Ysbrant
Florent Bex
Florent Bex (Samensteller), Michel Baudson (Auteur), Lieve De Deyne (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Mercatorfonds, 2001 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 706 BEX |
31/12/2002
<4>Ter wille van de symmetrie met het boek van Geirlandt gaf Bex zijn boek een gelijkluidende titel, maar daarmee is niet gezegd dat hij het ook op dezelfde wijze heeft opgevat. Een boek over hedendaagse kunst vraagt uiteraard ook een hedendaagse benadering en opvatting. Van Geirlandt neemt Bex wel de splitsing over in twee delen, waarvan het eerste een essaygedeelte vormt, met daaropvolgend een chronologisch overzicht. Hierin bracht Lieve de Deyne een uitgebreid overzicht van feiten en een indrukwekkende selectie van tentoonstellingen van en met Belgische kunstenaars in binnen- en buitenland bijeen. Verder zijn er een aantal belangrijke verschillen aan te stippen. Zo krijgen we in het boek van Flor Bex geen buitenlandse kunst te zien, waardoor vergelijkingen tussen de situatie bij ons en die in het buitenland uitblijven. Over het waarom van deze beslissing doet Bex, behalve het nogal evidente feit dat het internationale kunstlandschap erg uitgebreid is, geen duidelijke uitspraken. Enkele korte tripjes naar de internationale scene zouden nochtans niet misstaan hebben. Een ander punt waarin Bex afwijkt van de werkwijze van Geirlandt ligt in het feit dat hij het essaygedeelte niet chronologisch heeft opgevat, naar eigen zeggen omdat het "verdwijnen van internationale stromingen en stijlen en de verregaande individualisering van de kunstproductie een chronologische benadering ongeschikt maken". Omwille van het stijlpluralisme in de huidige kunsten koos Bex voor een thematische benadering, waarbij uitwaaieringen naar bredere thema's en tendensen toch een ruim beeld op de Belgische kunstscene mogelijk maakten.
Deze thematische benadering heeft wel tot gevolg dat er enkele leemten zijn ontstaan. Bepaalde kunstenaars, tendensen of groepen blijken tussen de mazen van het net geglipt te zijn, al zijn deze bij wijze van troost wel opgenomen in het chronologisch overzicht. Ook diegenen die reeds vóór 1975 actief en bekend waren en dus in het boek van Geirlandt al een plaats wisten te veroveren, maakten weinig kans op uitvoerige aandacht van Bex. En dat lijkt mij niet altijd terecht, want aan sommige andere kunstenaars worden in verhouding dan weer erg veel pagina's en illustraties gewijd. Zo worden er opvallend veel afbeeldingen getoond van twee jonge schilders die de 'Tuymans-generatie' vertegenwoordigen, namelijk Guy van Bossche (zie ill.) en Bert de Beul. Van die laatste kon je onlangs in het MUHKA een al even buitenproportionele tentoonstelling bezoeken (dat was trouwens de laatste tentoonstelling onder Bex' mandaat). Bex steekt zijn persoonlijke smaak in elk geval niet onder stoelen of banken. Dat hoeft natuurlijk ook niet, maar een meer uitgebalanceerde vertegenwoordiging van kunstenaars ware toch wenselijk geweest. Raoul de Keyser en Marthe Wéry bv., om maar een paar iconen te noemen, mogen dan al een dagje ouder zijn, ze spelen nog steeds een belangrijke rol in de Belgische hedendaagse kunst. Het antwoord van Bex op deze tekortkoming luidt dat deze kunstenaars reeds uitvoerig door Karel Geirlandt worden besproken, maar de lezer die om en bij de 90 euro neertelde voor de ingebonden uitgave, zal daar niet mee kunnen lachen. Daarom een goede raad voor wie het boek nog niet kocht: ter gelegenheid van de editie van Kunst in België na 1975 werden beide boeken ook in een paperback-dubbeleditie uitgegeven voor een aanzienlijk voordeligere prijs.
Voor de tekstbijdragen in het boek kon de samensteller bogen op enkele erudiete critici (o.a. Johan Pas, Lieven van den Abeele, Michel Baudson), die zich het denken en spreken over de (Belgische) hedendaagse kunst eigen hebben gemaakt. Bex zelf bijt de spits af met een essay over het realiteitsstreven in de kunst, dat in de jaren '60 zowat de hele kunstwereld in de ban hield en dat zich uitte in de pop-art in Amerika en het Nouveau Réalisme in Frankrijk. Bij ons sprongen kunstenaars als Marcel Broodthaers, Jef Geys, Luc Deleu, Denmark, Guillaume Bijl en nog anderen op dezelfde kunstkar, waarbij de introductie van gebruiksvoorwerpen centraal stond. Bij een kunstenaar als Guillaume Bijl wordt het voorwerp zelfs het kunstwerk.
