Tijl Uilenspiegel
Charles De Coster
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lannoo, 2001 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : DAEL |
31/12/2002
Van stalen land en Enzekont
Henri van Daele moet zijn jeugdjaren in het Oost-Vlaamse dorp Zele intens beleefd hebben, met al zijn zintuigen en met een bijzonder sterk registratievermogen. Hij herinnert zich niet alleen de verhalen, de gebeurtenissen en de mensen die daarbij betrokken waren, maar ook de geuren en de geluiden, de kleuren en de smaken, de regen op zijn huid en het zoeven van de wielen van zijn nieuwe fiets, "als een trein op sporen". Hij is ook een begenadigd verteller, die de lezer ogenschijnlijk moeiteloos meeneemt naar zijn kindertijd in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Wie in die tijd zelf kind was in een kleine stad in Vlaanderen, herkent de sfeer, de mensen, de dingen, de groei van een nieuwe tijd, het afscheid van een wat bekrompen mentaliteit, van betutteling en bevoogding alom, van het gebrek aan comfort en van de miserabele omstandigheden waarin de werkende klasse leefde. De bende van Stalen Land speelt zich af in het schooljaar '57-'58. Henri is elf jaar. Met enkele klasgenoten besteedt hij zijn vrije tijd aan "de club van het slakkenzout", waarover de auteur al vertelde in het gelijknamige boek. Ze komen in botsing met een ander 'geheim genootschap', gevormd door kinderen van de officiële school in de gemeente, die dus niet tot de politieke groep van de katholieken, de 'tsjeven' behoren. Die groep noemt zich "de bende van Stalen Land" naar een inscriptie op een sabel die zowat hun ritueel voorwerp is. Dan blijkt dat dieven aan de haal gaan met lood en koper uit de huizen in aanbouw in een nieuwe wijk. Als de club van het Slakkenzout erachter komt dat die van het Stalen Land op hun beurt het bouwmateriaal willen stelen om het te verkopen, brengen ze de politie op de hoogte. Dat betekent meteen het einde van "de bende van Stalen Land".
Alles bij elkaar is de plot nogal mager, maar eigenlijk is die bijkomstig. Dat blijkt ook uit het feit dat het boek al voor een derde gevorderd is voor "de bende van Stalen Land" ter sprake komt. Eigenlijk gaat het boek over het leven van jongens om de tijd van de Atomium-wereldtentoonstelling. Het vertelt over het eerste verboden glas bier, de eerste sigaret, de gesprekken over meisjes, over decolletés en kinderen krijgen, m.a.w. over "de mysteries waaromheen een vaag vermoeden hangt zonder dat je ooit tot de kern van de zaak kunt doordringen", over het gebruik van mosterd om de groei van borst- of baardhaar te bespoedigen, over de onprettige karwei van het paardenvijgen rapen voor de bemesting van de tuin, over het kattenkwaad in het dorp, over het jongensspel in een tijd zonder televisie en gameboys... Daarnaast gaat het ook over een wereld in overgang, waarin een elektrisch fornuis (in plaats van "de Leuvense stoof") en "een Engels toilet" nog wonderen zijn voor gewone mensen als ze van een tweekamerwoning met waterpomp buiten en slaapplaats onder de pannen verhuizen naar een gezond en comfortabel huis in een nieuwbouwwijk. De oudere lezer herinnert zich dank zij dit boek de spanningen tussen de kattekoppen en de sossen, de dagelijkse schoolstrijd tussen de "vrije" katholieke en de officiële school, de concurrentie tussen eenmeiviering en Rerum Novarum, de Liebigpunten en de zegeltjesboekjes, de bokalen rolmops die de plaats innamen van de losse haring uit het vat, de eerste burgemeester die niet van adel was ... Ook de jonge lezer met zin voor historisch perspectief en met interesse voor het leven elders en in andere tijden zal deze evocatie van het verleden leuk vinden. Als hij echter een spannend verhaal wil, dan komt hij niet zo aan zijn trekken. Het Stalen-Landverhaal komt wat traag op gang en is niet zo spannend. De beschrijving van de sfeer in de aardedonkere Zwarte Molen, het rovershol van de dieven en tegelijk van de bende van Stalen Land, is wel erg suggestief.
