Pierewaaien : wat weet u over de herkomst van onze woorden ?
Het Genootschap Onze Taal (Auteur)
Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
SDU, cop. 2001 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : NEDERLANDS 835 PIER |
Besprekingen
31/12/2002
De etymologie van het Nederlands is opnieuw populair. Dat valt bv. duidelijk af te lezen uit de Taalkalender 2002 van het Genootschap Onze Taal, die zomaar even drie 'etymologische dagen' bevat: er is de vertrouwde 'etymologiedag' op dinsdag, nieuw zijn de 'volksetymologiedag' op vrijdag en de beschouwing van leenwoorden uit het Engels op zondag, 'anglo-dag'. Tezelfdertijd wordt er ook in de diepte gewerkt: taalkundigen willen de tekortkomingen van de Nederlandse etymologie aanpakken, en er wordt een nieuw etymologisch woordenboek voorbereid. Ik bespreek hieronder drie nieuwe publicaties die beide trends illustreren en situeer ze binnen het geheel van de Nederlandse etymologie.
Dateringen
Met het Chronologisch woordenboek (Veen, 2001), de handelsversie van haar doctoraat, heeft de uiterst productieve etymologica Nicoline van der Sijs het dateren van de Nederlandse woordenschat een flinke stap vooruit geholpen. Van der Sijs is, net zoals Marlies Philippa, een stuwende kracht achter de Nederlandse etymologie: beiden publiceren voor het grote publiek én werken aan grote wetenschappelijke projecten. Van der Sijs was co-auteur van het Van Dale etymologisch woordenboek, dat in zijn tweede editie dateringen voor elk trefwoord opnam. Verder stortte zij zich op de studie van leenwoorden, wat o.a. resulteerde in het massieve Leenwoordenboek. Van haar kunnen we dus stellen dat zij twee lacunes in de Nederlandse etymologie tracht te vullen: de leenwoorden en de dateringen. Eigenlijk drie, want het systematisch werken met gedigitaliseerde bestanden is vrij nieuw.
De dateringen in het Van Dale etymologisch woordenboek hadden veel te danken aan het pionierswerk van Félicien de Tollenaere. Vele van zijn dateringen zijn ondertussen 'tegengesproken' omdat het zoeken naar het oudste verschijnen van woorden een veeleisende studie is die niet zal eindigen zolang nieuwe bronnen gevonden worden (en het bronnenonderzoek blijft uiteindelijk relatief omdat woorden meestal eerst in de spreektaal voorkomen). Ook vele dateringen in het Chronologisch woordenboek zullen geantedateerd worden, bv. collaboreren (1950) en pirami-despel (1997): het eerste woord moet al tijdens de Tweede Wereldoorlog in verzetskranten verschenen zijn, en het gokspel was in de jaren '80 in Vlaanderen voer voor discussie. Van der Sijs beseft de relativiteit van haar dateringen en onderstreept dat zij geen grondig historisch speurwerk heeft verricht, wat haar onvermijdelijk kritiek zal opleveren van etymologen voor wie diepgravend onderzoek tot de geplogenheden van het beroep behoort. Voor Van der Sijs telt het grote getal. Zij heeft 18.540 woorden gedateerd, een voor haar voldoende aantal om de grote lijnen van de ontwikkeling van de woordenschat te tekenen. De woorden worden in het tweede deel van het boek chronologisch gerangschikt: van wad (107, gevonden in het werk van Tacitus) tot weblog (2000). Onderaan de chronologische lijst loopt een tijdsband waarin historische en taalkundige feiten werden opgenomen - dit moet de lezer toelaten zelf verbanden te zien tussen talige en historische feiten. Er is ook een alfabetische lijst van de woorden, waarbij telkens de bron van de datering wordt aangegeven.
