Crossroads
Walter van den Broeck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2001 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BROE |
Jos Borré
rt/aa/28 m
Walter van den Broeck keert in zijn jongste roman terug naar het Olen van zijn jeugd. Een lichtgevoelige jongen lijkt op het eerste gezicht een boek over jongensstreken in een volks milieu, een verhaal over een brutale inwijding in erotiek, liefde en dood en in de ontluisterende wereld van de volwassenheid.
Na de voltooiing van zijn 'koningsboeken', in 1999 als Het beleg van Laken in één ferme turf uitgegeven, werd aan Walter van den Broeck gevraagd wat hij nu nog kon schrijven. Hij had, vertelde hij zelf, in Aantekeningen van een stambewaarder (1977) zijn historische wortels blootgelegd, in Brief aan Boudewijn (1980) de sociale context waaruit hij was voortgekomen in beeld gezet, en in Het beleg van Laken, dat sedert 1985 in vier delen was gepubliceerd, zijn culturele entourage geïnventariseerd. In de zeer aansprekende finale van die laatste grote onderneming, met een massascène op het koninklijk paleis waar iedereen - van Dante tot Marc Sleen - te hoop loopt die zijn culturele identiteit mede vorm heeft gegeven, schreef hij een indrukwekkend credo uit, een geloof in de kracht van het woord en de ideologische macht van de verbeelding in een chaotische en verloederende en door nacht en ontij bedreigde wereld. Wat kon daar nog ooit aan toegevoegd worden?
Helemaal aan het einde van Het beleg van Laken komt het personage Walter van den Broeck na zijn lange tegenbezoek in het koninklijk paleis terug thuis om daar gelouterd en wel samen te vallen met zijn eigenlijke ik. Geen discrepantie meer tussen 'zijn' en 'schijn', tussen de ware aard van iedere gewone mens en het onnatuurlijke ideaalbeeld dat men hem als streefdoel voor ogen houdt, in een gewiekst ideologisch bestel dat angst en mistevredenheid en frustratie kweekt om mensen te kunnen manipuleren en ontvankelijk te maken voor onophoudelijke consumptie. Thuis komen, heette het daar, een harmonie vinden in zichzelf en in de relatie met de wereld buiten. Niets meer te zeggen hebben?
Verdwaalde post (1998), dat door een nevenintrige ten onrechte als Van den Broecks boek over het België van Dutroux werd gelezen, ging onder het mom van een mysterieus verhaal in hoofdzaak over schaamteloos misleidende reclametechnieken en de macht van het woord - en van het 'tegenwoord': de repliek van de schrijver.
Schrijven blijkt voor Van den Broeck pogingen in te houden om de wereld waarin hij geworpen is te omvatten, om er greep op te krijgen, om inzicht te verwerven in de mechanismen ervan en die zo niet te beheersen dan toch te dirigeren, of ten minste bloot te leggen. Dat gaat onvermijdelijk gepaard met cultureel- of politiek-ideologische discoursen en stellingnames, in een tijd waarin dat allerminst nog vanzelfsprekend is. Sedert het begin van de jaren zeventig, toen de stakende vader op het einde van Groeten uit Balen (1972) van zijn brief aan de koning opkeek en tegen het publiek zei dat ze geen hulp nodig hadden en dat ze het voortaan zelf wel zouden redden, heeft Van den Broeck natuurlijk een hele evolutie doorgemaakt.
Het openlijke politiek-ideologische engagement heeft aan geluidssterkte ingeboet, maar aan subtiliteit gewonnen en er bestaat geen twijfel over dat hij trouw is gebleven aan zijn uitgangspunten, ook in een naar de vorm zo postmodernistisch eigentijdse roman als Het beleg van Laken. Het krachtigst is in zijn romans de loyaliteit aan zijn afkomst overeind gebleven, zijn aanhankelijkheid aan de menselijke norm zoals die door de buren uit de Koperstraat in hun gewoonste doen werd aangereikt. Daar komt geen nostalgie of idealisering aan te pas, en hij is bereid om ook ernstige problemen in het eigen gezin onder ogen te zien, maar daarbovenuit torenen de vitale kracht en weerbaarheid die van dit gewone leven uitgingen.
Nochtans is Van den Broeck zich ook bewust geworden van de beperking van dit gemeenschapsgevoel, in de ruimte en in de tijd.
Vaak staat de 'buitenwereld' conflictueus tegenover de beslotenheid van de arbeidersgemeenschap in de cité, en mettertijd heeft de zucht naar consumptie de saamhorigheid verstoord en op termijn zelfs volkomen opgelost. En dan is er nog iets. Misschien was het beeld dat de jongen zich van het dagelijkse leven toen en ginder gevormd had al wel in zichzelf gecorrumpeerd. Daarover gaat zijn jongste roman.
In Een lichtgevoelige jongen keert Walter van den Broeck terug naar het Olen van zijn jeugd. Feitelijk sluit dit boek aan bij Brief aan Boudewijn, dat overigens bij deze gelegenheid opnieuw verschijnt. Toen was de gemeenschap, de wijk het onderwerp, nu bezorgt die gemeenschap, versterkt door een groep soldaten op manoeuvres, de twaalfjarige hoofdpersoon een onwillige inwijding in een onvermoed leven. Tegelijk wordt een goed deel van het zo gewaardeerde gemeenschapsleven ontluisterd. Op het einde blijft de jongen achter met een onmogelijke opdracht die hij als toekomstig schrijver op de schouders neemt: de mensen behoedzaam duidelijk maken hoe de wereld eigenlijk in elkaar zit en wat ze er redelijkerwijs van kunnen verwachten.