Lieven van den Abeele buigt zich over de eeuwig heikele relatie tussen kunstenaar en maatschappij en bijgevolg over kunst die de werkelijkheid ter discussie stelt door ze -- soms erg subtiel -- te vervormen. Meester in deze kunst tonen zich figuren als Leo Copers (die een piratenvlag op het dak van het museum van Gent hijst) en Jef Geys (die -- minder subtiel -- voorstelt datzelfde museum op te blazen). Ook iemand als Wim Delvoye kijkt met één oog naar de maatschappij en met het andere naar de kunstwereld. Verder doen figuren als Johan Grimonprez, Philippe Vandenberg en Thierry de Cordier zich gelden in deze maatschappelijk georiënteerde kunst.
Johan Pas belicht de ecologische aspecten in de Belgische kunst sinds 1975 met een essay getiteld 'Ce n'est pas du Land-Art'. Met die titel refereert hij aan een kunstwerk van Jacques Lennep, die zich al spittend in zijn tuintje laat fotograferen met op de voorgrond een bord met het bovengenoemde ironische, magrittiaanse opschrift (zie ill.). Op het einde van de jaren '60, met de doorbraak van de milieubeweging, is er sprake van een doorsijpeling van expliciet ecologische thema's in de beeldende kunst. Kunstenaars als Jef Geys, Panamarenko, Hugo Heyrman, Jacques Charlier en Jacques Lennep brachten door ludieke acties en een stevige dosis ironie een ontmoeting teweeg tussen contestatie en conceptuele kunst. Jef Geys vraagt de directie van het Middelheimmuseum of hij een stukje grond ter beschikking krijgt om er wat te tuinieren, Panamarenko en Hugo Heyrman barricaderen de toegang tot het Antwerpse Conscienceplein met ijsblokken om de eis van een autovrij plein kracht bij te zetten en Jacques Charlier stelt voor om de stad Luik te betonneren en vervolgens met gras te bezaaien. Dit soort leuke -- soms louter ideële -- kunstgrepen wordt door Pas in een chronologische indeling, die in grote lijnen samenvalt met de artistieke verschuiving van een laatmodernistisch naar een postmodernistisch discours, in een vlotte tekst gevat.
Een ander thema dat wordt uitgediept is de relatie tussen woord en beeld in de Belgische kunst, een issue dat volgens auteur Michel Draguet als "een van de pijlers van een nationale traditie" geldt. Het is inderdaad in de eerste plaats René Magritte die de klassieke behandeling van het beeld onderuit haalde, waarop vele anderen later voortborduurden. Daaronder bevonden zich Charlier en Lennep, maar ook de logogrammen van Christian Dotremont, de 'schaduwtekens' van Fred Eerdekens (zie ill.) en het 'Azart' (een alfabet van beelden) van Rombouts en Droste zijn het resultaat van diepzinnige zoektochten naar het verband tussen het woord en het beeld.
Ook in de fotografie en de videokunst vinden Belgische kunstenaars duidelijk hun weg. Vanaf de jaren '70 wordt een fotowerk meer en meer beschouwd als een autonoom en uniek beeld. Dat deze idee alleen maar aan belang zal winnen, valt af te lezen aan wat er vandaag op fotografisch vlak gebeurt. Dirk Braeckman, Michel François en Elke Boon zijn maar enkele voorbeelden van kunstenaars die elk op eigenzinnige wijze nieuwe beeldende gelaagdheden in het medium zoeken.
Bij de samenstelling van een boek als dit, waarin oneindig veel kunstenaars, stromingen en ideeën aan bod komen, spreekt het voor zich dat er keuzes gemaakt moesten worden. Exhaustief zal zo'n overzicht nooit zijn, maar toch worden hier erg veel kunstenaars voorgesteld. Nieuwe vaste waarden zoals pakweg Berlinde de Bruyckere, Wim Delvoye, Luc Tuymans of Thierry de Cordier ontbreken natuurlijk niet, maar ook minder vaak besproken kunst als die van Fred Eerdekens, Philip van Isacker of Chantal Chapelle vinden hier een plaats. Ook wat de tekstbijdragen betreft mogen we tevreden zijn. De doorgaans erg verzorgde en interessante commentaren worden rijkelijk gelardeerd met prachtige illustraties, waardoor het aangenaam toeven is in het boek. Tegelijk leent het zich ook makkelijk tot naslagwerk voor de 'serieuzere' onderzoeker of kunsthistoricus, die via een uitgebreid, overzichtelijk en erg toegankelijk registerapparaat snel en efficiënt kan werken. Een onmisbare publicatie dus in elke zichzelf respecterende kunstbibliotheek. [Iris Paschalidis]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.