Fabels
Jean De La Fontaine
Ed Franck (Auteur), Tom Schamp (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Averbode, 2000 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : FRAN |
Annemie Leysen
ob/kt/25 o
Ook voor oudere en geletterde kinderen wordt, gelukkig maar, nog prachtig getekend. Zo'n geslaagde combinatie van tekst en illustraties is Mijn zus draagt een heuvel op haar rug. Ed Franck doet het wat bizarre en tegelijk poëtische verhaal, en illustrator Tom Schamp vatte dat bizarre en poëtische perfect in zijn prenten. In de korte hoofdstukken laat de schrijver een jongetje aan het woord. Hij vertelt anekdotes over zijn vreemde, oudere zus. Gaandeweg wordt duidelijk dat die met haar bochel niet alleen een fysieke handicap heeft, maar ook mentaal behoorlijk ziek is. Dat kom je als lezer mondjesmaat aan de weet uit de even vaak onwaarschijnlijke als ontroerende verhalen van de jonge verteller. En vertellen kan hij! Elk hoofdstukje begint met een kort statement dat al wat komt samenvat. "Dat kwam zo" leidt dan vaak het vervolg in. Een ingenieus stramien om vorm te geven aan de vreemde fantasieën, de argeloze observaties en de ogenschijnlijk naïeve interpretaties van de jonge Andres. Door zijn verhalen heen voel je zijn onwaarschijnlijke affectie en loyaliteit voor een zus die er door haar gebrek en haar ziekte ellendig aan toe is, en die met haar onvoorspelbare stemmingen en grillen het leven van haar jongere broer erg moeilijk maakt.
Voor Andres zit er op de rug van zijn zus geen bochel maar een intrigerende heuvel, die er plots was, die hij ziet groeien terwijl hij in familiealbums bladert, die misschien wel het begin van een engelenvleugel kan zijn, maar "een engel met één vleugel, die valt uit de lucht". Als zus - tot zijn schrik - in een boom klimt, wordt die heuvel een boomknoest, en zijn vrienden dist hij verhalen op over een ballon die onder haar jurk zit en almaar groter wordt tot ze ermee weg kan vliegen, de wereld rond. "Als ze terugkomt heeft ze de ballon niet meer nodig." Tijdens een uitstapje naar zee vindt Andres zijn zus in de duinen: "De heuvel was een bijeengewaaid hoopje zand... Mijn zus paste in de duinpan als in een grote warme hand." Andres stelt alles in het werk om het verdriet en de woede van zijn zus te milderen en om te begrijpen hoe en wie ze is. In zijn kamer, vroeger de hare, zoekt hij naar de geheimen van zijn zus: waarom ze schreeuwt en met haar vuisten tegen de muur slaat, waarom ze met een egel praat en hem over zijn stekels aait. Met een eindeloos geduld verdraagt hij haar buien en vreemde spelletjes. Prachtig is het verhaal waarin zus het spel speelt van de vis die vlucht voor loerende ogen. Hij zeult alle kamerplanten bij elkaar om, net als de nieuwe, schuwe vis in het aquarium, het stukje verdriet dat ze is te beschermen voor de blikken van de mensen.
De kleine verteller wil zichzelf er obsessioneel van overtuigen dat zijn zus niet ziek of gestoord is. Hij bezweert de akelige realiteit, die hij niet begrijpt maar wel kan vermoeden, door aan wat er ook gebeurt een plausibele wending te geven in zijn verhalen. Want "niemand heeft een zus als ik" en "ze is heel dapper, mijn zus". Aan het slot weet alleen Andres dan ook waar de verdwenen zus kan zijn, want als enige kent hij haar fascinatie voor de imaginaire, sierlijke nimfen in de waterput.
Nooit eerder las ik een kinderboek dat zo subtiel, suggestief en pakkend weergeeft wat handicaps en ziekte kunnen aanrichten bij andere huisgenoten en hoe dubbel daarop gereageerd kan worden. Door alles vanuit de kleine broer te laten beleven en vertellen omzeilde Ed Franck de tranerigheid en de overexplicitering die dat soort verhalen wel eens hebben en maakte hij authentieke ontroering mogelijk. Er wordt direct en zuinig verteld, zoals kinderen dat doen. Wanneer zus voorleest zegt Andres: "Ik snapte er niets van en vond het heel mooi. Zus heeft wel vijf stemmen en vijf gezichten als ze voorleest." Of zijn beschrijving van de blote bast van een boswachter: "Jouw spieren wandelen, zei ik, toen hij even uitpufte." En nog, wanneer hij zijn zus wil fotograferen in haar veelkleurige truitje: "Als ik haar heuvel kan trekken tegen de lucht en de wolken, dan is hij net een mooie regenboog."
