De verwerkelijking van de vrijheid : een inleiding in Hegels rechtsfilosofie
Ludwig Heyde
Ludwig Heyde (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Boom, © 2000 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 157.2 HEYD |
31/12/2000
Na het lezen van dit boek vraagt men zich af of het plotse overlijden van de auteur voor hem wel even onverwacht kwam als voor ons. Het laatste deel over het geheim van de dood is werkelijk fascinerend en duidelijk niet louter resultaat van vrijblijvend onderzoek. Het is eigenlijk helemaal een minder academische -- eerder erudiete -- studie dan zijn vorige, overigens bekroonde, boek Het gewicht van de eindigheid. Naast de vertrouwde raadsheren Hegel, Kant en Heidegger komt hier ook Levinas kijken, vooral in dat laatste deel.
Het boek constateert een paradox: ondanks het toenemende individualisme, lijdt de subjectiviteit van dat individu aan slijtage. Heidegger zag reeds hoe onze hoogtechnologische cultuur de mens tot zowel subject als object maakte. Deze dubbelzinnigheid noopt ons tot herbezinning op het wezen van die mens en zijn subjectiviteit. De auteur onderzoekt nauwgezet de populaire sleutelwoorden autonomie en vrijheid, en komt er uiteindelijk toe de maat van de mens te zoeken in confrontatie met de dood, de eindigheid. Daartoe heeft hij uiteraard de tijd nodig. De mens valt niet samen met zijn natuur, transcendeert zichzelf, met name in de geschiedenis. Die geschiedenis is voor ons wezenlijk christelijk en het is net middenin die christelijke geschiedenis dat de idee van de vrije subjectiviteit opduikt. Maar de constructie van het westerse 'ik' gaat onvermijdelijk hand in hand met haar destructie. In twee stappen biedt de auteur dan een grondige exploratie van dat autonome 'ik', een ontologisch-metafysische (hegeliaanse) en een ethisch-metafysische (à la Levinas). Wat we weten over de dood, over het na-de-dood, is niet echt af, zoekt voltooiing buiten het rationele in het symbolische -- althans voor de gelovige, anderen belanden in een (ir)rationele absurditeit. De auteur kiest niet voor de sprong van Kierkegaard, maar voor het Godsmysterie dat een weten van het niet weten is, een docta ignorantia. Een prachtig exposé, nog veelal meesterlijk geschreven ook. [Erik Meganck]
Drs. J. Kleisen
Wat betekent het mens te zijn? Wat is de draagwijdte van zijn autonomie en de zin van zijn vrijheid? En hoe ver reikt zijn transcendentie? Dit zijn de vragen die Heyde (1941, hoogleraar metafysica en kenleer Nijmegen) verkent in deze wijsgerige bezinning op de mens en diens eindigheid. Met het christendom brak het inzicht door, dat de mens een oneindige betekenis en waarde heeft en dat vrijheid en subjectiviteit tot zijn wezen behoren. Daarmee bevestigde het de zin van het leven en van de werkelijkheid. In onze tijd is echter het zelf-zijn dominant geworden: vrijheid en autonomie kwamen centraal te staan. Riskant, stelt Heyde, want het onderwaarderen van het individu mag dan slachtoffers gemaakt hebben, het beklemtonen van individualiteit en autonomie doet dat evenzeer; de ander dreigt hier immers ervaren te worden als bedreiging voor de eigen autonomie. Zo schept Heyde evenwicht tussen te sterke nadruk op de menselijke autonomie en op de gemeenschap en haar instituties. Vooral de slothoofdstukken over eros en agapè en over de betekenis van het sterven zijn de moeite van het lezen waard. Met noten en personenregister.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.