Othello
William Shakespeare
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Bakker, 2000 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : KOMR |
31/12/2001
Als een echte 'dichter des vaderlands' heeft Gerrit Komrij in 2000 (het laatste jaar van het millennium) week na week verslag uitgebracht via een gedicht in het 'Algemeen Dagblad' en in 'Humo'. De diverse afleveringen zijn nu gebundeld tot een aardig boekje. Komrij is dan wel opgetreden als een soort van chroniqueur, die zijn inspiratie zocht (en vond) bij nieuwtjes van allerlei aard, hij bleef toch vooral zichzelf als dichter, en dat is maar goed ook. In deze sonnetten bespeelt hij magistraal, en allerminst gespeend van ironie, zijn overklassieke thema's. In haast alle verzen speelt de tijd een bijzondere rol, niet enkel als het aanknopingspunt met de realiteit, maar vooral als de spelbreker die het menselijke bestaan in zijn naïviteit onophoudelijk dwarszit. De tijd is, zo heet het , een 'Eeuwige lus', die de mens vasthoudt en tegelijk de logica van geboren worden en sterven problematiseert door het bewustzijn en de herinnering. Dezelfde ontregeling kenmerkt ook het ik in ruimtelijk opzicht; hij is een flaneur of een zwerver, iemand die wat meewarig aan de zijkant meekuiert. Die klassieke romantische thema's krijgen bij Komrij een geheel eigen, hoogst actuele invulling. De dichter zet, vooral door de briljante wijze waarop hij zijn vakmanschap etaleert, de lezer herhaaldelijk op het verkeerde been, zorgt in zijn beste verzen voor effecten en weer nieuwe effecten, waardoor ook zijn poëzie als het ware in eigen staart bijt. De lezer die Komrijs universum betreedt, zit vast aan de tekst (en aan zichzelf). Precies die eigen invulling van een begrip als actualiteit verleent aan deze bundel een duidelijke meerwaarde. Dit is misschien niet meteen Komrijs sterkste poëtische tekst, maar een tussendoortje betreft het hier in geen geval. [Dirk De Geest]
Redactie
Op 26 januari werd Gerrit Komrij verkozen tot Dichter des Vaderlands en op de dag na zijn uitverkiezing verscheen dit mooi vormgegeven, van een leeslint voorzien uitgaafje. Dat kan bijna geen toeval zijn. De 52 sonnetten die hij hier bundelt verschenen eerder in het Algemeen Dagblad en Humo, respectievelijk een krant en een weekblad, niet de meest geëigende plek voor poëzie zou men geneigd zijn te denken, maar dat is een misvatting, althans als het om de gedichten van Komrij gaat. Hij weet als geen ander verstaanbaarheid en diepgang te combineren. Een optimistische kijk heeft hij niet, we moeten er, op weg naar de ondergang, maar vrolijk het beste van maken: "We slaan de fles stuk en we gieren suizend / En modieus door de fictieve lijn / Van dat verdomde jubeljaar tweeduizend // En niemand van ons vindt het straks verdacht / Dat nergens minkukels om middernacht / Massaal verzwolgen zijn door een ravijn." (Uit: '1999'). Aan de 52 vormvaste, eerder gepubliceerde sonnetten werd een nieuw toegevoegd, in het handschrift van de dichter (sinds 8 februari doctor honoris causa van de Leidse universiteit) op een bijgesloten los vel afgedrukt*.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.