Het uur bij Tuur
Riet Wille
Riet Wille (Auteur), Tine Vercruysse (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Altiora, 2001 |
JEUGD : VERHALEN GEEL-GROEN (6-7 J.) : AVI 2 |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Altiora, 2001 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : WILL |
31/12/2001
Eerste leesboekjes: enkel een didactische waarde?
Een gevarieerd aanbod
Recent verschenen bij diverse Nederlandse en Vlaamse uitgevers vele nieuwe boekjes voor beginnende lezertjes. De boekjes hebben veelal een hard kartonnen kaft en ze worden in series uitgegeven. Ze bieden aanvullende leesstof bij de in de scholen gehanteerde leesmethode. Meer en meer ouders raken overtuigd van het belang van deze boekjes en in de openbare bibliotheken en gespecialiseerde boekhandels krijgen ze dan ook de nodige ruimte.
Haast alle series geven een aanduiding van het AVI-niveau. Sinds kort worden soms ook gegevens verstrekt over de verhaalcomplexiteit via de Leeservaringschaal, de LAT, al is deze schaal voor de meeste leerkrachten en ouders niet erg duidelijk .
De meeste gebruikers van deze boekjes, leerkrachten en ouders van beginnende lezertjes, hanteren op de eerste plaats leestechnische criteria bij hun keuze.
In Leesgoed nummer 3, 2000, schreef Erna van Koeven een boeiende bijdrage over het beoordelen van deze boekjes. (Wortel en peen) Zij schrijft: "Het wonderlijke van allereerste leesboekjes is dat ze gemakkelijk en moeilijk tegelijk zijn. Vanwege de taaltechnische eisen die worden gesteld, is de taal in deze boekjes oververeenvoudigd. Zinnen als bor kijkt zuur, de pet zit in de boom of bas eet een peen zijn met een beetje moeite wel te verklanken. Maar omdat de zinnen zo kort zijn en het woordgebruik zo beperkt, is er nauwelijks ruimte voor redundantie. Kinderen moeten zelf de betekenis afleiden of de vaak ingewikkelde samenhang ontdekken tussen zinnen die ook nogal eens grammaticaal puzzels vormen. Eerste leesboekjes wijken zo sterk af van de gangbare spreektaal of van de vaak prachtige prentenboekentaal waaraan de kinderen van groep 3 (= eerste leerjaar A.W.) de afgelopen jaren gewend zijn geraakt, dat de doorgaande lijn in hun ervaring met teksten abrupt wordt doorgesneden"'
Vanuit mijn ervaring met beginnende lezertjes in het gewoon én buitengewoon onderwijs, kan ik me volledig aansluiten bij deze uitspraak. Ik pleit er dan ook voor om, naast deze eerste leesboekjes, nog heel vaak met prentenboeken te werken in de klas. Ik ga ook akkoord als ze schrijft dat "...de literaire kritiek nauwelijks aandacht heeft voor eerste leesboekjes en als die er al is, blijft er van de teksten vaak weinig heel. Heel zelden verschijnt een boek, dat door vrijwel iedere recensent juichend ontvangen wordt, zoals bv. in 1998 Vos en Haas van Sylvia van den Heede."
Ook over het beoordelen van deze boekjes heeft van Koeven een mening. Ze beschrijft hoe je als auteur van dergelijke boekjes drie keuzemogelijkheden hebt:
"
1. Je plakt de letters en woorden die je mag gebruiken aan elkaar totdat er iets ontstaat dat heel in de verte betekenis heeft.
2. Je vraagt je af wat een kind van zes zou kunnen aanspreken en schrijft daar een realistisch, maar verder pretentieloos verhaal over.
3. je wikt en weegt je beperkingen net zolang tot ze veranderen in mogelijkheden. Daarmee construeer je een prachtig taalbouwsel. Dit leidt tot - vaak schitterende - boekjes, die in aanmerking komen voor de Griffeljury. De onderwerpen kunnen variëren van dicht bij huis tot heel ver weg."
De boekjes die in AVI O en AVI 1 geschreven worden, kan men vaak rekenen tot de eerste categorie. Van een echt betekenisverhaal is er zelden sprake.
