De drogreden van het antisemitisme : Israël, de VS en het misbruik van de geschiedenis
Norman G. Finkelstein
Norman G. Finkelstein (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Mets en Schilt, 2000 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 928.8 FINK |
31/12/2000
Norman Finkelstein neemt als uitgangspunt voor zijn essay de holocaustliteratuur in de Verenigde Staten van Amerika. Hij constateert dat de Amerikaanse joden tijdens de Tweede Wereldoorlog hun ogen vrijwel gesloten hielden voor het leed dat de nazi's aan de Europese joden aandeden in de getto's en in de vernietigingskampen. De holocaust kreeg aanvankelijk nauwelijks aandacht, werd in Amerikaanse publicaties zelfs gebagatelliseerd. Vanuit joodse hoek werd daarop nauwelijks gereageerd. Ook in de periode na de oorlog verdedigden de Amerikaanse joden de standpunten van het Amerikaanse establishment, dat het ontstaan van de nieuwe staat Israël niet met algemene sympathie bejegende.
De Zesdaagse Oorlog (1967) zorgde voor een algemene omwenteling. De overwinning van de kleine joodse staat op de indrukwekkende Arabische overmacht maakte Israël midden in de periode van de koude oorlog plots tot een aantrekkelijke bondgenoot van Amerika in het Midden-Oosten. Even plots (her)ontdekten de Amerikaanse joden de holocaust. De oorspronkelijke betekenis ervan werd volgens Finkelstein echter totaal verkracht. Want, zo luidt zijn betoog, de nieuwe generatie joden, die van ver noch van dichtbij enige holocaustervaring heeft opgedaan, ging zich de slachtofferrol van de oorspronkelijke slachtoffers toe-eigenen.
Naast talloze lijvige studies doken ook een heleboel tv-documentaires op met volgens Finkelstein overtrokken of verzonnen 'getuigenissen'. Hij herinnert zich de kritische vraag van zijn ouders, overlevenden van Majdanek en Auschwitz: "Als zovele getuigen nog opduiken uit het verleden, wie zijn dan echt als slachtoffer omgekomen?" Erger nog, zo weet de auteur te melden: er doken zogenaamde 'klassiekers' van de holocaustliteratuur op die puur bedrog zijn. Zo De geverfde vogel van de Poolse emigrant Jerzy Kosinski, een door Elie Wiesel bejubelde beschrijving van antisemitisme in Polen. Vooral Fragments van Binjamin Wilkomirski moet het bij Finkelstein ontgelden als kitsch en verzinsel van een oplichter die de hele oorlog in Zwitserland woonde. Gezaghebbende auteurs als Daniel Goldhagen en Saul Friedländer blijven deze boeken nochtans belangrijk vinden. Omdat ze ook hun eigen publicaties belangrijk vinden, waarin ze bewust, vanuit de nieuwe slachtofferrol, zich opwerpen als de enige legitieme rechthebbenden van alle gemeenschappelijke en particuliere bezittingen van hen die tijdens de holocaust zijn omgekomen. Want nu er sprake is van teruggave van de geroofde bezittingen van de echte slachtoffers, vinden joodse leiders zoals Edgar Bronfman van het World Jewish Congress dat de tegoeden zonder erfgenamen moeten toekomen aan de joodse organisaties. Het geld gaat dus niet naar hen die er recht op hebben, het gaat naar organisaties. Hun leiding speelt het spel van de holocaustindustrie goed mee: op een zeer polemische toon beweert Finkelstein dat mensen als Henry Bronfman en Elie Wiesel zich baseren op een morele superioriteit om voor hun organisaties geld af te persen en zich persoonlijk te verrijken. Overigens heeft hij geen goed woord over voor Nobelprijswinnaar voor de Vrede Elie Wiesel, die hij een van de grote aanstokers vindt van de holocaustindustrie.
Het van talrijke noten voorziene controversiële boek werd in de joods-Amerikaanse pers vrijwel algemeen gekraakt. In zijn polemische toon heeft de auteur het inderdaad vaak heel persoonlijk op individuen gemunt. Het neemt echter niet weg dat Finkelstein een gegeven bestudeert dat ook elders wel eens vragen oproept: hoe wordt de herinnering aan de holocaust verder doorgegeven nu de generatie van de echte slachtoffers uitsterft? Welke plaats bekleedt het holocaustgebeuren naast alle andere volkenmoorden? En, voor wat Amerika aangaat: speelt de holocaust voor de zogenaamde joodse lobby een rol in de politieke verhoudingen tussen de Verenigde Staten en Israël? Herinnering aan het joodse lijden is iets anders dan exploitatie ervan: hiervoor waarschuwt Finkelstein. [Frans L. Van den Brande]
Redactie
Met deze publicatie gooide Norman Finkelstein (geboren in 1953, zoon van joodse ouders die de nazi-holocaust overleefden) de knuppel in het hoenderhok. Gestaafd met argumenten wil hij aantonen dat de reële, historische holocaust in de geschiedschrijving en in de literatuur is uitgegroeid tot een mythe van buitenproportionele afmetingen. Die mythe wordt mede in stand gehouden door Amerikaanse joodse organisaties. Deze gebruiken haar om uit naam van de slachtoffers grote sommen geld op te eisen van allerlei Europese instellingen die medeschuldig (zouden) zijn geweest. Finkelstein, die eerder samen met Ruth Bettina Birn een scherpe veroordeling publiceerde van Daniel Goldhagens 'Hitlers gewillige beulen' (1996), haalt heel wat overhoop. Met name Nobelprijswinnaar Elie Wiesel moet het ontgelden, maar ook de staat Israël ("een van de meest geduchte militaire machten ter wereld, met een verschrikkelijke staat van dienst wat de mensenrechten betreft", bladzijde 7) krijgt er behoorlijk van langs. Het is geen gemakkelijk verteerbare kost die de auteur opdient (de tekst telt maar liefst 254 noten) en wellicht draaft hij op sommige punten door, maar dat dit een belangwekkend boek is, kan niet ontkend worden.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.