Dat orde en regeling, net als beschaving, slechts een dun en blinkend laagje vernis zijn, is een oude notie in Van den Broecks werk. In De dag dat Lester Saigon kwam (1974) wordt de latente dreiging in het ontredderde bewustzijn van het personage geconcretiseerd in de tornado die in 1967 het centrum van de Kempense gemeente Oostmalle verwoestte. Het personage Walter van den Broeck leert er zichzelf door kennen als iemand die "voor altijd naar nooduitgangen zou blijven zoeken".
Het beleg van Laken begint kafkaiaans met de zin: "Er moet iets gebeurd zijn." De uitgangssituatie is die van personages die in vaartuigen gehesen worden - zelfs de notie van de ark is niet veraf - om storm en onheil te overleven. En bij de aankomst van het personage Walter van den Broeck in de tuin van het paleis heerst daar de grootste verwarring en opschudding. Iedereen moet zich schrap zetten tegen aankomende gebeurtenissen. In Een lichtgevoelige jongen hangen al heel vroeg overweldigende wolkenformaties boven de arbeiderswijk. Op dat ogenblik zijn ze nog heel dubbelzinnig geladen. Ze hebben de nacht voordien wel voor onweer gezorgd en daarmee de eerste zaadlozing van de jonge Stijn krachtig geënsceneerd, maar 's ochtends houden ze voor hem ook een paradijselijke belofte in waarin hij graag wil worden opgenomen. Weet hij veel dat belofte en verwachting voor hetzelfde geld kunnen kantelen in verdwazing en onheil.
Het verhaal speelt zich af in één bloedhete dag, 23 juni 1953, beginnend in het bekende huis in de Koperstraat in de arbeiderswijk in Olen. Het schooljaar is bijna afgelopen en zowel Stijn als zijn zus moet straks naar een andere school. In de Verenigde Staten zijn de Rosenbergs veroordeeld en het gerucht gaat dat de oorlog in Korea op een derde wereldoorlog zal uitdraaien. Aan verandering en dreiging geen gebrek. Vader is niet naar zijn werk, hij is de avond voordien enigszins aangeschoten tegen een verlichtingspaal gelopen en hij moet naar de dokter. Broer en zus trekken naar de school. Het is maandag, maar in de namiddag is er geen school omdat er over de nieuwe spelling moet worden vergaderd. Dus wil iedereen naar Overdevaart, waar infanteriesoldaten zich hebben ingegraven om een verwachte eenheid para's te verschalken. Stijn hoopt er Martha te ontmoeten, die gisteren in cinema De Vrede zijn hand heeft vastgenomen en de afgelopen nacht door zijn dromen is gespookt. De dag staat waarlijk gespannen van belofte en vervoering.
Overdevaart is een heel andere wereld dan Achterdekerk of de cité. Het is een tellurisch landbouwgebied met een open natuurlijk landschap en hoevedieren, en ook de mensen zijn er los en open. Een paradijs lijkt het Stijn wel, een onbekende, hartelijke wereld met mensen van wie een rijpe en ongeremde sensualiteit en wat anarchistische eigengereidheid uitgaat. Een wereld die de jonge Stijn, die zo graag wil worden opgenomen in een groter geheel, wel aanspreekt. Zoals Van den Broeck de inplanting van het gebied voorstelt, geïsoleerd aan de overzijde van het kanaal, met een smalle toegang (en tegelijk nooduitgang), lijkt het een beetje op een voorgeborchte, zoals tuinhuis d'Ubesor in de paleistuin voor de schrijver in Het beleg van Laken een plek waar hij de grote ontmoeting afwacht.
Stijn is niet de wildste van de bende. Wel de eerste van de klas, maar een beetje benepen, onwennig, angstig zelfs en ook wat naïef. Hij is niet altijd mee met de codes van de bollebozen en zeker niet met die van de volwassenen. Maar hij krijgt wel enig aanzien omdat hij een fototoestel heeft meegebracht waarmee hij de belangrijkste momenten wil vastleggen. Het wordt een ontstellende opdracht. Want de speelsheid en de plagerijen van de soldaten ontaarden in gruwelijke afrekeningen en de idyllische wereld wordt wreed aan stukken gereten.
Door zijn terughoudendheid en idealisme ontloopt Stijn bovendien zijn seksuele inwijding met Martha en alsof dat nog niet genoeg was wordt hem de ware toedracht onthuld van zijn vaders geschonden aangezicht en eer. Klein Korea wordt de plek ook genoemd, omdat ze drie vrijwilligers opleverde. Maar er wordt daar ook een universele strijd tussen het mooie en het lelijke uitgevochten, de zoete, onschuldige belofte en de rauwe werkelijkheid, de paradijselijk geachte buitenwereld en de hel die hij camoufleerde.
De fotograferende 'lichtgevoelige jongen' legt in zeer korte tijd meer vast op zijn gevoelige plaat dan hem lief is. "De wereld moest nu maar eens even ophouden met zich door mij te laten ontdekken," vindt hij ontdaan. Op zijn twaalfde, voorgoed alleen op zichzelf aangewezen, overvalt hem een loodzwaar inzicht: "achter het zichtbare alles steekt een verdoken alles dat niemand ziet maar dat wreed is en zonder medelijden de wereld bestuurt".
