Als de bergen huilen
Gerda Van Erkel
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Davidsfonds, 2001 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : ERKE |
31/12/2001
Ik kom je halen is geschreven op maat van 11- Ã 12-jarigen, kinderen op de wip van de kindertijd naar de pubertijd. Meisjes zullen het verslinden, jongens misschien wat minder. Als volwassene heb ik het niet meteen verslonden, maar het heeft mij ook niet onberoerd gelaten.
Violet en Floor zijn tweelingen. Zij zijn 12 en kunnen niet zonder elkaar, hoewel hun karakters sterk verschillen. Floor is een kwajongen met springveren onder haar schoenen, die het leven tot op de bodem wil verkennen. Violet is bedaarder. Zij observeert bedachtzaam en tekent het leven en haar gevoelens na in haar schetsboeken. Wanneer Thijs in hun wereldje verschijnt, ziet Floor haar diepste wens in vervulling gaan. Hij kan haar in de manege introduceren, waar ze tegen een paar uur werken per dag gratis rijlessen krijgt. Violet verkeert in alle staten. Zij moet immers haar mond houden, want haar vader, een dokter, en moeder, een kinesiste, hebben Floor verboden om ooit paard te leren rijden. Op zekere dag gebeurt het onvermijdelijke. Floor wordt van een paard geworpen en belandt voor een aantal weken in het ziekenhuis. Ze zweeft tussen leven en dood, reist door de tunnel met het licht aan de ene kant en de bezwerende stemmen aan de andere kant. De stemmen halen het en de moeizame revalidatie kan beginnen. Floor zet door, met veel vallen en opstaan en met de onverdroten steun van haar zus, ouders, Thijs en diens vader Benoit.
In dit kernverhaal schuilen een aantal elementen die op de huid van beginnende pubers geschreven zijn: een onafscheidelijke tweeling op zoek naar hun eigen aard, een manege, het idyllische kader van een eindeloze zomervakantie aan zee, een avontuurlijke vriend die een zeilwagen bouwt... Maar rond die verhaallijn kronkelen vele andere en daar laat Gerda van Erkel zich verleiden tot té geaccentueerde zwartwittekeningen. Thijs' ouders zijn gescheiden en zijn moeder, die zowat in de manege woont, is een echt kreng. Van Erkel tekent een karikatuur van een moeder. Daartegenover staat zijn vader, het prototype van een verstrooide professor sinologie. Hij wordt door Thijs in bescherming tegen zichzelf genomen, maar op het einde ontpopt hij zich toch (té) onverwacht als een heel aardige man met onvermoede kwaliteiten. Hij krijgt zowel van Violet als van haar ouders alle sympathie. Tegenover de verwarde en armzalige thuis van Thijs staat het warme nest van Floor en Violet. Maar ook daar schuilt een adder onder het gras in de gedaante van tante Puk. Zij gedraagt zich net als Thijs' moeder als een echte feeks tegenover haar puberende zoon Tim. Dit wekt bij de tweeling wat vroegrijpe reacties over de relatie moeder-zoon. De auteur kan zich moeilijk schuilhouden. Dat wordt nog duidelijker wanneer zij aan die karikaturen en gebeurtenissen gecamoufleerde raadgevingen en uitspraken koppelt: "Ze huilt niet, al mag ze wel..." "Zonder thuis ben je toch verloren op de wereld." Van Erkels goede bedoelingen en expliciete voorkeur sorteren hier en daar een melig effect.
Los daarvan heeft de schrijfster zich voortreffelijk in de meisjes ingeleefd. Ze schrijft vanuit het perspectief van Floor en dat van Violet, zonder vast stramien. Het verloop van het verhaal bepaalt wie wanneer aan het woord komt, zodat hun gedrag natuurlijk overkomt en het ook duidelijk is waarom de twee elkaar niet kunnen missen. Mooi en herkenbaar is Violets belofte dat Floor Thijs, op wie ze zelf smoorverliefd is, mag hebben, als ze maar beter wordt. Indrukwekkend is de strijd die Floor voert om uit haar coma te geraken. Naast het gekende beeld van de tunnel met het licht gaat ze ook in op het mogelijke contact van de comapatiënt met de buitenwereld. Even indrukwekkend is de verbeten strijd van Floor en haar familie tijdens de revalidatie.
Ik kom je halen, woorden waarmee Violet Floors coma bestrijdt, is goed voor een aantal uren wegleesplezier. Jonge pubers vinden er avontuur, ontroering, spanning, romantiek. Voor oudere pubers zal de zoete, vermanende wijsvinger wellicht te nadrukkelijk aanwezig zijn.
[Jet Marchau]
Drs. M.A.E. Beukers
Violet en Floor zijn een tweeling. Violet is de rustige van de twee, Floor de springerige en roekeloze. Ze zijn bijna dag en nacht bij elkaar, maar merken in hun puberteit ook dat ze een eigen identiteit willen en moeten ontwikkelen. Dit wordt eens te meer duidelijk als ze allebei verliefd worden op dezelfde jongen, Thijs. Dan raakt Floor in coma na een val van haar paard. Dat hun liefde voor elkaar overwint, blijkt als Violet aan God (verder niet prominent in boek aanwezig) belooft dat "Floor Thijs mag hebben, als ze maar weer beter wordt". Uiteindelijk krijgen Violet en Thijs natuurlijk toch verkering en wordt Floor, als ze weer beter is, verliefd op een jongen uit hun klas. Dit laatste is een beetje flauw, maar verder is het een aardig boek. Het behandelt op een mooie manier de identiteitsproblemen waar iedere puber mee worstelt. De karakters van de tweeling worden goed uitgewerkt, de andere personages blijven 'flat'. Thijs is wel erg wijs voor zijn leeftijd. Geen aantrekkelijk omslag, met illustratie in silhouet van iemand die van een bokkend paard valt. Vanaf ca. 13 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.