De jongen, de neushoornvogel, de olifant, de tijger en het meisje
Peter Verhelst
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2001 |
Woord Volwassenen Romans : VERH |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 2000 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VERH |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Enkel raadpleegbaar |
Prometheus, 2001 |
WEFLA MAGAZIJN : ENKEL NA MAGAZIJNAANVRAAG : VERH |
Marc Reugebrink
ob/kt/04 o
Wat in sprookjes kan, kan nergens anders. Opgegeten worden door een wolf en heelhuids weer te voorschijn komen. Honderd jaar slapen en onbeschimmeld ontwaken. Sterven en dan wakker gekust worden. Het kan misschien ook in mythen, en volgens velen ook in de religie. De eigen beperktheid dient overstegen, ook al is dat niet mogelijk. Het is een blijkbaar noodzakelijke droom, en in dromen is ook al van alles mogelijk wat onmogelijk is. We kunnen er niet van afblijven: van sprookjes niet, mythen niet, van bijbelverhalen noch van dromen. Ze dienen verklaard, vragen om betekenis, wat niets anders is dan een poging om al die verhalen onder te brengen bij de bestaande begrippen waarmee we onze alledaagse werkelijkheid zo hebben ingericht dat ze ons haast 'natuurlijk' toeschijnt.
Literatuur speelt in dat alles zo haar eigen rol. Soms houdt ze een spiegel op die de alledaagse werkelijkheid keurig lijkt weer te geven (nog steeds veruit het geliefdst onder lezers, want 'herkenbaar', 'realistisch'); soms laat ze juist zien dat die alledaagse werkelijkheid maar een toevallige constructie is, een cultureel bepaald, aan allerlei bevraagbare (zo niet: valse) vooronderstellingen gebonden geheel. Ze licht die werkelijkheid uit haar hengsels. Dat kan pretentieus overkomen, en soms is het dat ook. Het hangt er maar van af in hoeverre ze haar eigen, gewoonlijk als 'kritisch' omschreven karakter zelf op de voorgrond plaatst, in hoeverre ze expliciet politiek bedrijft.
Peter Verhelst is een auteur die zeker in die kritische traditie thuishoort, die zowel binnen als buiten zijn werk af en toe uitspraken doet die een (literair-)politiek karakter hebben, maar die zich toch vooral richt op wat de basis van dat alles is: de intensiteit van de ervaring. Wie Zwellend fruit, zijn nieuwste boek, leest, heeft nu niet onmiddellijk het gevoel dat de auteur hier forse kritiek levert op de manier waarop wij onze alledaagse werkelijkheid hebben ingericht. Men leest 'sprookjes', zoals de ondertitel luidt, vertellingen waarvan de inhoud niet in verband staat met historische gebeurtenissen maar geheel tot het rijk van de verbeelding behoort, zoals het woordenboek het omschrijft.
Maar zoals gezegd: daar nemen we geen genoegen mee. We willen weten waarom hij voor het sprookje kiest, en waarom niet voor wat we (ook alweer min of meer vanzelfsprekend) van literatuur verwachten, zij het een 'realistisch', 'herkenbaar' verhaal, zij het een 'kritisch', maar ook dan aan onze 'herkenbare' wereld gebonden verhaal. We willen weten wat zijn intentie was binnen de bestaande begrippen en mogelijkheden.
Je kunt daar simpelweg op antwoorden dat het zijn intentie was om de intensiteit van het eigen gevoel ervaarbaar te maken, en zo te laten zien dat aan dat gevoel geen van de bestaande begrippen gehecht kan worden. Het gaat om datgene wat voorbij die begrippen ligt: voorbij goed en kwaad, voorbij mooi en lelijk, voorbij humaan en inhumaan, bijvoorbeeld. Daar bestaat al langer een hulpeloos woord voor: het gaat hem om 'het onzegbare', om het geheim dat ook in sprookjes, mythen, dromen verborgen lijkt te liggen.
Bij iedere poging dat te achterhalen - ook als we het 'onzegbaar' noemen - ontsnapt het en laat het ons achter met het niet te verkroppen gevoel dat we het essentiële net hebben gemist. En dat is, blijkens uitspraken in interviews, precies wat Verhelst beoogt. Hij voert je binnen in een verhaal dat zelf weer uit talloze over elkaar heen buitelende verhalen bestaat die elkaar ten slotte wegblazen.