Literaire of didactische criteria?
Hoe moet je dan als recensent deze boekjes voor beginnende lezers beoordelen? Er liggen hier elf boekjes voor me: een reeks van acht boekjes die bij van Holkema & Warendorf verschenen en drie nieuwe boekjes in de Daan Dries en Duif-serie van uitgeverij Averbode. Ik merk inderdaad dat bepaalde kenmerken uit één van de drie categorieën goed terug te vinden zijn in de boekjes. Enkel literaire criteria hanteren bij de beoordeling van deze boekjes lijkt me inderdaad niet eerlijk tegenover de beoogde doelgroep. Literaire teksten die voorgelezen of die door vlotte lezers moeiteloos gedecodeerd worden, blijken immers voor zwakke lezertjes niet zo geschikt. "De door recensenten bejubelde zinnen vormen voor mijn leerling niet meer dan nonsenstekst", schrijft van Koeven.
Dan toch maar meer gaan kijken hoe een gemiddelde beginnende lezer evolueert in zijn leesproces? Van Koeven stelt dat een beginnende lezer een vijftal fasen doorloopt:
"
1. Hoera, ik lees
2. Hé, wat ik lees, herken ik
3. Ik moet lachen om wat er in het boek gebeurt (of huilen)
4. ik lees over iets wat ik nog niet weet.
5. Ik vind de taal die ik lees mooi, verdrietig of grappig."
In fase twee vinden kinderen voldoening in de saaie brave huis-tuin- en- keuken- boekjes: "kinderen smullen ervan. Een feest van herkenning. De boekjes in deze fase moeten zich vooral kenmerken door voorspelbaarheid. Door hun eigen ervaringen in te zetten, leren kinderen gebruik maken van de context en zullen ze teksten gemakkelijker ontcijferen."
In fase drie worden steeds meer grappige gebeurtenissen opgemerkt en gewaardeerd. "Lachen is overigens verreweg de meest voorkomende emotie in eerste leesboekjes". In fase vier gaat het om verhalende of informatieve boekjes die een kind graag leest omdat het iets nieuws, iets spannend wil lezen. Niet alle kinderen bereiken fase vijf. Vlotte lezers kunnen al in de eerste klas genieten van de mooie taal in hun boekje. Bij sommige kinderen komt die vaardigheid pas later.
Het beoordelen van deze boekjes
Ik onthoud daaruit dat boekjes voor eerste lezers niet noodzakelijk lekker dik, met grappige taalvondsten moeten zijn. Vaak bereiken dergelijke literaire boeken slechts een kleine groep beginnende vlotte lezertjes. Het zijn echter vooral de zwakke lezers die we van bij de start moeten meekrijgen. Bij hen slaat 'hé, wat lees ik' immers veel te vlug om in 'bah, weer lezen'. Gemiddelde en zwakke lezertjes van de eerste klas vragen niet naar dikke boeken met allerlei taalvondsten. Ze geven de voorkeur aan korte, afgeronde verhalen. "Ze willen huis, tuin en keuken" schrijft van Koeven. "de sleutelwoorden voor boeken voor startende lezers zijn herkenbaarheid en voorspelbaarheid". En zo komt ze tot een aantal concrete criteria om deze boekjes te beoordelen:
"Boekjes
· Die in AVI O met picto' s en spreekwolkjes of hoe dan ook toch herkenbare verhalen weten te vertellen.
· Voor de wat minder vlotte lezers die techniek (herhaling, afleidingen van basiswoorden) weten te combineren met herkenbaarheid.
· Die vlotte lezers zelfstandig kunnen lezen. Bij deze boekjes gaat het er om dat ze zo herkenbaar en spannend, grappig of interessant zijn dat ze doorlezen. Taaltechnische aspecten zijn hier wat minder belangrijk, kunnen zelfs gaan irriteren en daardoor demotiveren.
· Die ook in hun illustraties die herkenbaarheid nastreven."