Illustrator Tom Schamp maakte er naïeve schilderijtjes bij, afgewisseld met kleine grappige tekeningen. Ze ogen tragisch en grappig tegelijk en roepen een surrealistische sfeer op die naadloos aansluit bij de verwarring en de eindeloze tederheid van de kleine verteller.
Annemie Leysen
ob/kt/25 o
Ook voor oudere en geletterde kinderen wordt, gelukkig maar, nog prachtig getekend. Zo'n geslaagde combinatie van tekst en illustraties is Mijn zus draagt een heuvel op haar rug. Ed Franck doet het wat bizarre en tegelijk poëtische verhaal, en illustrator Tom Schamp vatte dat bizarre en poëtische perfect in zijn prenten. In de korte hoofdstukken laat de schrijver een jongetje aan het woord. Hij vertelt anekdotes over zijn vreemde, oudere zus. Gaandeweg wordt duidelijk dat die met haar bochel niet alleen een fysieke handicap heeft, maar ook mentaal behoorlijk ziek is. Dat kom je als lezer mondjesmaat aan de weet uit de even vaak onwaarschijnlijke als ontroerende verhalen van de jonge verteller. En vertellen kan hij! Elk hoofdstukje begint met een kort statement dat al wat komt samenvat. "Dat kwam zo" leidt dan vaak het vervolg in. Een ingenieus stramien om vorm te geven aan de vreemde fantasieën, de argeloze observaties en de ogenschijnlijk naïeve interpretaties van de jonge Andres. Door zijn verhalen heen voel je zijn onwaarschijnlijke affectie en loyaliteit voor een zus die er door haar gebrek en haar ziekte ellendig aan toe is, en die met haar onvoorspelbare stemmingen en grillen het leven van haar jongere broer erg moeilijk maakt.
Voor Andres zit er op de rug van zijn zus geen bochel maar een intrigerende heuvel, die er plots was, die hij ziet groeien terwijl hij in familiealbums bladert, die misschien wel het begin van een engelenvleugel kan zijn, maar "een engel met één vleugel, die valt uit de lucht". Als zus - tot zijn schrik - in een boom klimt, wordt die heuvel een boomknoest, en zijn vrienden dist hij verhalen op over een ballon die onder haar jurk zit en almaar groter wordt tot ze ermee weg kan vliegen, de wereld rond. "Als ze terugkomt heeft ze de ballon niet meer nodig." Tijdens een uitstapje naar zee vindt Andres zijn zus in de duinen: "De heuvel was een bijeengewaaid hoopje zand... Mijn zus paste in de duinpan als in een grote warme hand." Andres stelt alles in het werk om het verdriet en de woede van zijn zus te milderen en om te begrijpen hoe en wie ze is. In zijn kamer, vroeger de hare, zoekt hij naar de geheimen van zijn zus: waarom ze schreeuwt en met haar vuisten tegen de muur slaat, waarom ze met een egel praat en hem over zijn stekels aait. Met een eindeloos geduld verdraagt hij haar buien en vreemde spelletjes. Prachtig is het verhaal waarin zus het spel speelt van de vis die vlucht voor loerende ogen. Hij zeult alle kamerplanten bij elkaar om, net als de nieuwe, schuwe vis in het aquarium, het stukje verdriet dat ze is te beschermen voor de blikken van de mensen.
De kleine verteller wil zichzelf er obsessioneel van overtuigen dat zijn zus niet ziek of gestoord is. Hij bezweert de akelige realiteit, die hij niet begrijpt maar wel kan vermoeden, door aan wat er ook gebeurt een plausibele wending te geven in zijn verhalen. Want "niemand heeft een zus als ik" en "ze is heel dapper, mijn zus". Aan het slot weet alleen Andres dan ook waar de verdwenen zus kan zijn, want als enige kent hij haar fascinatie voor de imaginaire, sierlijke nimfen in de waterput.
Nooit eerder las ik een kinderboek dat zo subtiel, suggestief en pakkend weergeeft wat handicaps en ziekte kunnen aanrichten bij andere huisgenoten en hoe dubbel daarop gereageerd kan worden. Door alles vanuit de kleine broer te laten beleven en vertellen omzeilde Ed Franck de tranerigheid en de overexplicitering die dat soort verhalen wel eens hebben en maakte hij authentieke ontroering mogelijk. Er wordt direct en zuinig verteld, zoals kinderen dat doen. Wanneer zus voorleest zegt Andres: "Ik snapte er niets van en vond het heel mooi. Zus heeft wel vijf stemmen en vijf gezichten als ze voorleest." Of zijn beschrijving van de blote bast van een boswachter: "Jouw spieren wandelen, zei ik, toen hij even uitpufte." En nog, wanneer hij zijn zus wil fotograferen in haar veelkleurige truitje: "Als ik haar heuvel kan trekken tegen de lucht en de wolken, dan is hij net een mooie regenboog."
