het dicht bij huis en bij het eigen leven blijven, grote thema's niet groter maken dan ze al zijn, en dat alles in een geraffineerde praatstijl. 'Gaat het wel goed met me?' heet een afdeling; met de dichter Korteweg gaat het uitstekend!
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.