Als recensent van boekjes voor beginnende lezers onthoud ik uit dit artikel dat je dus niet alleen literaire criteria mag hanteren bij het beoordelen van dit materiaal. Sommige auteurs slagen erin om met beperkt taalmateriaal toch een herkenbaar, mooi geschreven verhaal vol humor te schrijven. Aan deze boekjes zullen vooral vlotte, taalgevoelige lezertjes veel plezier hebben. Anderzijds bieden sommige boekjes teksten die ook minder vlotte lezertjes met plezier kunnen lezen omdat ze op de eerste plaats herkenbaar en voorspelbaar zijn. '
Nieuwe boekjes in de Daan Dries en Duif - serie
6+
Een oom van room ***
Wie zijn twee keer drie? ****
Een duif in een kooi...***
Sjon en Sjaan: naar de zon **
Schiet eens op ***
Schaap doet raar ***
Sjon en Sjaan: de dief van het rood **
Geen schoenen voor Bram ****
Nina is een ster **
Beroemd **
Liever zwart ****
Met de bedenkingen en de aangereikte criteria in het hoofd, heb ik de drie nieuwe boekjes van Riet Wille gelezen. Vanuit haar professionele ervaring als logopediste weet zij heel goed wat de verwachtingen zijn van kinderen bij wie het leesproces niet zo vlot verloopt. Zelf heb ik ervaren dat deze serie inderdaad graag gelezen werd door een kleinzoon met ernstige leesproblemen. Maar zijn zusje, een vlotte lezer, genoot er even goed van.
De drie nieuwe deeltjes hebben een AVI 2-niveau.
Het leuke aan deze boekjes zijn de grappige illustraties van Tine Vercruysse. De tekeningen zitten mooi geïntegreerd in de tekst. Ook de rebussen en raadseltjes vinden de kinderen fijn.
In Een oom van room hebben Daan en Dries ruzie. Daan moet van zijn moeder vlug een boodschap doen. Hij leent even de fiets van Dries, maar die denkt dat zijn fiets gestolen is. Als Daan hem de waarheid vertelt, is hij erg boos. De oom van Daan zoekt een oplossing om de ruzie bij te leggen. Eerst lukt het niet maar uiteindelijk komt alles goed.
Het is een herkenbaar verhaal met een voorspelbaar einde: Dries en Daan worden terug vrienden.
Ondanks de leestechnische beperkingen, leest de tekst vlot en zijn de verbanden met één uitzondering vrij duidelijk. Niet alle kinderen zullen namelijk begrijpen dat Daan toegeeft aan zijn moeder omdat ze op het punt staat in huilen uit te barsten als ze de volgende zinnen lezen: "De lip van mama trilt... / -ja, mama, zegt Daan braaf."
Voor de duidelijkheid zou de mama van Daan ook best een naam krijgen. Het klinkt een beetje onnatuurlijk als oom belt met de moeder van Daan met de woorden: "met de mama van Daan?" Ook een leestechnische toegeving is de uitdrukking "Een fiets is sneller dan een voet". Maar daar zullen beginnende lezers zich niet aan storen. Zij krijgen met dit verhaal ruim kansen om te ervaren dat ze herkennen wat ze lezen én dat ze moeten lachen om wat er in het boek gebeurt.
Ook Wie zijn twee keer drie is een herkenbaar verhaal over een nieuw vriendje en de ruzie die kinderen krijgen als er een derde bijkomt. In dit boek speelt Riet Wille ook meer met de taal: " Er is een nieuw kind in de straat. / is het een hij of een zij? vraagt Dries. / Een zij, lacht papa. / ze is net zo oud als jij. / En ze heet Roos. / Wat klinkt dat stom, vindt Dries.
heeft ze soms een zus die Tulp heet?"
In Een duif in een kooi is niet mooi ontpoppen Daan en Dries zich tot echte dierenvrienden. Ze nemen het niet dat een man geld verdient door dieren op te sluiten om ze kunstjes te laten tonen aan bezoekers. Samen met de mama van Daan bedenken ze een plan om de man zelf op te sluiten.
Zelfs duif doet mee aan het plannetje. Toch zullen sommige lezers het verband niet spontaan leggen tussen de gestolen blaadjes en de duiven die een spandoek maakten.