En dus moet er gelogen worden, om bestwil. "Iemand moest toch op wacht staan en voor al die nietsvermoedende mensen de wereld bij elkaar blijven liegen, zodat ze ongestoord konden slapen en morgen weer opgewekt aan de slag konden." De schrijvende personages in Van den Broecks boeken nemen hun opdracht nooit licht op. Bewogenheid, maatschappelijke betrokkenheid en zelfs de neiging om de lezer met een boodschap te verheffen maken deel uit van hun roeping.
De dreiging mag niet onverhoeds in haar volle omvang uitgestald worden. Dus slaat de jongen de foto van reusachtige verdwazing die hem is overvallen op en neemt hij zich voor hem later (als schrijver?) mondjesmaat vrij te geven. Als een sterk en krachtig tegengif van subversiviteit dat via teksten langzaam in het bewustzijn sijpelt. Wil de schrijver dan echt de wereld bewerken met een boodschap? "Ik weet ook wel dat een boek met een visie niet zomaar wordt opgezogen door de politieke of intellectuele klasse," zei Van den Broeck in een interview in deze krant eind '99. "Zo werkt dat niet. Maar (...) van mij gaan jullie niet kunnen zeggen dat ik het niet gezien heb, en niet gezegd heb."
Een lichtgevoelige jongen lijkt op het eerste gezicht een boek over jongensstreken in een volks milieu, een verhaal over een brutale inwijding in erotiek, liefde en dood en in de ontluisterende wereld van de volwassenheid. Zoals Ward Ruyslinck deed in Wierook en tranen (1958), Piet van Aken in Dood getij (1979) en Frans Depeuter in De tocht (1980), et j'en passe. Van den Broeck schaart zich ook zelf met enige nadruk in de hoofzakelijk verhalende Vlaamse traditie van het sociaal realisme, als hij in een motto dit boek opdraagt aan zijn voorgangers, van Buysse over Walschap tot Van Aken en Claus. Hij geeft hun voornamen trouwens aan zijn personages. Maar het valt niet op, omdat die personages onder elkaar meestal hun bijnamen gebruiken: Stierke, Soepvandekar, Tetten, Wettewa, Natte. Onder meer hiermee gaat Van den Broeck verregaand en zonder restrictie de volkse toer op. Evenwel niet om gemakkelijk gewin te halen, maar, zo blijkt bij nader toezien, om zijn onverminderde maatschappelijke loyaliteit en verbondenheid met zijn afkomst duidelijk te stellen. In wat oppervlakkig een rechtlijnig leuk jongensboek lijkt, zit overigens een handig gecomponeerde roman verscholen, met goed gekozen, functionele en ook wel eens symbolische details, een suggestieve intrige en een heel discreet gehouden betrokkenheid en engagement. Grappig en met zwier geschreven, hard en pijnlijk in de ontluisterende scènes, en opnieuw uitlopend in een roerende en ja, toch ook wel weer hartverheffende finale. Een nieuwe versie van een statement waarmee hij, op zijn zestigste niet minder pertinent dan voorheen, als op zichzelf aangewezen individu, zich weerbaar en onafhankelijk en onaantastbaar opstelt in een onherbergzame, bedrieglijke, verdwazende wereld.
In wat oppervlakkig een rechtlijnig leuk jongensboek lijkt, zit een handig gecomponeerde roman verscholen, met functionele details, een suggestieve intrige en een heel discreet gehouden engagement.
Jeroen Overstijns
rt/aa/29 m
Kempenzoon Walter van den Broeck wordt zestig. En ter gelegenheid ook vader van een nieuw boek. De schrijver zelf noemt deze jongste telg van de romandynastie Van den Broeck ,,een hommage aan de Vlaamse verteltraditie''. De lessen Nederlands hebben het ons geleerd: deze traditie is rijk aan verscheidenheid. En Van den Broeck heeft al genoeg getoond dat een literair muurtje voor hem dient om eroverheen te kijken. Benieuwd dus welke lading de vlag Een lichtgevoelige jongen dekt. Eerst iets over de opzet van de roman. We schrijven maandag 22 juni 1953. Bijna drie jaar geleden is de koning door kleine Walter in Olen rondgeleid. Het verslag hiervan staat in Brief aan Boudewijn . Vandaag is er van de koning geen spoor in de Cité. De zon begint vroeg te broeien. Gelukkig is er 's middags geen school, de meesters confereren over de nieuwe spelling, want niets blijft ooit hetzelfde. Valentijn alias Stijn alias Julleke kijkt uit naar de triomfen die hij binnen enkele dagen zal vieren op de jaarlijkse prijsuitdeling. Daarna heeft hij vakantie. De meeste Olenaars van drie jaar geleden zijn in Een lichtgevoelige jongen nog altijd op post: moeder Elli, vader Robert, zus Elvire, meester Seppion, doktoor Verhamme. Anderen, zoals de vlam van Elvire, hebben nieuwe namen gekregen. Dat de kleine Walter ineens de pompeuze naam Valentijn gekregen heeft, zal de pret niet bederven.