De verhalen zelf spelen, als gezegd, niet in een 'herkenbare' werkelijkheid, al herkennen we ze toch als sprookjes en mythen. In Zwellend fruit spelen Agamemnon, Klytaemnestra, Iphigenia, Orestes, Troje en dus ook Helena een rol, en hoewel je je met het Mythologisch woordenboek in de hand afvraagt wat je nu eigenlijk precies weer met al díe verhalen aan moet, die namen fungeren toch als ankerpunten. Zoals er ook passages zijn die, als altijd bij Verhelst, verwijzen naar drugsgebruik, naar genocide, naar geweld, naar wat we 'actuele kwesties' noemen. En dat werkt, want het houdt de verwachting levend dat we achter de uiteindelijke bedoeling van het geheel zullen komen (de gedachte dat je van lezen iets kunt 'leren' is hardnekkig).
Ze zijn ook niet per se betekenisloos, maar wie op grond daarvan wil beweren dat Zwellend fruit 'eigenlijk' over - ik zeg maar wat - de gruwelen van de oorlog in laten we zeggen ex-Joegoslavië gaat, maakt zichzelf belachelijk. De suggestie dat het boek als geheel een metafoor is voor iets anders, iets herkenbaars alweer, blijft echter bestaan, en daar moet het boek het ook van hebben.
Alleen krijgt men daar nooit de vinger achter, en dat kan gemakkelijk leiden tot irritatie, die nog eens verdubbeld wordt door het vermoeden dat dat precies is wat de auteur beoogt. Ook het feit dat Verhelst bij voorkeur zeer heftige beelden gebruikt werkt daaraan mee: het knettert, het laait op, het glimt, het hangt als sterren tussen lippen, het is als met diamanten overdekt, er vloeit bloed, messen blinken, een vuist steekt in een keel. De heftigheid van de gebruikte beelden maakt vanzelf dat alles dieper lijkt, verhevener dan het is misschien, soms op het mystieke af, onaards, zelfs bij alle lichamelijkheid en referenties aan vegetatiemythen. De invalshoek van sproke en mythe, het hand in hand gaan van apocalyps en scheppingsverhaal, en de bij dat alles overigens geheel passende neiging om in algemene waarheden te spreken - het lijkt soms te veel van het goede. "Elke nacht verzamel ik wat er niet is. En snijd het de keel over. Dat is mijn geloof," zo staat er ergens, en dat lijkt ook het programma van Verhelst zelf te zijn.
De vraag komt bij elke tekst van Verhelst weer bij me op: die naar de middelen en het doel, naar effect of effectbejag. Ook bij Zwellend fruit heb ik weer het gevoel dat het hem tussen de regels, de heftige beelden, de algemene waarheden, het geweld en de roes door om iets anders gaat dan wat het in eerste instantie oproept. Iets onzegbaar melancholisch, iets dat meer met verlies dan met vernietiging te maken heeft, meer met intimiteit en nabijheid dan met religiositeit en verhevenheid. De passages waarin in dit boek Agamemnon en Klytaemnestra verliefd worden, elkaar naderen en liefhebben, de onbeschrijfelijkheid van het eerste tasten, voelen, ontdekken, proeven van de ander en de volstrekte onherhaalbaarheid daarvan - Verhelst heeft al vaker laten zien in het beschrijven daarvan een meester te zijn.
Het zijn passages waar men als lezer op zou willen reageren met gestamel over de 'heiligheid' van dat alles, de 'diepte' of 'hoogte' ervan, de 'heftigheid' ook. Men gaat zelf op zoek naar de allersterkste beelden, om te ontdekken dat ze tekortschieten. Het gaat hier om iets dat nooit verloren mag gaan, maar verloren gaat, ook in dit boek weer. En juist bij die inzet mag het je niet verwonderen dat een auteur in dat onvermijdelijke verlies van 'de eerste keer', om het zo maar te noemen, de hele wereld ten onder laat gaan, de intensiteit van díe ervaring verbindt met mythen, met oerbeelden, oeroorlogen (als je Troje zo mag noemen). Het is het sprookje dat - hier letterlijk - als de bliksem inslaat en dat, waar het een sprookje blijkt te zijn (in de volksmond: onwaar), leidt tot vernietigingsdrang. Er màg niets overblijven als dat verdwijnt. Het is het apocalyptische karakter van de tekst dat duidelijk maakt wat behouden had moeten worden.
Dat dat alles op een abstracter niveau leidt tot literatuur die tot de kritische traditie behoort, staat buiten kijf. Dat er op de manier waarop Verhelst van die traditie deel uitmaakt het nodige valt af te dingen misschien ook (men leze de bijdrage van Bert Bultinck in het julinummer van Yang), maar wat mij telkens weer over de streep trekt is de, ik noem het melancholische, stilte onder al dat geweld: dat wat er niet (meer) is, en alleen daarom al tot bloeden gebracht moet worden.