Ook in dit boekje bieden de illustraties niet alleen een ondersteuning van de tekst, maar geven ze ook nog extra stimulansen om te lezen. Zo vormen de uitnodigingen voor het nieuwe park, de krantenartikels en de oproep om te betogen tegen het park een leuke aanvulling bij het verhaal.
Bij Van Holkema & Warendorf verschenen acht deeltjes in een nieuwe reeks voor beginnende lezertjes. De uitgever deed beroep op ervaren auteurs als Dolf Verroen, Jacques Vriens en Gitte Spee. Achter in het boek stelt elke auteur zichzelf even voor. Bij alle boekjes wordt de Leeslat aangegeven: leeservaring, AVI en thema. De AVI-niveaus lopen op van AVI 1 tot AVI 5
Het eenvoudigste verhaal op leestechnisch niveau is Sjon en Sjaan: Naar de zon. Het is geschreven in AVI 1, met leeservaringschaal C. Het thema is reizen en vakantie. In de titel van het verhaal worden hoofdletters gebruikt, wat op een AVI 1-niveau nog niet kan.
Tekst en illustraties zijn van Gitte Spee. Ze zitten door elkaar verweven op fel gekleurde bladzijden. De honden Sjaan en Sjon maken een reisje naar het zuiden met de bus van vriend guus. Bijna loopt de reis slecht af.
Een pretentieloos verhaal dat inderdaad eerder tot categorie één kan geteld worden: woorden worden aan elkaar geplakt tot zinnen die met veel moeite een logisch verhaal vormen.
In Sjon en Sjaan: De dief van het rood ( AVI 3 leeservaring C) snapt Sjaan niet hoe het komt dat alle roodgekleurde spullen uit haar tuin verdwijnen. Sjon bedenkt een plannetje om de dief te ontmaskeren. Kraai blijkt de dader te zijn. Ook dit is een gewoon dierenverhaaltje zoals er al zovele verschenen. Jammer ook dat op de illustratie van p. 23 niet duidelijk te zien is dat Kraai met de rode spullen een hart vormde.
Schiet eens op van Annemarie Bon is geschreven in AVI 2, met leeservaring C. Het is een prettig verhaaltje over een jongen die houdt van dromen en die niet graag uit zijn bed komt. Zijn moeder komt hem voortdurend aanporren om op te staan. Fantasie en realiteit lopen door elkaar en worden in de tekst onderscheiden door de kleur van de tekst. Grappig is het uurwerk in de linkerbovenhoek op elk linkerblad. De lezer ziet de wijzers van het uurwerk mooi vooruitschuiven en Bas is nog steeds niet klaar.
Een grappig verhaal waarin heel wat jonge lezers zich zullen herkennen. De verschillende tekstblokken helpen de lezer om de kloof tussen wat in het echt gebeurt en wat Bas denkt of droomt te overbruggen. Ook de illustraties zijn grappig. Een boek waarmee kinderen die zich in de fase bevinden van "ik moet lachen om wat er in het boek gebeurt" heel veel plezier zullen beleven.
In Schaap doet raar van Vivian den Hollander (AVI 2 , leeservaring C) mogen Suzi en Bob met hun moeder naar het huwelijksfeest van tante Eef. Het is erg druk op de weg en moeder rijdt er langer over dan ze gedacht had. Op de koop toe vindt Suzi dat ze moeten stoppen bij een boerderij omdat ze een schaap met zijn poten omhoog in de wei zien liggen.
Een grappig en spannend verhaaltje dat, ondanks de leestechnische beperkingen (AVI 2) vlot leest. Op de illustraties zie je een vrolijke, gekleurde familie, maar hun belevenissen zijn even goed herkenbaar voor witte kinderen.
Geen schoenen voor Bram (AVI 3 en leeservaring D) verscheen jaren geleden al eens bij van Holkema & Warendorf. Het is prettig dat het heruitgegeven werd in deze reeks. De inhoud is heel herkenbaar voor jonge kinderen. Ieder kind zal bij de aankoop van kleding wel eens in conflict komen met de wensen van zijn vader of moeder. Bram houdt erg veel van zijn oude sandalen. Hij wil geen nieuwe schoenen. Zijn moeder drijft haar zin door en Bram moet mee naar de winkel... Na een fikse ruzie in de schoenwinkel raakt hij in het groot warenhuis zijn moeder kwijt.