In het eerste deel van het boek analyseert Van der Sijs de resultaten van haar digitaal onderzoek. Na een uitgebreide verantwoording van haar methodologie analyseert ze de oudste bronnen van het Nederlands. Deze leveren 941 gedateerde woorden op, van 107 tot ca. 1250. De auteur beperkt zich niet tot het Corpus Gysseling (een verzameling Oud-Nederlandse teksten) maar gebruikt, als eerste, de Lex Salica en Frankische leenwoorden in het Frans om woorden als buik en vogel (beide tussen 701 en 800) of helm (1080) en bord (1138) te dateren. Op dit toch wel verrassende hoofdstuk volgen analyses van (1) de vormingsprincipes van de inheemse woordenschat; (2) de afkomst van leenwoorden (per taal); (3) een achttiental thematische velden, bv. consumptie, religie en leger; en (4) de chronologie van functiewoorden, tussenwerpsels, eufemismen en gemunte woorden. Omdat zij in haar database bij elk woord de velden
Op zich kan dit werk niet etymologisch genoemd worden, want de studie gaat uit van de hedendaagse betekenis van de onderzochte woorden en de informatie over de herkomst van de woorden is beperkt. De etymoloog zoekt verder, naar oudere vormen en eventueel Indo-Europese wortels. Van der Sijs dateert aarzelen op 1600 omdat de betekenis 'weifelen' pas toen ontstond, maar de etymoloog zal verder zoeken, tot 1327 wanneer aarzelen 'terugwijken' betekende. Dit onderzoek draagt echter wel belangrijk materiaal aan voor de etymologie omdat het voorbij het woordniveau gaat, iets waar allang op wordt aangedrongen door vooraanstaande etymolo-gen. De via allerlei criteria samengestelde woordreeksen van Van der Sijs maken duidelijk waar en wanneer bepaalde taalverschijnselen zich voordoen en dat kan helpen om het vinden van etymologieën richting geven, zoals de auteur voor verschillende woorden suggereert.
Etymologisch kwissen
Van der Sijs schreef ook de inleiding tot het vermakelijke Pierewaaien (Sdu, 2001), een duidelijk voorbeeld van de populariserende etymologische publicaties. De taaladviseurs van het Genootschap Onze Taal stelden een etymologische kwis met 350 meerkeuzevragen op die oorspronkelijk verschenen in 'De Gelderlander'. (Het Genootschap werd trouwens in 1931 opgericht als een vereniging tegen Duitse leenwoorden - haar tijdschrift 'Onze Taal' heeft intussen wat afstand genomen van deze puristische activiteiten. ) Van een bepaald woord of uitdrukking krijgt de lezer drie oplossingen aangeboden waarvan slechts één juist is. De oplossingen worden kort geformuleerd en putten vooral uit de verre etymologie, zodat de keuze minder voorspelbaar is. Af en toe zijn de onjuiste antwoorden bij de haren gegrepen (bv. beton als afkomstig van het chemisch element betonium), maar meestal zijn ze heel plausibel. Je zou bij daar ga je vlug kiezen voor 'vertaling van There you go', maar de uitdrukking is blijkbaar een verbastering van het Jiddische lechajjem ('op het leven'). Ook de alternatieven voor yahtzee en blauwtje zijn goed gemaakt. Dit boekje biedt spelenderwijs een goed inzicht op de diverse origines van Nederlandse woorden. Het is alleen jammer dat men naar aanleiding van de bundeling van deze kwisvragen niet wat meer uitleg over de juiste oplossing in de antwoordenindex heeft opgenomen. Nu wordt van in de war enkel gesteld dat het verwant is met het Engelse war, terwijl de oorsprong, het Middel-Nederlandse werre (verwarring, twist), die verwantschap, ook met het Franse guerre, duidelijker maakt.