Illustrator Tom Schamp maakte er naïeve schilderijtjes bij, afgewisseld met kleine grappige tekeningen. Ze ogen tragisch en grappig tegelijk en roepen een surrealistische sfeer op die naadloos aansluit bij de verwarring en de eindeloze tederheid van de kleine verteller.
Jan van Coillie
ob/kt/26 o
De omslag van Mijn zus draagt een heuvel op haar rug van Ed Franck is zonder meer fascinerend. Op het voorplat is het gezicht van een liggend meisje afgebeeld. Voor haar mond houdt ze een roodgekleurd blad, haar ogen zijn dicht. Tegen haar schouder ligt een jongen met een boek in de ene en een pen in de andere hand. Als je het boek omdraait, blijkt dat die schouder een bochel is, of een heuvel, want hij is grasgroen en er groeit een boom op. Ook elke verdere illustratie roept een gevoel van vervreemding op. De surrealistische stijl doet soms denken aan Magritte. De figuren zijn bevroren in vreemde houdingen als etalagepoppen. Alle vormen zijn gestileerd. De kromming van de bochel komt altijd terug, tot in het kleine, mysterieuze bloempje dat als een paraaf opduikt op haast elk schilderij. In de tekst zelf staan kleinere tekeningen die dikwijls de fantasieën van de broer van het meisje met de bochel verbeelden: de vos op de heuvel van zus, zus met haar rug als regenboog.
De illustraties van Tom Schamp en de tekst van Ed Franck vormen in dit boek een perfecte eenheid. Achter de verstilde beelden voel je evenveel emotie als in de sobere woorden. Voor Schamp moet deze tekst, die zoveel meer oproept dan er staat, een gedroomde uitdaging zijn geweest. De jongere broer vertelt het verhaal over zijn zus in eenvoudige maar uiterst gevoelige bewoordingen. Het begin barst meteen van de spanningen: ,,Mijn zus draagt een heuvel op haar rug. Martijn noemt het een bochel, maar Martijn is dom. Soms huilt zus, al is er niets gebeurd. Dan probeer ik haar te troosten. Ik zeg: 'Misschien groeit er ooit een vleugel uit.' Maar ze kan er niet om glimlachen.''
Ed Franck leeft zich sterk in de gevoelens en gedachten van de kleine jongen in. Heel indringend verwoordt hij het contrast tussen het verlangen naar genegenheid van de jongen en de hardheid van de zus. De reacties van de jongen lijken vaak onbegrijpelijk, maar zijn te verklaren door zijn naïviteit en vooral door zijn onvoorwaardelijke liefde voor zijn zus. Als ze in een boom wil klimmen, wil hij haar niet helpen, omdat hij bang is dat ze zou vallen. De zus zegt dat ze hem zal beschermen tegen de Rammelende Man, maar ze maakt haar broer met haar gruwelijke verhaal redeloos bang. Ze vertelt wel vaker over akelige wezens. Haar verhalen verraden diepe pijn en frustratie. Soms komen die ook anders naar buiten, zoals wanneer ze ervoor zorgt dat hij zijn vriendinnetje niet meer kan zien. Maar hij blijft in haar geloven.
Af en toe vinden broer en zus elkaar in hun spel, bijvoorbeeld als hij haar met kamerplanten beschermt tegen loerende ogen.
Telkens opnieuw probeert de ik-figuur door het scherm te breken dat zus rond zichzelf optrekt: hij loert door het sleutelgat, wil haar heuvel aaien en verzint verhalen om haar te troosten. Zijn belangrijkste wapen is zijn fantasie. Als zij zijn mooiste verhaal verscheurt, over een meisje met een heuvel op haar rug en een jongen met een deuk in zijn borst die precies in elkaar passen, lijmt hij het weer aan elkaar.
Het verhaal is opgebouwd uit korte stukjes die je nieuwsgierigheid prikkelen vanaf de openingszin, bijvoorbeeld: ,,Vannacht was de verschrikkelijkste nacht van mijn leven.'' Hoe eenvoudig de taal ook lijkt, ongemerkt word je meegevoerd door het ritme, de klanken en de wendingen die net iets anders zijn dan normaal. Het sterkst word je in de ban gehouden door het onbestemde gevoel dat de zus als een last meezeult, zwaarder dan haar bochel. Geregeld wordt broer pijnlijk geconfronteerd met het verlangen van zijn zus om er niet (meer) te zijn. Dit verhaal is een kroniek van een aangekondigde dood. Op het eind sta je samen met haar broer het dichtst bij het meisje, en deel je een geheim met de broer. Zus is bij de waternimfen in de waterput, die zo sierlijk en ,,te mooi zijn voor woorden''. Allicht biedt dit slot stof voor discussie. Wat voor mij telt, is dat dit verhaal vragen oproept, dat het je confronteert met diepe emoties die je in geen geval onberoerd kunnen laten.
