De leerschool van het lijden
Carlo Emilio Gadda
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Athenaeum-Polak en Van Gennep, 2001 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : GADD |
31/12/2001
In het jaar 1957 publiceerde Carlo Emilio Gadda de roman met de onmogelijke titel Quer pasticciaccio brutto de via Merulana. Hij was aan de roman begonnen in 1946, onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog. Dit tijdstip is niet onbelangrijk. Het werk is nl. een satire op het fascisme en speelt zich af in het jaar 1927. De maatschappij die wordt getekend, is de strenge, maar ook hypocriete maatschappij van het fascisme, met zijn valse mythen zoals de arrogante mannelijkheid, de vruchtbaarheid als belangrijkste vrouwelijke eigenschap, de familie als ideaalbeeld, Rome als een cleane stad waar de prostitutie en misdaad niet bestaan, het vaderland, de orde, de moraal.
Het verhaal is eenvoudig: in de Via Merulana, de straat tussen de Sint-Maria-de-Meerdere en Sint-Jan-van-Lateranen, wordt in een chique woning een overval gepleegd. Een Venetiaanse gravin wordt bestolen. Enkele dagen later gebeurt er een tweede misdaad, in het appartement vlak ertegenover, een roofmoord: de vrouw des huizes, Liliana Balducci, is de keel overgesneden. Commissaris Francesco Ingravallo, beter bekend als Don Ciccio, leidt het onderzoek. Hij was vriend des huizes bij de Balducci en heimelijk verliefd op Liliana. In het begin van de roman vind je de filosofie van Ingravallo: een catastrofe heeft niet één oorzaak, maar is het gevolg van een veelheid van elementen, "als een draaikolk, een cyclonale depressie in het bewustzijn van de wereld, waar een veelheid van convergerende drijfveren toe heeft bijgedragen". Het causaliteitsprincipe, dat op Aristoteles teruggaat en in de christelijke traditie sterk aanwezig was, wordt erdoor ondergraven.
Zelfs de kleinste elementen, op het eerste gezicht toevallig en onbelangrijk, worden de kern van een systeem van relaties, een voorwendsel om uit te weiden over de ontelbare mogelijkheden die de wereld ons biedt. Gadda was zich als wetenschapper -- hij was ingenieur van vorming -- bewust van de complexiteit van de dingen. De werkelijkheid is veel ingewikkelder dan we denken. Literatuur is voor Gadda dan ook een methode om de chaos van de dingen rondom ons onder controle te krijgen. Daarvoor moet de taal zich echter aanpassen aan de labyrintische realiteit die ze beschrijft: de taal kan zich niet tevreden stellen met een rechtlijnige, lineaire structuur, maar moet voortdurend allerlei zijpaden bewandelen. Op een conventionele manier een verhaal vertellen, zoals een whodunit, is in deze optiek onmogelijk. De lectuur van Gadda is dan ook niet makkelijk.
Je vindt bij Gadda elementen terug van Kafka, Musil en Svevo. De roman bevat ook heel wat literatuur in de literatuur: Gadda citeert Montesquieu, Tolstoi, Belli, Foscolo, Latijnse en Griekse schrijvers. Pasolini beschouwde Gadda als een voorloper van het neorealisme. Als je het werk louter als een detectiveroman leest, zul je ontgoocheld het boek terzijde leggen. Het onderzoek kent ook geen echte oplossing. Alle mogelijkheden blijven open. De roman eindigt in volle onderzoek. Wie de dader is, wordt aan de lezer overgelaten.
Gadda's fascinatie met woorden bracht hem tot allerlei taalspelletjes: vermenging van dialecten (Romeins, Napolitaans, Venetiaans en het idioom van de Molise, vanwaar Ingravallo afkomstig is), vreemde woorden, neologismen, verwijzingen naar de klassieke auteurs. Hij creëert een eigen taal die tegelijkertijd ironisch, bitter, komisch, obsceen en filosofisch is, maar die je beklemt en voortdurend in de ban houdt. Zijn taal is een barokke pastiche (cf. de Italiaanse titel) van velerlei elementen.
Gadda vertalen was dus geen gemakkelijke klus. Frans Denissen is uitstekend geslaagd in deze bijna onmogelijke onderneming. Waar Gadda's taal afwijkt van het correcte Italiaans, doet hij hetzelfde in het (Noord-)Nederlands. Een geslaagde vertaling van een meesterwerk uit de Italiaanse literatuur. [Bernard Huyvaert]
Redactie
Met deze roman is een van de beroemdste romans uit de eerste helft van de 20e eeuw vertaald. Gadda (1893-1973), een voorbeeld voor vele moderne Italiaanse auteurs, werkte er twintig jaar aan. Toen het in 1957 gepubliceerd werd, was het niet af, zoals ook de misdaden in het boek niet worden opgelost: een juweleninbraak bij een Venetiaanse gravin in Rome en een roofmoord in dezelfde flat kort daarna. De inspecteur die de gevallen behandelt raakt in vele details en achtergrondverhalen verstrikt - achter elk verhaal bij Gadda gaat nu eenmaal een ander verhaal schuil. Zo ook is zijn stijl van vertellen een van omwegen, zijpaden en verwarring. De vertaler heeft hiermee een welhaast onmogelijke klus geklaard. Geruime tijd geleden verscheen 'De ervaring van het verdriet'; ook die roman speelde ten tijde van het fascisme in Italië. Dit boek is tevens een satire op de verlepte bourgeoisie in Rome toentertijd. Gebonden; kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.