Nieuwvormen
Dat de markt voor publicaties over etymologie een beetje oververhit geraakt, valt te merken aan het toch wel premature uitkomen van het boekje Taal van het jaar één: kroniek van het Nederlands in 2001 (samensteller Ton den Boon, Van Dale Lexico-grafie - het is, na Taal van het jaar nul, het tweede boekje in de reeks). Het werd in november geschreven, en de bronnen gaan niet verder dan half oktober. Poederpost is het laatst gedateerde woord, op 19 oktober. Dat scheelt toch nog twee en een halve maand die niet behandeld wordt, en ik denk bv. aan woordgroepen als bodemloos gedrag en democratische globalisten die in die laatste maanden opdoken. De concurrent, Ewoud Sanders die in 2000 zijn reeks De taal van het jaar opstartte, sluit zijn onderzoekswerk in december af, maar overziet dus ook niet het hele taaljaar. Er zijn overigens wel meer verschillen met de reeks van Sanders. Terwijl de laatste een woorden-boekvorm hanteert, brengt Den Boon zijn oogst samen in 52 verhalende stukjes (overigens knap misleidend dat 52, gezien mijn bovenstaande kritiek). Dat laat hem toe woorden met elkaar en met de historische context (of, in etymologische termen, de zaakgeschiedenis) in verband te brengen. Zo wordt goed duidelijk hoezeer nieuwe woorden samenhangen met nieuwsfeiten, en hoe vlug ze kunnen verdwijnen, zoals de vele eurowoorden of de problemen rond het Ne-derlandse voetbal (cabaretvoetbal, apo-theekvoetbal, regiocoach) - overigens blijkt de voetbalwereld in 2001 niet zo talig creatief als anders, wellicht net omwille van al die tegenslag. De verhalende methode geeft de auteur ruimte om enige taalkundige observaties te maken, zoals het nut van leenwoorden (het woord killer is positiever geladen dan moordenaar, zodat Bush of de moordenaar van een pedofiel killers kunnen worden genoemd, alsook dieren en destructieve apparaten) of het optreden van productieve woorddelen (zoals milieu-, bio-, generatie- of -hopper).
De woordlijst verschilt nogal met die van de recentste aflevering van Sanders (De taal van het jaar 2002, Contact). Het valt bv. op dat GSM-bom niet door Den Boon wordt vermeld. De twee auteurs gebruiken verschillende methodes. Sanders verzamelt handmatig nieuwe woorden en controleert dan hun datering en frequentie via digitale bronnen zoals de Nederlandse Persdatabank en het web in het algemeen. Sanders mag dan natuurlijk wel geen woorden over het hoofd gezien hebben... Den Boon daarentegen is systematischer en vertrekt van een lijst van alle nieuwe woorden uit vijf Nederlandse kranten en vult die aan met materiaal, o.m. uit Vlaamse kranten. Maar uit die lijst kiest hij dan zelf de woorden die hij in zijn 52 thematische hoofdstukjes kan samenbrengen, zonder rekening te houden met frequentie of ouder voorkomen. Van der Sijs concludeert in haar doctoraat dat in theorie de methode van Den Boon de beste is, maar dat, bij gebrek aan grote databanken van de Nederlandse woordenschat, Sanders voorlopig een beter beeld geeft.
Het nut voor de etymologie van dit soort werkjes ligt erin dat toekomstige etymologen zullen kunnen beschikken over precieze beschrijvingen van de herkomst van nieuwe woorden, hun datering, zaakgeschiedenis, frequentie enz. Anderzijds heeft dat nut zijn grenzen gezien de verschillen en gebreken in opnamecriteria. Ook de eenzijdige focus op kranten als bronnen is te betreuren. Nieuwvormen in de spreektaal, de literatuur en andere middens zijn meestal veel mooier dan die in kranten, waar het bijna altijd om samengestelde vormen gaat. [Chris Bulcaen]
Dr. M.J.I. Bos
De taaladviesdienst van het Genootschap Onze Taal heeft op verzoek van dagblad De Gelderlander sinds 1998 een etymologie-quiz samengesteld. In de vorm van meerkeuzevragen werden lezers getest op hun kennis van de herkomst van woorden of uitdrukkingen als 'krakeel', 'hansop' en 'takkewijf'. Het succes ervan bracht de samenstellers ertoe om uit het materiaal een keuze te maken van 350 vragen, bestemd voor een breed publiek. De aardigste en interessantste werden geselecteerd, elk met drie keuzemogelijkheden. De juiste antwoorden, ontleend aan etymologische woordenboeken, staan achterin vermeld. De royale lay-out vergemakkelijkt het gebruik voor een leerzaam en vermakelijk gezelschapsspel. Ook aardig als naslagwerkje.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.