Enzekont speelt twee jaar later. Ook in dat boek krijgt de lezer een levendig en authentiek beeld van het leven in een kleine stad op de drempel van de jaren zestig. Anderzijds echter wordt hier de figuur van een klasgenoot van Henri tot in de details belicht: Marcel Loots, 13 jaar oud, zoon van de waard van 't Blauw Huis, en om zijn trippelende pasjes met wiegende billen Enzekont, d.i. eendenkont, genoemd; als hij in de spiegel kijkt, ziet hij "een jongen die diep in hem zit maar er nooit helemaal is uitgekomen". Hij kan goed koken, heeft een bijzondere belangstelling voor damesondergoed en wordt door Pierre, butler in een rijke familie, herkend als "anders", als een zielsverwant, die net als hij houdt van mooie en sensuele kleren, bijzondere lichaamsverzorging, make-up. Pierre leert Enzekont een verfijnde wereld kennen, een wereld waarin die na zijn engerling-jaren in het dorp stilaan een meikever wordt, net als Pierre, die zichzelf ook "een meikever in een gouden doosje noemt". Vandaar de meikevers op het boekvoorplat. Bij Pierre ontdekt hij de vreemde opwinding van luxe en hartelijke vriendschap, maar mettertijd ook de perversie in hogere kringen. Dan stort zijn wereld in elkaar en worden de maskers afgerukt. Hij moet opgenomen worden in een psychiatrische instelling, waar de verteller hem met een paar klasgenoten gaat bezoeken.
Ook in dit boek wekt Henri Van Daele de herinnering van zijn oudere lezers aan hun jeugd, een tijd waarin de meisjes torenhoge kapsels droegen "als een faraokroon, stijfgespoten onder de haarlak om het hele geval overeind te houden", een tijd waarin Jane Birkin "Je 't aime, moi non plus " kreunde en The Pebbles niet uit de lucht waren met hun "Seven horses in the sky", een tijd waarin jongens voorgelicht werden met Michel Quoists "Zomaar een jongen". Daarbij rijst ook weer de vraag naar de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het boek voor jonge lezers. Zij worden waarschijnlijk meer geboeid door wat er met Enzekont gebeurt, door zijn belangstelling voor lingerie, zijn vreemde vriendschap met Pierre, zijn instorting als hij het ware gezicht ontdekt van de droomwereld buiten zijn dorp. De verteller deelt dat alles mee zonder kritiek of oordeel. Hij roept het verleden op zoals het was, tekent mensen zoals ze waren. De kritiek die mensen toen op elkaar en op hun levensomstandigheden hadden, geeft hij waarheidsgetrouw weer, maar verder neemt hij geen standpunt in. Dat laat hij aan de lezer over.
Met die verteller is er overigens iets eigenaardigs aan de hand. Henri van Daele laat in beide boeken, net zoals hij dat ook vroeger al deed, een ikfiguur aan het woord die belevend en in de tegenwoordige tijd weergeeft wat hij als jongen in een klein dorp allemaal meemaakt. Die jongen heet Henri en is knap in het maken van opstellen en in het verzinnen, voor zijn broertje, van boeiende verhalen over de piraat Schele Mosterd. De gelijkenis met de schrijver ligt voor de hand. Beide boeken, maar vooral Enzekont, bevatten echter ook heel wat passages waarin de verteller verhaalt over gebeurtenissen waarbij hij niet aanwezig was. Het ikverhaal wordt dan onverhoeds een hijverhaal. De verteller is niet meer de elf- of dertienjarige Henri maar een niet nader genoemde figuur die alles weet en ziet en die geen rol speelt in het gebeuren. Het komt wel eens voor dat beide gezichtspunten met elkaar verstrikt raken. Zo ontmoeten Enzekont en Pierre op een bepaald ogenblik (pag. 34) Henri, die dan plots weer even in de eerste persoon vertelt. Het doet ook wat vreemd aan als de ikverteller (Henri) verwonderd doet over iets dat de hijverteller (Henri van Daele) eerder al uitvoerig uit de doeken gedaan heeft, bv. over het alruinmannetje dat Enzekont in Schoten van Pierre krijgt en dat hij later in de klas brengt.
