Leven na de dood : dagboek van een rouwproces
Marc Van den Bossche
Marc Van den Bossche (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lemniscaat, cop. 2001 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 157.2 RORT |
31/12/2001
Van jongsaf gaf de Amerikaanse filosoof Richard Rorty blijk van de thematiek die in zijn latere denken volop bespeeld zou worden: de verhouding tussen het private en het publieke, tussen het individu en de gemeenschap. Rorty beschouwt de ironische levenshouding als de best mogelijke voor dat individu en problematiseert de rol die een dergelijk individu t.a.v. de gemeenschap kan vervullen. Rol die de vorm van solidariteit aan moet nemen. Het liefst zou Rorty het ironische individu zijn ironie enkel binnenshuis laten uiten zonder dat het daarbij de noden van de gemeenschap verstoort. Rorty is een Amerikaanse filosoof en elke goede Amerikaan wil een zo streng mogelijke scheiding tussen het publieke en het private domein. Van den Bossche neemt ons mee vanaf Rorty's vroege jaren doorheen zijn leven en oeuvre. Zijn bewondering wisselt hij af met kritische noten en in zeven hoofdstukken biedt hij de lezer een eigen lezing van Rorty's denken. Zijn betoog ondersteunt hij met bedenkingen van filosofen als H.G. Gadamer, J. Habermas, M. Heidegger, G. Vattimo en W. Welsch.
Marc van den Bossche komt over als een intelligent en belezen man. Het laatste toont zich in de vele zijsprongen die hij maakt naar het werk van andere denkers. Zo komt hij echter niet toe aan een ernstige analyse van Rorty en verkrijgt zijn boek de schijn van een -- weliswaar goed verzorgde -- collage. Hij schaart zich achter de kritiek van Rorty op een bepaalde soort academische wijsbegeerte met de woorden: "Er worden teksten geproduceerd die alleen toegankelijk zijn voor een kleine schare 'ingewijden' -- maar of verder iemand daar wat aan heeft?" Heden stellen we in het Nederlandse taalgebied de toename vast van teksten die de filosofie tot onderwerp nemen en die zich op de moeilijke grens tussen academisme en populisme bevinden. Hierdoor wordt tegemoetgekomen aan de genoemde kritiek, maar wordt enige diepgang angstvallig vermeden. Van de tekst die daaruit resulteert, kunnen we ons dezelfde bedenking maken: "-- maar of verder iemand daar wat aan heeft?" [Jan De Wit]
Wim Fiévez
De auteur (1960), filosofisch medewerker aan de VU Brussel, leest het werk van de Amerikaanse filosoof Richard Rorty (1931), ook zeer bekend buiten de muren van de universiteit, als in hoofdzaak gericht tegen de academische filosofie. Traditionele begrippen als waarheid, objectiviteit en rationaliteit bezitten geen inhoud. Wat overblijft is een pleidooi voor een pragmatische levensinstelling. Gevaar voor relativisme en irrationalisme is niet aanwezig. Auteur ziet Rorty als een soort Amerikaanse Heidegger. Filosofie is geen culturele voortrekker meer. De consequenties hiervan voor politiek en moraal worden besproken. Het kernbegrip is ironie, wat gevaarlijk veel weg heeft van cynisme. Rorty's opvattingen zijn omstreden; jammer dat de lezer daar niets over leest, maar afgezien daarvan is dit een goede, zij het geen gemakkelijke inleiding tot leven en werk van de Amerikaanse filosoof, die overigens ook figureerde in de laatste reeks tv-interviews van Wim Kayzer. Normale druk
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.