Duel : roman
Joost Zwagerman
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Arbeiderspers, cop. 2001 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : ZWAG |
31/12/2001
Bekentenis van een lezer: ik heb nooit erg veel opgehad met de geschriften van Joost Zwagerman. Erg vlot en erudiet geschreven, dat wel, en met de jaren goed voor een erg gevarieerd oeuvre, maar zelden slaagt hij erin mij te boeien. Hiermee wil ik niet gezegd hebben dat ik Bekentenissen van de pseudomaan een slechte bundel vind, verre van. Uit de titel (een pseudomaan is trouwens iemand voor wie de de waarheid een verre en vage luchtpiegeling is) zou je kunnen opmaken dat deze bundel thematisch gezien hecht aan elkaar hangt, maar dat is niet het geval. De eerste cyclus beschrijft de pseudologie in al haar facetten, vol hakkelende zinsconstructies, afgehakte verzen, dubbelzinnige woordspelletjes etc. De eerste strofe van het gedicht 'Augustus, vrijdagmiddag' vind ik de sterkste van deze hele bundel: "Er is nu zoveel aangelengde zomer / Op de caféterassen in de stad / Dat ook het zwerfvuil meedoet / Aan de sfeer van museale films. / Zoals zelfs de zon zich nestelt zodra jij haar vangt. / Dat ene shot: niemand beweegt, jij //" Sterk, maar ook niet om achterover te vallen. Een volgende cyclus gaat over schrijvende collega's en doet een beetje denken aan wat Leonard Nolens enkele jaren geleden met Claus aanving, maar overleeft deze vergelijking amper. Nog twee andere cycli behandelen 'vanalles en nog wat'. Het doet me allemaal zo weinig. Zwagerman lezen is als kijken naar een plezante oom die loochent dat hij de 40 al lang gepasseerd is en zich op familiefeestjes nog het liefst bezighoudt met de 'jonge bende'. Zie eens hoe hip /jong van hart/moedig (schrappen wat niet past) ik ben, dat slag. Je kunt je hem zonder moeite grinnikend achter zijn schrijverstafel voorstellen, trots om wat hij al niet aan het papier durft toe te vertrouwen. [Max Temmerman]
Albert Hagenaars
Wie wil weten wat er momenteel zoal mogelijk is in onze poëzie, heeft aan deze derde, uit 4 onderdelen bestaande bundel van Joost Zwagerman (1963), vooral bekend als romancier en essayist, een ware kluif. Hij toont niet alleen de lexicale lenigheid en bevrijdende beeldspraak die zijn handelsmerk zijn geworden, maar verwijst ook, al dan niet parodiërend, naar werk van hedendaagse collega's als Campert, Claus, Faverey en Kopland. Het belangrijkste thema is de meervoudige beleving van de werkelijkheid. Daarin kan alles belang krijgen. Hoog en laag, kleurrijk en grauw, alles wordt in zijn talige centrifuge vermengd. Soms levert het resultaat memorabel mooie regels op, soms ook flauwiteiten. Maar treffend of niet, Zwagermans verzen zijn vitaal en juist deze hoedanigheid komt onvoldoende voor in de hedendaagse Nederlandse poëzie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.