Tussen de heftige beelden, de algemene waarheden, het geweld en de roes door lijkt het Verhelst te gaan om iets onzegbaar melancholisch.
Jeroen Overstijns
ob/kt/05 o
Peter Verhelst heeft altijd al sprookjes geschreven. Nu hij het als ondertitel voor zijn nieuwe boek Zwellend fruit gebruikt, wordt me dat pas duidelijk. Misschien heeft net dat sprookjesgehalte lezers de voorbije maanden in groten getale Peter Verhelst doen ontdekken. Sinds zijn bekroning met de Gouden Uil haalt Peter Verhelst zelfs de boekentoptienen. Verbale zintuiglijkheid en dan vooral lichamelijke beeldspraak zijn het handelsmerk van Peter Verhelst geworden. Ze hebben het uitgesproken, soms steriele intellectualisme van zijn vroegere romans overwoekerd. De recente boeken lezen vlotter dan zijn eerstelingen. Misschien is het daarom niet verwonderlijk dat Verhelst pas nu door een grotere groep lezers ontdekt is. En wie door prijsbeest Tongkat gefascineerd was, is ongetwijfeld ook weg van Zwellend fruit .
Zwellend fruit is minder obsessioneel dan de vorige romans, en dat is een goede zaak. Peter Verhelst was soms te expliciet op zoek naar de correcte verbeelding van een welomlijnd concept, en dat leidde weleens tot krampachtigheid. In deze sprookjes is een soepeler schrijvende en denkende Verhelst aan het werk. Zwellend fruit is ook minder bevreemdend gemonteerd, en de tederheid breekt door. De gebeurtenissen zijn nog altijd magisch, maar de magie beheerst het verhaal niet. In Tongkat was de verhaallijn al veel zichtbaarder, en die tendens heeft zich in Zwellend fruit duidelijk voortgezet. Het wonderbaarlijke heeft een nog aardsere dimensie gekregen.
Net als Tongkat begint Zwellend fruit met een klimatologische Apocalyps. Deze keer geen kou die het bloed in de aders doet stollen, maar een meteorietenregen van sprookjes. De motor van het verhaal is de wonderbaarlijke ontmoeting tussen de jonge Agamemnon en de jonge Klytaemnestra. In epische bewoordingen verhaalt Verhelst hoe ze elkaar vanuit het niets vinden en meteen één worden. Agamemnon is de wonderbaarlijke jager. De dieren springen automatisch in zijn armen, hij hoeft ze enkel vast te grijpen en te doden. Klytaemnestra is de vrouw met de zachtst mogelijke huid. Maar wanneer Agamemnon haar voor het eerst aanraakt, voelt hij iets anders: ,,Het was niet de zachtheid van de wang die de hand voelde. Het meisje wist dat de vingers van de jongen de lijnen van het kaakbeen volgde, door die zachtheid heen. Vanaf die dag begon het dorp opnieuw te leven. Paren, baren, sterven.''
Klytaemnestra en Agamemnon krijgen drie kinderen: Iphigenia, Orestes en Elektra, zoals in de Griekse sage van Aeschylos. Ze leven met zijn vijven in een vreemd verband, bijna afgezonderd van de wereld en omringd door dieren. Het noodlot slaat toe wanneer Agamemnon tijdens de jacht zijn dochter de dood injaagt. Zoals de mythische Griekse legerleider Agamemnon, die tijdens de jacht een hert doodde en zo de toorn van Diana over zijn leger afriep. Als boetedoening moest hij zijn dochter opofferen. In de Griekse sagen vermoordt Orestes later zijn overspelige moeder, zo ver komt het niet in Zwellend fruit .
Helemaal in het begin van het verhaal zijn Agamemnon en Klytaemnestra voor de lezer twee regelrechte mysteries. Later worden ze veeleer ,,normale'' personages. Het magische verschuift naar de kinderen. Staat Iphigenia 's nachts op om haar vader bij de jacht te achtervolgen, zoals Agamemnon vermoedt maar nooit ziet? Waarom spreekt de kleine Orestes eerst niet, maar komt er daarna een onstuitbare vloed van woorden uit zijn mond? In de twee kinderen blijkt de onpeilbaarheid doorgegeven. Het ontlast de ouders. Die worden er zelf een stuk minder mysterieus door: ,,Soms herkenden we onszelf voor de eerste keer in de blikken en handelingen van anderen. En geen spiegel is eerlijker en preciezer dan een kind.'' Zwellend fruit is in de eerste plaats een boek over ouders en kinderen, en over het archetypische spel van afstoting en aantrekking in de ouder-kindrelatie. ,,Volgens de boeken dromen vaders van een zoon en droomt de zoon op zijn beurt van een moeder en droomt de dochter ervan een moeder te worden.'' Uit de Griekse mythe van Aeschylos haalt Peter Verhelst heel subtiel de feilbaarheid van ouders tegenover hun kinderen naar boven. Hoe ze naar hun kinderen kijken en zien dat die hen deels en onvermijdelijk vreemd zijn.
