Mijn gekke familie
Christopher Paul Curtis
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Lannoo, 2001 |
Kinderhoek :
|
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lannoo, 2001 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : CURT |
31/12/2001
Dit verhaal speelt zich af in het Amerika van de jaren '30, in de tijd van de Grote Depressie. De 10-jarige Afro-Amerikaanse Bud verbleef na de dood van zijn moeder afwisselend in een weeshuis en bij pleeggezinnen. In zijn laatste pleeggezin wordt hij zodanig mishandeld en vernederd dat hij de benen neemt. Hij komt terecht in een vluchtelingenkamp in Flint en mist de trein die hem illegaal naar de 'grote' stad Grand Rapids moet brengen. Daar hoopt hij zijn onbekende vader te vinden. Hij heeft redenen om zo te denken. Zijn moeder liet hem een koffertje met flyers en keien met cryptische inscripties na en daar destilleert hij één naam uit: Herman E. Calloway. Voor hem is de koffer een vrijgeleide naar de toekomst. De voettocht naar Grand Rapid is zwaar, maar niet spectaculair. Auteur Curtis blijft als perfecte ghostwriter voor de ikverteller bijna afstandelijk, want als Bud wil overleven en zijn vader vinden, mag hij zich niet emotioneel laten gaan. Dus probeert Bud (niet Buddy!) nuchter en met een volwassen kijk iedere situatie het hoofd te bieden: "Het is gek dat ik, nu ik tien ben en dus bijna een man, inzie hoe fout mama was. Ze was fout omdat ze me waarschijnlijk toen al al die dingen had moeten vertellen waar ik nog te jong voor was. Omdat ze er niet meer is, zal ik nooit te weten komen waarover die dingen wel gingen. Zelfs al was ik toen nog te jong, dan had ik ze uit het hoofd kunnen leren en gebruiken als ik hulp nodig had, zoals nu bijvoorbeeld." Het zijn vroegwijze woorden die kaderen in een harde overlevingsstrijd, maar Curtis geeft ze ontwapenende charme door ze aan te passen aan de stijl van een tienjarige.
Die kleine jongen blijft overigens in details voldoende aanwezig. Zo beschermt hij met een verbetenheid het belangrijkste wat hem nog rest: zijn koffer met de herinnering aan zijn moeder, zijn naam Bud -- niet Buddy -- waardoor hij zich volwassen voelt, en zijn opvoeding. Zijn moeder heeft van hem een uitermate beleefd en goed opgevoede jongen gemaakt.
Daardoor is Buds aanpak wanneer hij in Grand Rapid aankomt en zich bij Herman E. Calloway aanmeldt ook geloofwaardig. De man blijkt een beroemde leider van een jazzorkestje te zijn. Een norse, oude man, dat ziet Bud meteen, maar hij geeft niet op. Dat charmeert vooral de leden van de band en zij, niet Herman E. Calloway, nemen hem als klusjesjongen in de band op. Hij mag er zelfs kinderlijk uithuilen tegen de schouder van juffrouw Thomas, de lieve zangeres van de band die hem maar wat graag bemoedert. Op dat ogenblik kan hij afstand doen van zijn tastbaar verleden, zijn koffer, want "Ik droeg mama binnenin me en niets of niemand ter wereld kon daar iets aan veranderen".
Het verhaal stuurt aan op een happy end wanneer de waarheid over de verwantschap tussen de man en Bud aan het licht komt, maar het eindigt niet als een Amerikaanse kaskraker op een grote verzoening tegen een achtergrond van romantische muziek. Bud is al te volwassen geworden om blijvend bemoederd te worden, hij zal zijn toekomst zelf in handen moeten nemen. Dit vlotlopend verhaal kan als een tegenwicht voor hedendaagse derde- of vierdewereldverhalen gelezen worden. Bud mag dan al in zijn manier van denken en praten een jongetje uit een 'ver' verleden zijn, Curtis slaagt er door zijn aangepaste stijl in hem aandoenlijk herkenbaar te maken. Een verhaal als dit over armoede en ellende in vroegere economische crisistijd verbreedt het historisch inzicht en brengt jonge lezers wellicht wat meer begrip bij.
[Jet Marchau]
Ria de Schepper
De tienjarige weesjongen Bud Caldwell ontvlucht het pleeggezin dat hem mishandelt. Waar kan hij als negerjongen heen tijdens de crisisjaren ’30 in Amerika? Hij zwerft rond, vindt mensen die hem helpen maar een poging om in het westen zijn geluk te beproeven mislukt. Hij bijt zich vast in een vermetel plan: hij wil H.E. Calloway, een beroemd leider van een jazzorkest, opzoeken. Bud gelooft dat de man zijn vader is, al kan hij dat niet echt bewijzen. Calloway blijkt een moeilijk man, maar de orkestleden nemen het voor hem op. Er is een toekomst voor Bud in het orkest, ook al is zijn relatie met Calloway anders dan verwacht. Het verhaal is met vaart en gevoel voor humor geschreven. De personages zijn raak getypeerd. Zo getuigen Buds “Regels en Zo voor een Prettiger Leven en om van Jezelf een Betere Leugenaar te Maken” van veel psychologisch inzicht. De armoede ten tijde van de Grote Depressie is aanwezig (o.m. openbare gaarkeukens, opkomst van vakbonden) maar blijft op de achtergrond. Dit warme, ontroerende verhaal voor 9- à 12-jarigen werd bekroond met de Newbery Medal.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.