Henri van Daele vertelt vlot en met verve. De talrijke dialogen in zijn verhalen klinken levensecht en vaak trilt er ook wat ingehouden humor in mee. Lezen is hier nergens een karwei. Ik vermoed dat heel wat lezers zich thuis voelen in Van Daeles geleide excursies naar het verleden. In zijn Vlaamse verhalen gebruikt hij een aantal gewestelijke woorden die in lijstjes achterin het boek toegelicht worden: ambras, bareel, een boompje wiezen, mutualiteit, plaaster, tsjeef, valling... Andere gewestelijke woorden als kipkap, jeannet, trekzak en Belgisch-Nederlandse woorden als Leuvense stoof, vogelpik, plattekaas krijgen zo'n verklaring echter niet. Helemaal lastig krijgt de jonge of de niet-Vlaamse lezer het als hij verneemt dat er in het café een achttiender getoond wordt of dat iemand door de Spekpater gekleed is. Waarom moet er in deze boeken op de lagere of middelbare school nog gesproken worden over studiejaren, de turnles in de turnzaal, schoolgerief, de refter, aan het bord komen? En waarom gewestelijke wendingen als om ter hoogst plassen, pruimen te week zetten, een fluwelen zetel, een kostuum met een plastron, ajuinen...? Sommige woorden krijgen een verklaring in de tekst zelf, al heb ik wel eens mijn twijfels over de correctheid daarvan, zoals in: "Ben jij van een haas gepoept, Frans?" (...) "Vuur aan je kont, als je dat beter verstaat." Vreemd is wel dat de auteur naast dit "natuurlijke Vlaams" zijn personages ook soms typisch Nederlandse woorden of uitdrukkingen in de mond legt, die m.i. voor 1960 niet gangbaar waren bij gewone dorpsbewoners of schoolkinderen: iets in de aanbieding hebben, op een oude fiets rondkarren, er eindelijk aan komen kakken, potten ("meisje die het liever met meisjes doen"), dat is vaste prik op onze vergaderingen, in het toilet poepen, karnemelkpap (iedereen noemde dat toen 'botermelkpap'), in zonde hokken met een andere vrouw, statiegeld, we moeten uitvogelen wat ze daar doen...
Wellicht voelen sommige lezers deze aanmerkingen op de taal in deze boeken aan als gratuit en in elk geval redundant gemier. Ik vind alleen dat de authenticiteit van een tekst die het verleden voorstelt als heden, dus een ikverhaal in de onvoltooid tegenwoordige tijd, ook in de woordenschat moet herinneren aan dat verleden. En verder probeer ik me in te beelden hoe iemand reageert die met sommige woorden niet vertrouwd is: een Nederlandse lezer, een jonge lezer van bij ons. Het zou jammer zijn dat misverstanden over woorden de blik zouden vertroebelen op deze rijke en boeidende evocatie van een wereld die welhaast een halve eeuw achter ons ligt. Deze boeken bezorgen de geïnteresseerde lezer immers het grote geluk van de herkenning. En dat wordt wellicht niet verstoord door wat woorden die niet duidelijk zijn. Ik weet ook niet wat een boterdrijver is -- ik zou het wel willen weten! -- maar ik snap precies wat de verteller bedoelt als hij schrijft: "Op wolkjes fiets ik naar de Zandberg, en ik voel me als een prettig aangeschoten boterdrijver ..."
[Herman De Graef]
W. van der Pennen-Schleicher
Na 'Ti', 'Balthasar' (Zilveren Zoen 1998), 'De club van het slakkenzout', 'Dikke Idde' en 'De bende van Stalen Land' een nieuw deel in de serie autobiografische boeken waarin steeds een andere figuur uit de jeugd van de schrijver centraal staat. Dit bijzonder mooie boek gaat over de relatie tussen een klasgenoot van de jonge Henri en meneer Pierre, een sjieke butler die de nog grasgroene, dertienjarige Marcel - Enzekont - inwijdt in de herenliefde. Hoewel hun verhouding ongelijkwaardig is, is hun genegenheid oprecht. Groot is dan ook de schok bij Marcel wanneer hij ontdekt dat Pierre de liefde bedrijft met zijn baas de baron. Met respect en compassie beschrijft Van Daele deze bijzondere vriendschap, terwijl tegelijkertijd andere zaken de revue passeren: Henri's vriendschap met Degrootte, de reacties van de klasgenoten op Enzekont, het etentje van de baron c.s. in de kroeg van Enzekonts ouders. Het zijn de kleine geschiedenissen, die de sfeer tekenen en maken dat de lezer zich kan inleven in de gebeurtenissen eind jaren vijftig, in het Vlaanderen zoals dat door de ogen van de schrijver gestalte krijgt. Een prachtig boek waarvan een select publiek (ook volwassenen) niet gauw genoeg zal krijgen. Voor 13 jaar en veel ouder.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.