De verhalen van Peter Verhelst spelen zich af in een wereld zonder concrete tijdsaanduiding of plaatsbepaling. Het zou over ons kunnen gaan, in dit hier en nu. Maar zeker ben je niet. De verteller heeft het over ,,verhalen die te grillig waren om nog gelezen te worden als een weergave van de wereld zoals wij die kennen .'' In Tongkat herkende je een roi triste en een land vol schandalen. In Zwellend fruit is de band minder expliciet.
Sensationele hevigheid heeft in Zwellend fruit nog meer de plaats van intellectuele hevigheid ingenomen. Verhelst gaat almaar explicieter op zoek naar het primaire in de mens, naar oermotieven zoals eenzaamheid, moordzucht en moederbindingen, ver voorbij de rationaliteit. ,,Wie iets niet begrijpt, grijpt terug naar de angst,'' heet het al op de eerste bladzijde van het boek. Die primaire menselijkheden houden allemaal met elkaar verband. Ze vormen een menselijk oerbeeld dat Verhelst wil scherpstellen. Agamemnon is op zoek naar ,,de droom, van dat lichaam waar zijn lichaam altijd voor gemaakt was.'' In de laatste regels van de roman vindt de dochter Elektra haar lichaam terug: ,,Al die jaren had ze besteed aan het negeren ervan, omdat zoiets nu eenmaal de enige manier was om te overleven.'' En pas dan opent haar lichaam zich voor sprookjes: ,,Het was alsof het lichaam van Elektra ontdooide. Het duurde een tijd voor haar buik die tinteling herkende, maar eens het zo ver was, verspreidde de gloed zich als een blos naar de hals en de wangen, even onherroepelijk.''
In dit boek duikt verschillende keren het archetypische Verhelst-beeld op van een witte lichtstraal, die eigenlijk uit alle kleuren bestaat. Het is een cruciaal beeld voor een schrijver die alles bij elkaar wil brengen om zo dicht mogelijk een subliem wit te benaderen, de zuivere ruimte van het volledige leven.
Criticus Bert Bultinck was onlangs in het tijdschrift Yang minder te spreken over het met de Gouden Uil bekroonde Tongkat . Een beeldententoonstelling zonder curator, zo omschreef hij de roman: een explosie van beelden zweeft in het luchtledige, er is geen vaste hand die ze ergens naartoe leidt. Je zou hetzelfde kunnen zeggen van Zwellend fruit . Zwellend fruit is net als Tongkat een beeldenstorm en soms zijn Verhelsts beelden een beetje eendimensionaal. Alles is lichaam, kleurt rood, vloeit weg, verbrijzelt en implodeert. Dat stijlengamma kennen we intussen wel.
Maar dat is een kritiek die ervan uitgaat dat de schrijver een bedoeling heeft die die beelden overstijgt. Terwijl de beelden en de taal op zich hun uitwerking toch niet missen: de metaforenstroom en de herhaling van motieven en zinsconstructies werken een vorm van bezwering in de hand, los van een achterliggend intellectueel programma. Die bezwering fascineert.
In Tongkat miste ik humor. Zwellend fruit is al evenmin een dijenkletser. Maar Verhelst heeft zijn abstracte stijl op een andere manier overtuigend opengebroken: door ongebreidelde tederheid. Vooral de scènes die Agamemnon en Klytaemnestra portretteren in hun onwennige nieuwe rol als ouder zijn erg mooi. Verhelst heeft die sterke gevoelens al meer dan eens proberen vorm te geven, maar in Zwellend fruit is het voor de eerste keer overtuigend. Door die zachtaardigheid is dit boek nog meer een sprookje dan andere boeken van Verhelst.
Meest van al intrigeert dat het proza van Peter Verhelst op een heel bizarre manier van twee walletjes eet: het abstracte en het concreet grijpbare botsen hier voortdurend tegen elkaar, zoals ik bij het lezen hier en daar verveeld was, dikwijls ook vertederd en meestal gefascineerd.
Zwellend fruit is een boek vol kleur en hunkering, drift en vervreemding. Doordat hij dat alles bij elkaar kan houden, bewijst Peter Verhelst met Zwellend fruit dat hij zijn kersverse status als bekende literaire Vlaming meer dan waard is.