31/12/2000
Een 'mini coffee-table book', noemt de uitgever dit rijk geïllustreerde boek met glanzend papier, 10 paginagrote gekleurde illustraties en met een ingekleurde hoofdletter aan het begin van ieder hoofdstuk. Een ikfiguur denkt na over zijn zus. Over waarom zijn zus zomaar huilt, waarom ze hem geniepig knijpt, waarom ze hem enge verhalen vertelt en waarom ze vaak zo wanhopig woedend is dat ze voor een poosje moet verdwijnen. Zus heeft een bochel, maar in al zijn onbevangenheid ziet hij dat niet als een gebrek. Hij fantaseert erover, en zijn fantasie resulteert in mooie woorden die hij zijn zus wil schenken. De bochel is een 'heuvel', met klaprozen en wuivend gras waar misschien ooit een vleugel uit groeit. Ook zijn afschuw vat hij in beelden en metaforen. Maar niets helpt. Tenslotte blijft de jongen alleen achter met een Voor-Altijd-Geheim.
Dat de hoofdfiguur zo moeilijk toegang krijgt tot de gesloten wereld van zijn zus, is te wijten aan zijn personage. Het jongetje is acht à tien jaar en reageert niet alleen onbevangen, maar ook ongeloofwaardig naïef. Vader ziet het als fantasie: "Verdomme! Waarom loop jij altijd zo te fantaseren?" Maar het is niet de fantasie van een ca. achtjarige. Bovendien is er een discrepantie tussen die naïviteit en de levenswijsheid die hem wordt aangemeten. Het jongetje, dat enkele bladzijden ervoor argeloos naakt met zijn buurmeisje speelt of niet begrijpt waarom zijn zus hem zo pijnlijk zoent, probeert even later het communicatieprobleem van zijn zus op te lossen: "Laat de woorden los, dacht ik. Laat ze los, dan word je weer rustig en mag je blijven. Ik weet nooit hoe ik de woorden uit haar kan trekken, en dan voel ik me heel klein". Dit zijn de wijsheid en de woorden van een volwassene. Ze worden het kind in de mond gelegd. Hoewel hij terloops Andres wordt genoemd, blijft hij te veel een kind zonder een eigen gezicht of taal. Ook het meisje heeft geen beklijvende naam, maar in al haar woede, haar geniepigheid, haar enge verhalen en haar tranen krijgt ze een eigen profiel. Ed Franck heeft de stem van de verteller en van de poëet, een stem waarmee hij personages tot leven kan roepen en waarmee hij hun ziel kan uittekenen. Die stem klinkt hier te weinig door. De tekeningen vertellen hetzelfde verhaal. De beheerste, bijna intieme kleuren en de uitgekiende compositie trekken de aandacht. De miniatuurtjes die door de tekst lopen, leggen bijzondere accenten. Maar op de paginagrote illustraties blijven de figuren heel toepasselijk houten poppen, marionetten, die niet zelf leven en die in wezen weinig te vertellen hebben. Op Mijn zus draagt een heuvel op haar rug staat geen leeftijd. Poëtische 10-jarigen zowel als volwassenen kunnen meelezen en meekijken. [Jet Marchau]
Didi Klijnsma-de Boer
Zus heeft een bochel. De invloed hiervan op haar leven is zo groot, dat ze zelfmoord pleegt. Het leven van zus wordt verteld door haar jongere broertje, die weinig van zus begrijpt. Hij is nieuwsgierig, wil haar beschermen en alles voor haar doen om haar te laten lachen. Zus daarentegen reageert wisselend: boos, bot, lief, soms gebruikt ze hem, soms behandelt ze hem als een volwassene, dan weer als kind. Door open te zijn over zijn gevoelens en gedachten over zus krijgt de lezer een redelijk beeld van haar denken en doen: haar steeds wisselende stemmingen, haar kwetsbaarheid, haar fantasiewereld en uiteindelijk haar beslissing om een einde aan haar leven te maken. Redelijk direct taalgebruik, overzichtelijke bladspiegel. Het boek bevat tien paginagrote naïeve kleurrijke illustraties, die bij de sfeer van het verhaal passen, maar de jeugd niet erg aan zullen spreken. Een en ander is aangevuld met kleine bruinrode of donkerblauwe tekeningen. Bijzonder verhaal voor een klein publiek waarvan het ene onderwerp (bochel) nauwelijks meer voorkomt, maar het andere (zelfmoord onder de jeugd) helaas zeer actueel is. Vanaf ca. 11 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.