Maakt die herkenbare setting van Een lichtgevoelige jongen een streekroman? Net zoals Brief aan Boudewijn - en bijna alle romans van Van den Broeck - is Een lichtgevoelige jongen een voortdurende dialoog tussen het hoofdpersonage en een heel herkenbare omgeving, waarmee dat hoofdpersonage door geboorte en/of sentiment onlosmakelijk verbonden is. Maar de actie verplaatst zich hier van de overbekende Cité en de Koperstraat 45 naar het Olense gehucht Klein Korea Overdevaart. Die negorij - zo genoemd omdat wel drie bewoners vrijwillig naar Korea vertrokken - verhoudt zich in de ogen van Valentijn tot de Cité zoals de Kongo tot België. In Klein Korea heerst de beschaving niet zoals ze thuis heerst (,,Een Oerwoud was het daar! [...] Er was hier vanalles te veel. Maar aan de andere kant miste ik ook vanalles [...] en hoewel we met eerbare bedoelingen kwamen, [moesten we] toch maar niet Stanley en Livingstone willen uithangen'').
Zodra de school uit is, trekt Valentijn naar Klein Korea. Op school werd verteld dat daar iets te beleven valt. Er zijn veldoefeningen van het ,,armee belge'' aan de gang. Een troep soldaten heeft zich ingegraven en wacht op de confrontatie met een bende para's. Om hen heen cirkelen Valentijn, zijn schoolkameraden, enkele meisjes en een schare inwoners van Klein Korea. Een van de meisjes is Martha. Zij vormt sinds kort het object van Valentijns diepste verlangens.
Walter van den Broeck is niet de grote vernieuwer van de streekroman, maar in zijn beste momenten heeft hij heel vindingrijke dingen gedaan met het genre. Hij heeft originele dramatiseringen gemaakt van de vraag wat die verbondenheid met een streek precies inhoudt. Die mis ik in Een lichtgevoelige jongen . Hier wordt verteld om te vertellen en Van den Broeck heeft zelfs niet zo veel te vertellen. Ik mis de geniale vondsten die een boek op zijn kop zetten, zoals de introductie van Boudewijn als personage in Brief , of zoals de functie van de amateur-familiearchivaris in Aantekeningen van een stambewaarder , een jammer genoeg veel minder bekende roman van Walter van den Broeck. Nog iets experimentelere structuren zoals in de beladen cyclus Het beleg van Laken zijn hier in geen velden of wegen te bespeuren. De postmoderne verteltraditie zwijgt oorverdovend. Is Een lichtgevoelige jongen dan een bildungsroman? Daar kan je niet naast kijken. De voorbije nacht is Valentijn voor de eerste keer klaargekomen. En hij heeft voor de eerste keer de hand van een meisje op zijn hand gevoeld in de cinema. Beide gebeurtenissen kan Valentijn nog niet goed plaatsen. Hij probeert zijn onvermijdelijke zondeval nog even af te houden (,,Ik zou later toch heilige worden!'' - Een lichtgevoelige jongen als karakterdrama). Wanneer de mooie Martha hem even tussendoor in het hooi haar lichaam aanbiedt, beginnen zijn klokken te luiden, maar voorlopig haalt de zuiverheid het nog: ,,'Als gij in de hel wilt branden, moet ge 't zelf weten,' zei ik met bibberende stem, en haastig en doodsbang tegelijk liet ik me van de hooiberg naar beneden glijden.''
Valentijns namiddag in Klein Korea is een uitstap naar het volwassen leven, weg van de beschermende omgeving van de Cité. In Klein Korea ontmoet Valentijn in de soldaat De Man, in de schoolmeisjes De Liefde, in Martha's gewillige vlees Het Lichaam. Walter van den Broeck heeft het er allemaal vingerdik opgelegd. Dat Valentijn om in Klein Korea te geraken een grote brug oversteekt, moet zelfs de bijziendste lezer over de schreef halen. Het is me allemaal te veel en te schematisch. Valentijn loopt als puber in spe niet over van sprankelende gedachten over de mensheid en dat fletse heeft zijn weerslag op de hele roman. Die krijgt soms iets kinderlijks en banaals: ,,Dat had ik de laatste tijd wel meer, dat mijn stem niet meer deed wat ik wilde, dat ze nu eens uit de kelder, dan weer van de zolder leek te komen, terwijl ik haar eigenlijk alleen maar op zijn keukens wilde laten klinken.''