31/12/2001
Een apocalyptisch sprookjesvuurwerk slaat op aarde in als een meteorenregen; zo begint Zwellend fruit. Van dan af woekeren de sprookjesscherven doorheen de tekst en is de verbeelding aan de macht. Het relatief lineaire verhaal draait rond een 'mythisch' gezin: de jonge Agamemnon, een uitstekende jager die de keren lijkt aan te trekken als een magneet, ontmoet de onaanraakbare Klytaemnestra, waarvoor de jongens ontvlammen in onmachtige liefde en de meisjes in blinde jaloezie. Hun gepredestineerde ontmoeting resulteert in drie kinderen: Orestes, Iphiginea en Elektra. Net als in het toneelstuk Aars! wordt Aeschylos' tragedie schaamteloos geannexeerd en geperverteerd. De personages van de Griekse sage figureren hier opnieuw als een prototypisch gezin, al is de onherroepelijk destructieve ontwikkeling minder dramatisch geënsceneerd dan in de theatertekst. Iphiginea mag dan wel door haar vader (ongewild?) de dood ingedreven worden, in het algemeen speelt de gewelddadigheid zich in deze sprookjesroman vooral onderhuids af. De initiële romantische liefde tussen Agamemnon en Klytaemnestra ontaardt al snel in afgunst en eenzaamheid wanneer de kinderen hun opwachting maken. Zij keert haar ogen naar binnen en verschuift haar liefde naar haar kinderen; hij ziet zijn droom van Klytaemnestra verdrongen door die van de onbereikbare Helena. Het gezin verwordt tot een beklemmende staat van beleg; een huis clos, waarbij incest en moord gesuggereerd worden. Herkenning en bevreemding, haat en liefde, maar vooral de onmogelijkheid van het absoluut verlangen krijgen hier vorm. Dat Verhelst eenduidigheid verafschuwt, wisten we al, maar de explosies (en implosies) van betekenissen vinden in de sprookjesstructuur van deze roman pas helemaal hun ideale voedingsbodem. De sprookjes zoals Verhelst ze schrijft, zijn op vele manieren te lezen en te interpreteren, waardoor ze meestal aan inhoud winnen. Soms gaat Zwellend fruit echter gebukt onder een al te overladen (Freudiaanse en andere) symboliek en lijkt het of de auteur die symbolische machinerie louter tot eigen vermaak in stelling brengt.
Verhelst schrijft nog steeds korte, zintuiglijke en poëtische zinnen en het vaste arsenaal aan beelden (mes, bloed, diamanten, spiegels...) wordt weer kwistig over de bladzijden uitgesmeerd. De critici die de laatste uitspattingen van de Gouden Uil-winnaar als holle retoriek bestempelden, zullen alvast hun messen opnieuw wetten; de liefhebbers kunnen andermaal ronddwalen in dit mooi geschreven, beeldrijke, soms bezwerende en meestal fascinerende universum.
Na De kleurenvanger en Tongkat heeft Peter Verhelst met Zwellend fruit zijn sprookjeskathedraal vervolmaakt, maar lijkt hij tegelijkertijd doelbewust op het einde ervan af te stevenen. In het laatste hoofdstuk lost Elektra's lichaam alle sprookjes op, waarna de aftelling kan beginnen en alles finaal wordt weggewist: "Tot ten slotte ook die glimlach langzaam langzaam uiterst langzaam / nauwelijks / niet eens meer". [Jan Bettens]
Drs. J.G. Heymans
De Vlaamse schrijver (1962) karakteriseert zijn boek met de wat paradoxale ondertitel 'roman in sprookjes'. Hij wil daarmee zeggen dat de sprookjes die hij vertelt één grote samenhang vormen. En deze samenhang bestaat uit de ontwikkeling van het elementaire in het leven van de mensen: paren, baren, werken, oogsten, pronken. Hij laat zien hoe in een bijna mystieke verbondenheid met de natuur het meisje en de jongen zich ontplooien: zij met haar zachte lichaam tot de liefhebbende vrouw en moeder, hij met zijn werktuig van het mes tot de jager die in het levensonderhoud voorziet. Om deze elementaire belevingen ook een historische context te geven krijgen de mensen de namen van de helden uit de klassieke oudheid: van Klytaemnestra tot Agamemnon, als prefiguraties van de mensen van de westerse beschaving. Daarmee krijgt het sprookje van het wonder van de natuur de basis van de mythe in de cultuur. Het keurig verzorgde boekje heeft een wat kleine druk. Voor zijn roman 'Tongkat' kreeg Verhelst de Gouden Uil Literatuurprijs en de Bordewijkprijs.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.