Op de zwierige, expressieve tekeningen van Juliette de Wit zie je een knap vervelend kind dat de boel op stelten zet in de schoenwinkel. Dit is een grappig verhaal, geschreven in een mooie, vlotte taal én met een grote herkenbaarheid voor jonge lezers. Voor kinderen die zich bevinden in fase drie, 'ik moet lachen om wat er in het boek gebeurt' voldoet dit verhaal perfect aan hun verwachtingen.
Nina is een ster van Anne Takens (AVI3 en leeservaring D) is een wensvervullend verhaal over een meisje dat graag beroemd wil worden. Ze krijgt van de sint een dwarsfluit en start vol goede moed met muzieklessen. Het resultaat laat echter op zich wachten. Bijna gooit ze haar mooie dwarsfluit in de afvalbak. Na veel oefenen kan Nina met haar vriendje optreden in de muziektent.
Ook in dit boekje lopen illustraties en tekst door elkaar. Sommige bladspiegels zijn nogal druk voor een beginnende lezer. Dit is niet het beste verhaal uit de reeks, maar kinderen die zelf op een muziekinstrument zwoegen, zullen er zich in herkennen.
Beroemd van Arend van Dam ( AVI 4 en leeservaring D) is een dierenverhaal. Omdat er vrij veel personages in het verhaal een rol spelen, worden alle dieren op de eerste bladzijden met een 'foto' voorgesteld. Kip Neel doet mee aan een wedstrijd 'knuffel van het jaar', maar ook andere dieren willen winnen.
De verhaallijn is erg verwarrend voor een beginnende lezer. Het thema is ook wat vreemd voor deze doelgroep. Ik vrees dat heel wat kinderen zullen afhaken door de vele wisselende situaties en figuren en ook omdat de herkenbaarheid volledig zoek is.
Liever zwart (AVI 5 en leeservaring D) van Dolf Verroen is leestechnisch het moeilijkste boek in de reeks. Anne zit als enig wit kind op een zwarte school. De juf wordt ziek en de vervangjuf is de moeder van haar vriendje Roy. Zij is ook zwart. Alle kinderen hebben iets leuks te vertellen over verre familie of over het land waar ze geboren zijn. Anne durft haast niet te vertellen dat ze gewoon geboren is in het huis waar ze woont. "'Wat mooi, zegt de moeder van Roy. 'Dat je een eigen plek hebt', zegt ze. 'Een plek waar je hoort'. 'Ik kom van heel ver weg. Ik mis mijn vader en moeder. En ons huis in het dorp. Ik ben blij dat ik hier woon, maar ik denk heel vaak aan thuis. Jij woont nog steeds op je eigen plek. Dat is prachtig!'" Maar Anne wil toch liever ook een kleurtje hebben om erbij te horen.
Dit verhaal sluit aan bij de vierde fase: 'ik lees over iets wat ik nog niet weet' Het is een vlot geschreven verhaal waarin zowel witte als zwarte kinderen zich kunnen herkennen.
[Anita Wuestenberg]
Marijke van Dijk
Dries wordt verliefd op een meisje dat pas in de straat is komen wonen. Zijn vriend Daan laat hij een beetje in de steek, maar als Daan ervoor zorgt dat zijn verdwenen duif samen met de duif van Roos weer teruggebracht wordt, komt alles in orde. Leesoefenstof voor kinderen die een aantal maanden leesonderwijs achter de rug hebben. Korte zinnen, duidelijke schreefloze letters, zeer ruime bladspiegel en stevig wit papier.Het verhaal verloopt chronologisch en is niet in hoofdstukken ingedeeld. De gebeurtenissen zijn herkenbaar en zullen wel aanspreken, maar de tekst is niet echt verrassend. De zwartwitte tekeningen bedekken vaak grote delen van de bladzijde. Ze zijn speels, in een kinderlijke stijl getekend en zitten vol grapjes. De omslag is door de sobere kleuren wat saai. Vanaf ca. 7 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.