E en lichtgevoelige jongen beschrijft ook de genese van een schrijverschap. Valentijn loopt de hele tijd met een fototoestel om de hals. Hij is de fotograaf, de waarnemer, de registrator van het gebeuren. Hij wil de werkelijkheid stilleggen en bezweren. Hij neemt maar heel zijdelings deel aan de meeste gebeurtenissen. Alsof die al te evidente hint naar het schrijverschap nog niet voldoende was, zet Van den Broeck op de laatste bladzijden de volgspot op zijn thematiek. Moge het duidelijk wezen dat dit nu bijna voorbije verhaal de lezer wel degelijk iets bijgebracht heeft: ,,Een ding had ik vandaag ontdekt: achter het zichtbare alles steekt een verdoken alles dat niemand ziet maar dat wreed is en zonder medelijden de wereld bestuurt.'' Vervolgens plaatst Valentijn-de-ziener de fictie (,,de leugen'') in het epicentrum van het bestaan: ,,Er moest gelogen worden! Want als de hele wereld het verdoken alles achter het zichtbare alles zou zien, kroop iedereen bibberend van schrik in de kelder, en viel het wiel van de wereld stil, en de wereld zelf uit elkaar.'' In de laatste zinnen blijkt dat de verteller deze taak op zijn smalle schouders zal dragen: ,,Iemand moest toch op wacht staan en voor al die nietsvermoedende mensen de wereld bij elkaar blijven liegen, zodat ze ongestoord konden slapen en morgen weer opgewekt aan de slag konden? Laat mij dat dan maar zijn, dacht ik. Ik heb nu toch niets anders meer te doen.'' Daarmee zijn we bij het engagement aangekomen, het Van-den-Broeck-keurmerk. Is Een lichtgevoelige jongen wellicht een sociale roman? Ja en nee. Als Valentijn in dit boek zichzelf als schrijver en man ontdekt, dan is hij vooral met zichzelf bezig. Maar in die zoektocht spelen andere mensen een cruciale rol. Valentijn definieert zichzelf door naar de personages in Klein Korea te kijken en er het zijne over te denken. Niet toevallig zijn de schoolvrienden prominent aanwezig. Hun verbondenheid, dat is de Cité. Met de nodige deemoedigheid en betrokkenheid beschrijft Van den Broeck hun onderlinge solidariteit. Die is trouwens veel sterker dan de waan van de dag doet uitschijnen, de kameraden zitten elkaar wel de hele tijd de loef af te steken. Vrouwen met ongewenste zwangerschappen, mannen met schulden, dood en vernieling: in Een lichtgevoelige jongen zit genoeg drama om een naturalistische probleemroman te vullen.
Ontroerend allemaal, maar het is niet voldoende. Walter van den Broeck heeft een maatschappelijke betrokkenheid al vele keren veel verrassender uitgewerkt. In deze roman blijft het bij voorgekauwde verbondenheid. Die verbondenheid is te dun om er echt door bewogen te worden. Ter gelegenheid van een verjaardag had het iets meer mogen zijn.
Marcel Somers
rt/aa/29 m
OLEN
In zijn thuisdorp en net op de zestigste verjaardag van de schrijver, werd gisteren het nieuwe boek van Walter van den Broeck 'Een lichtgevoelige jongen' voorgesteld. Als locatie koos het gemeentebestuur de villa Leemans, de vroegere pastorij, die onlosmakelijk verbonden is met de geschiedenis van het dorp rond de fabriek, St.-Jozef-Olen of Olen-Fabrieken.
MARCEL SOMERS
Net zoals 'Brief aan Boudewijn', een boek dat voor het eerst in 1980 verscheen en voor deze gelegenheid opnieuw werd uitgegeven, speelt 'Een lichtgevoelige jongen' zich af in Olen. Toen was de Olense gemeenschap het onderwerp van het boek, nu draait alles rond een aankomende puber uit het Pottendorp die op een dag in 1953 zijn eerste harde lessen van het leven leert.
Van den Broeck keert in het boek terug naar zijn jeugd. Het verhaal speelt zich af in de voor de jonge van den Broeck «paradijselijke wereld van Overdevaart, waar de mensen zo los en ongedwongen en ongehinderd sensueel zijn.» De schrijver geeft de buurt aan de andere kant van het kanaal de naam 'Klein Korea'. Ze staat bij de Olenaars bekend als 'de Mosselgoren'.
De droom van Stijn, het hoofdpersonage, om Martha te versieren, wordt al snel aan splinters geslagen. De gebeurtenissen die Stijn op die bewuste dag op de gevoelige plaats van zijn geheugen vastlegt, veroorzaken een serieuze deuk in zijn geloof in de volwassen wereld. Op dat moment werden de grondslagen gelegd voor van den Broecks schrijverschap. Hij schrijft: «Want één ding heeft hij vandaag alvast geleerd: dat er altijd wel iemand nodig zal zijn om al kijkend de wereld voor de anderen bij elkaar te liegen».
Bekende inwoners
Net zoals in 'Brief aan Boudewijn' maken een aantal Olenaars hun opwachting in het boek. De schrijver: «Het verhaal is natuurlijk helemaal verzonnen. Toch duiken regelmatig bekende inwoners op. Ik denk dan aan de onderwijzers Seppion, Verboven en Hermans. Ook pastoor Janssens, die toen in de huidige villa Leemans woonde, en Miel en Gust Van Hirtum. Verder is het boek bevolkt met een heleboel fictieve personages, die vaart in het verhaal brengen.»
Villa Leemans
Niet toevallig werd de villa Leemans, de vroegere pastorij, uitgekozen als locatie voor de voorstelling van het boek. «Sint-Jozef-Olen, niet toevallig Olen-Fabrieken genoemd, bestaat pas sinds 1913. Toen streken directeur Jozef Leemans en zijn 'Compagnie Industrielle Union', het huidige Union Minière, in onze gemeente neer», zei Dirk Wagemans, schepen van Cultuur.
Arbeiders
«De parochie, en vanzelfsprekend ook de pastorij, kwam er uit bezorgdheid vanuit kerkelijke hoek over de morele waarden van de fabrieksarbeiders. Pastoor Segers uit Achter-Olen schreef dat 'de socialisten en de liberalen al deden wat mogelijk was om het werkvolk te misleiden'. De mooie pastorij kwam in 1989 in gemeentehanden en ironisch genoeg nam in 1990 het OCMW er zijn intrek.»
Piet de Moor en Jeroen Kuypers
2/ei/05 m
Niet toevallig presenteerde zijn uitgever precies op de zestigste verjaardag van Walter van den Broeck Een lichtgevoelige jongen : een roman die past in de beste Vlaamse vertellerstraditie. De twaalfjarige ik-figuur en zijn vriendjes trekken erop uit naar 'Klein Korea', een wijk aan de rand van Olen, omdat para's daar een militaire oefening zullen houden. Zowel de soldaten als de officieren laten de jongens sigaretten en bier halen en amuseren zich ondertussen met de meisjes. Waar te veel gedronken wordt, vallen echter scherven. Voor de hoofdpersoon wordt deze hete zomerdag méér dan de laatste schooldag. Het betekent tevens zijn inwijding in de de erotiek, in de leugenachtige wereld van de volwassenen en de gewelddadige wereld van de mannen. 'Een lichtgevoelige jongen' is een nieuw hoogtepunt in het oeuvre van één van Vlaanderens belangrijkste auteurs.
Hoewel de militaire oefening in het water valt is de oorlog wel voortdurend aanwezig. Zowel de kinderen als de volwassenen zijn ervan overtuigd dat de Derde Wereldoorlog binnen afzienbare tijd moét uitbreken. Was de oorlog in werkelijkheid ook zo alomtegenwoordig?
Walter Van den Broeck: Ja. Om een voorbeeld te geven: elke ochtend zamelde onze onderwijzer de lege laders in die wij jongens langs het kanaal hadden gevonden. Er was daar in de meidagen van '40 zo hard gevochten dat het terrein nog jaren na de bevrijding als het ware bezaaid lag met verroest oorlogstuig. Vaak zaten de slaghoedjes er nog in. Als de leraar de hulzen in de kachel smeet , leverde dat steevast een knetterend vuurwerk op. De films die wij in de cinema zagen - die dan nog wel 'Cinema De Vrede' heette - waren vaak oorlogsfilms waarin de Duitsers en Japanners er flink van langs kregen. In onze gedachten waren de helden weliswaar dezelfde gebleven, maar de vijanden van gisteren waren gemakkelijk uitwisselbaar met die van vandaag, de Russen en de Chinezen. Daarnaast spraken de volwassenen veel over zowel de voorbije als de komende oorlog. Iedereen hamsterde bovendien. Ook onze kelder lag vol zakken suiker en rijst. Waarom er uitgerekend rijst gehamsterd werd, is me altijd een raadsel gebleven. Niemand lustte het.
Ook erotiek beschrijft u als oorlog. Stijn ontdekt enerzijds het genot, maar anderzijds de jaloezie, de leugen en het bedrog.
Van den Broeck: Vóór zijn achtste was hij uitermate nieuwsgierig naar wat er zich in andermans broek bevond, maar daarna had hij zich voorgenomen een heilige te worden en alle gedachten aan 'onkuisheid' uit te bannen. Ik denk dat hij op deze ene dag vooral het onhoudbare van een aantal typisch kinderlijke ideeën inziet. Kinderen kunnen zich niet voorstellen dat hun ouders aan seks doen. Zij moeten op een andere manier verwekt zijn. Stijn komt echter niet alleen tot de ontdekking dat zijn ouders 'het' wel degelijk doen, maar ook dat zijn vader het blijkbaar ook met andere vrouwen dan alleen zijn echtgenote doet. Er werd altijd al gefluisterd dat Stijns vader in het café weleens ging 'poepen op 't gemak', maar de ik-figuur besteedde geen aandacht aan die geruchten.
Blijkt echter dat de moeder van Stijns vriendinnetje in verwachting is van Stijns vader en zich door de dokter zal laten aborteren.
Vandenbroeck: Mijn hoofdpersoon moet zich net zo ondersteboven hebben gevoeld als de negentiende-eeuwse Deense filosoof Sören Kierkegaard. Die kon ook niet geloven dat iets zo verhevens als de liefde gepaard ging met zoiets banaals als de afscheiding van slijmen.
Stijn maakt de hele dag foto's met zijn 'Kodak'. Hij is zich ervan bewust dat hij momentopnamen maakt van een wereld die al aan het verdwijnen is. Is uw roman ook zo'n momentopname van de verdwijnende onschuld én van de verdwenen jaren vijftig?
Van den Broeck: Zeker. De oorlogsdreiging is er niet meer, maar ook die typische indeling in cité, een wijk voor het boerenvolk en een wijk voor het 'kantjesvolk', is verdwenen.
"Een lichtgevoelige jongen" lijkt ook een ode aan de oude Vlaamse vertellerstraditie van auteurs als Cyriel Buysse, Ernest Claes en Piet van Aken. Is die traditie inmiddels ook niet verdwenen?
Van den Broeck: Daar lijkt het wel op en ik betreur dat ten zeerste. Auteurs als Buysse en Claes waren in de eerste plaats zeer goede observators, die in één zin een personage heel raak konden typeren. Net als zijn tijdgenoten kon Claes soms wat slordig zijn met de structuur van zijn romans, maar zijn talent is onmiskenbaar. Toch is zijn werk nauwelijks nog verkrijgbaar. Uitgeverijen zijn voornamelijk geïnteresseerd in het creëren van bestsellers, wat ertoe leidt dat we op steeds grotere schaal allemaal dezelfde boeken lezen. Van enkele romans worden er honderdduizenden verkocht, van duizenden andere nauwelijks een paar honderd exemplaren.
U gebruikt een oude literaire vorm en u stopt veel volkstaal in uw dialogen. Riskeert u daarmee niet te veel in de voetsporen van een inmiddels toch als 'verleden tijd' beschouwde vertellerstraditie te treden?
Van den Broeck: Mijn bekendste en meest succesvolle toneelstuk, 'Groenten uit Balen', heeft ook een traditionele vorm. Toch heb ik destijds een belangrijke vernieuwing gebracht. Het was namelijk voor het eerst dat er een arbeidersgezin op de planken werd gebracht, sprekend in de taal die deze mensen in het dagelijks leven bezigen. Voordien hadden we slechts eenmaal een boerengezin zo opgevoerd zien worden, en dat was in 'Het gezin Van Paemel' van Cyriel Buysse. Het gebruik van de volkstaal kan dus wel degelijk functioneel en progressief zijn. Ik heb zelfs gemerkt dat het je niet isoleert van je lezers in Nederland.
Marc Reynebeau
il/pr/11 a
KEERZIJDE VAN DE IDYLLE
CULTUUR & MEDIA - BOEKEN
Walter van den Broeck opent zijn nieuwe roman Een lichtgevoelige jongen met een eigenaardige mededeling. Hij draagt het boek op aan 'Cyriel, Stijn, Nest, Felix, Gerard, Lowie, Piet, Hugo en al die anderen'. Hiermee bedoelt Van den Broeck ongetwijfeld een reeks Vlaamse schrijvers, van Cyriel Buysse tot Hugo Claus. Het boek bevat trouwens tal van kleine allusies op hun werk; een zin als 'Mensen, daar is soms niet aan uit te kunnen', is een zo goed als letterlijk citaat uit het werk van Gerard Walschap.Het gaat niet zomaar om een vriendelijke groet aan de collega's.
De opdracht is een statement, meer bepaald een eresaluut aan de literatuur. Niet uit zelfgenoegzaamheid, maar omdat Van den Broeck kennelijk de behoefte voelde om andermaal de nadruk te leggen op zijn geloof in de kracht van de literatuur en in het literaire engagement, een nu misschien wat uit de tijd lijkende ambitie. Maar dat geloof toont hij vooral in Een lichtgevoelige jongen zelf, waarmee hij een nieuwe stap zet in zijn al omvangrijke en literair zowel ambitieuze als integere oeuvre.De nieuwe roman lijkt in vele opzichten een voortzetting van Van den Broecks inmiddels al klassiek geworden Brief aan Boudewijn (1980).
Het vertrekpunt is opnieuw de biotoop waarin hij opgroeide, de arbeiderswijk (de 'cité') bij de fabrieken van Olen. Het verhaal
speelt zich af op 22 juni 1953, een bloedhete dag. 's Ochtends gaat het 12-, 13-jarige hoofdpersonage nog naar school, maar na de middag heeft hij vrij - de onderwijzers hebben 'conferentie' over, niet toevallig, de nieuwe spelling - en trekt hij naar 'Overdevaart', een nog ongerept landelijk gehucht dat veel beloften inhoudt. Niet alleen zijn daar legeroefeningen aan de gang (altijd opwindend voor jonge tieners), bovendien woont daar Martha, het meisje op wie hij verliefd is.Opvallend is dat het hoofdpersonage luistert naar de naam Valentijn - hij wordt soms ook wel Stijn genoemd, of Snoek, of Juleke, het wemelt
van de bijnamen - en dus niet Walter van den Broeck. Toch heeft de jongen alles om zo te heten, zoals het gezin waarin hij opgroeit, net als de autobiografische verteller van Brief aan Boudewijn of het vierluik Het beleg van Laken. Het staat al in de al geciteerde opdracht: Een lichtgevoelige jongen bevat zowel 'echte' als verzonnen personages en gebeurtenissen, maar de verteller is dus verheven tot een fictief personage, en bijgevolg tot literatuur.
De roman begint monter en opgewekt, met tal van gedetailleerd beschreven taferelen uit het kinderleven, al hangt over de
luchtigheid een schaduw van dreiging en onheil. Op de achtergrond woedt de Koude Oorlog: de Koreaanse oorlog is volop aan de gang en in de VS worden de atoomspionnen Ethel en Julius Rosenberg geëxecuteerd. Dichterbij is er een gespannen gezinssituatie, de schier ondraaglijke hitte of het onbekende van wat een nieuwe school moet brengen. Maar er heerst ook nogal wat grofheid in die op het eerste gezicht onschuldige kinderwereld. Ze doet aanvankelijk wat grappig aan, maar algauw blijkt ze een structureel gewelddadig karakter te hebben: de bijnamen zijn zelden onschuldig of flatterend bedoeld, kiesheid
tussen de kinderen is ver te zoeken, pesten op school bestond in 1953 ook al, zeer geregeld worden klappen en kniestoten uitgedeeld. Met enige systematiek worden de mensen van Overdevaart minachtend als 'boerenkloten' omschreven.Bij hen ontdekt Valentijn een nieuwe wereld, die primitiever en authentieker is, chaotischer, nog niet aangeraakt door de moderne tijd en de kleinburgerlijke orde die zich al in de cité heeft aangekondigd. De jongen voelt zich bedwelmd in dat bijna bucolische landschap onder de zomerzon, waar hij zich geheel ontheemd voelt. Tegenover de spontane, hartelijke bewoners van het gehucht waar hij
daar in Overdevaart terechtkomt, moet hij stilaan zijn minachting laten varen.Maar dan volgt al spoedig een dubbelzinnige ontnuchtering, wanneer hij er getuige wordt van ontstellende brutaliteiten. Dubbelzinnig, want schijnt Valentijn een authentieke wereld in Overdevaart aan te treffen, hij moet tegelijk de realiteit aanvaarden dat het idyllische ook een veel minder fraaie keerzijde bezit.Van den Broeck kiest bij het vertellen van deze ervaring niet voor een of ander literair realisme, dat zou pretenderen de waarheid bloot te leggen. Onder de vertelling schuilt het besef dat literatuur zich niet in de plaats van de realiteit kan stellen door ze te imiteren, maar integendeel die optie moet problematiseren door ze te gebruiken als grondstof voor een constructie, een zorgvuldig gecomponeerde roman. Van den Broeck kiest resoluut voor de strategie van de fictie, de leugen zo men wil, het verzinsel, de creatie die inzicht verschaft, maar die ook haar plaats kent. Valentijn trekt met een fototoestel naar Overdevaart, waarmee hij zichzelf tot een waarnemer maakt. Hij maakt foto's, laat mensen 'onnatuurlijke' poses aannemen
en integreert zich niet door aan de realiteit deel te nemen, maar door erover te vertellen - te schrijven.Dat is wat de schrijver doet: in zijn sensibiliteit een intrinsieke wreedheid in de wereld herkennen door aan de zijlijn te blijven staan. En die door erover te vertellen - te liegen - die wereld weer een beetje draaglijk kan maken, opdat 'al die nietsvermoedende mensen' dan toch 'ongestoord konden slapen en morgen weer opgewekt aan de slag konden'. Het is een opdracht.
31/12/2001
22 juni 1953: een broeierig hete dag, geen school, want de onderwijzers houden die dag een conferentie over de nieuwe spelling die op til staat. In Olen, meer precies Overdevaart op de wijk Klein Korea, worden militaire manoeuvres gehouden die onze soldaten moeten voorbereiden op hun strijd tegen de communisten. Voor de twaalfjarige Valentijn, de vertellende ikfiguur, die in de Cité woont en daarom juist wat neerbuigend neerkijkt op de 'boerenkloten' van Overdevaart, kondigt de dag zich aan als een avontuur zonder weerga. Gewapend met zijn 'kodak' gaat hij met een aantal kameraadjes het verloop van de manoeuvres volgen, maar belangrijker nog is dat hij daar ook Martha zal ontmoeten, het meisje op wie hij hopeloos verliefd is.
Walter van den Broeck vertelt het verhaal van die ene dag in een wervelend relaas van elkaar snel opvolgende anekdotes. Wat op het eerste gezicht een amusant verhaal lijkt over kwajongens in het Vlaanderen van begin de jaren '50, krijgt gaandeweg de allures van een tragische confrontatie met de wereld van de volwassenen. De ietwat wijsneuzige Valentijn komt tot het besef dat hij tussen de mensen van Overdevaart eigenlijk niets betekent. Als hij op een wel heel brutale manier geconfronteerd wordt met de (seksuele) wreedheden van de volwassenen en, nadat hij haar bedrog heeft ontdekt, ook nog de dood van Martha moet meemaken, blijft alleen nog dit verlangen over: "De wereld moest nu maar eens even ophouden met zich door mij te laten ontdekken", want: "achter het zichtbare alles steekt een verdoken alles dat niemand ziet maar dat wreed is en zonder medelijden de wereld bestuurt." Iets te nadrukkelijk komt Van den Broeck hier aan het slot van de roman zelf aan het woord in een vorm van verantwoording van zijn schrijverschap: "Iemand moest toch op de wacht staan en voor al die nietsvermoedende mensen de wereld bij elkaar blijven liegen, zodat ze ongestoord konden slapen en morgen weer opgewekt aan de slag konden." Meteen ook maakt hij de cirkel rond, die was aangezet in de opdracht die aan de roman voorafgaat en waarin Van den Broeck zich in de traditie plaatst van de Vlaamse literatuur van Buysse tot Claus en meteen zijn schrijven duidt: "Echte en fictieve gebeurtenissen zal ik bij elkaar verzinnen zoals jullie het mij hebben voorgedaan." Op die manier ook sluit Een lichtgevoelige jongen, binnen het kader van een ogenschijnlijk pretentieloos jongensverhaal, naadloos aan bij de typische Van den Broeck-thematiek, die de relatie tussen 'zijn' en 'schijn', tussen werkelijkheid en fictie verkent. [Jooris Van Hulle]
J.T.G. Maas
Een dag uit het leven van een 12-jarige. Het is 1953 in de Vlaamse Kempen en een broeierige junidag wanneer het Belgische leger een oefening houdt en de ontwikkelingen elkaar opvolgen in een schelmenroman-achtige setting. Soldaten en boerenjongeren verbroederen eerst, maar het spel ontaardt in een oorlog op zich, met een gruwelijk einde en een drama. Daartussen speelt de (hopeloze) liefde van de verteller voor de 15-jarige Martha en het fotograferen van voorvallen en personen door hem: foto's die hij zich later alleen maar wil herinneren, hij wil ze niet laten ontwikkelen. Roman in de traditie van de grote Vlaamse vertellers (Streuvels, Timmermans, Buysse, Van Aken, Boon etc. aan wie de roman overigens ook is opgedragen). Van den Broeck (1941) heeft aan zijn toch al indrukwekkende oeuvre een prachtige roman toegevoegd. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.