Een slagerszoon met een brilletje
Tom Lanoye
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Prometheus, 1999 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : LANO |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 1999 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : LANO |
Jos Borré
ob/kt/27 o
Eigenlijk was Het goddelijke monster (1997), hoewel meer dan 300 bladzijden dik, slechts een aanzet. Een klassieke expositie van wie er meespeelt en een aankondiging van wat er allemaal zal gaan gebeuren. Als Katrien Deschryver haar man Dirk doodschiet bij hun villa in Zuid-Frankrijk wijst alles op een jachtongeval. Maar dat maakt de zaken er niet eenvoudiger op. Katrien Deschryver is een telg uit een beroemde familie. Vader Herman is ooit nog minister geweest maar heeft dan gekozen voor een discreter bestaan als beleggingsadviseur. Oom Leo is een beruchte West-Vlaamse tapijtengigant - Dirk, zijn neef, beredderde zijn zaken. En dan zijn er nog Katriens drie tantes, haar zoontje, haar neurotische moeder, twee broers, een zus en een schoonzus. En een veelgeplaagde onderzoeksrechter die als hij eenmaal zijn tanden in iets heeft gezet niet gauw meer loslaat. Katrien Deschryver wordt opgesloten.
Door het 'ongeval' richt de pers de schijnwerpers op de familie, die al die aandacht natuurlijk kan missen als kiespijn. (Gelukkig haalt op hetzelfde ogenblik een kindermoordenaar de voorpagina's.) Ieder lid van de familie heeft namelijk zo wel zijn geheimpjes, van geniepige seksuele praktijken over buitenlandse bankrekeningen tot het belazeren van zakenpartners en pure corruptie. Onderzoeksrechter De Decker had daar al lucht van gekregen en ziet het bevestigd als hij bij een huiszoeking in het kantoor van Dirk een aantal blocnotes in code aantreft. Voor hem staat er iets groots te gebeuren. "De moord op Dirk Vereecken zou hem voeren naar het hart van de rottenis in deze familie, en vandaar naar de rottenis in de kaste, de politiek én het systeem." Einde van Het goddelijke monster.
Aan het begin van Zwarte tranen neemt Katrien de benen als ze op het "Paleis van Gerechtigheid" haar dossier mag gaan inkijken. En dus gaan de poppen weer aan het dansen, maar op een andere manier. Leo Deschryver triomfeert, de positie van De Decker komt in het gedrang. Opnieuw volgt Lanoye de talrijke personages in hun wel erg uiteenlopende levens. Daarvoor werkt hij met een terugkerend stramien. Beurtelings immobiliseert hij zijn personages, vaak op een welbepaalde plek, (wachtend voor een lift, op een cruiseschip, voor de ingang van de supermarkt) en laat hij de tijd extra traag verlopen. Daartussendoor weeft hij de voorgeschiedenissen van de al bekende gebeurtenissen. Broer Bruno die uit de familie gestoten is omdat hij zich als homo geout heeft. Broer Steven die met een Cubaanse vamp getrouwd is en wacht op het familiefortuin om naar New York te verkassen. Zus Gudrun die zich altijd de mindere gevoeld heeft, op Dirk verliefd was en Katriens kind inpikt. En wie het met wie doet of zou willen doen en het al dan niet mag doen. Navertellen is onbegonnen werk, en heeft trouwens ook geen zin, het is Lanoye niet om ieder verhaal afzonderlijk te doen. Door in dit stramien de feiten een paar maal te herhalen, neemt hij de lezer wel nadrukkelijk bij het handje, wellicht om er geen enkele kwijt te raken. Het is er weleens te veel aan.
Meer dan 500 bladzijden later brengt Lanoye al zijn personages in een (voorlopige) finale bijeen op de Witte Mars en laat hij De Decker een uitweg voor zichzelf beramen. Voorlopig, omdat na de 'aanzet' zijn boek ondertussen is uitgedijd tot een breed familie-epos, dat echter naar het zich laat aanzien nog lang niet afgelopen is. Deel drie zal vast niet minder volumineus zijn.
Waar wil Lanoye eigenlijk heen? Wat voor roman is dit? Een boek waarin hij de grote schandalen van de afgelopen jaren nog eens reconstrueert om er nog eens ongelovig het hoofd bij te schudden? Waarin hij als woordvoerder van het publieke geweten het mallotige functioneren van de Belgische samenleving aan de kaak wil stellen? Op het eerste gezicht misschien wel - en de eerste lezingen gingen ook meteen die richting uit. Maar dit is zeker niet 'Lanoyes boek over de Witte Mars'. Daarvoor zit er veel te veel stof in die daar niets mee te maken heeft. Bovendien heeft hij er al veel directer en veel scherper over geschreven in zijn columns. En ten slotte: in zijn verhaal verwijst Lanoye niet alleen naar Dutroux en de Witte Mars en het spaghetti-arrest tegen Connerotte, maar ook naar de Bende-overvallen en de Atoma-schriftjes van Leo Delcroix. En uitgerekend hij zal wel de laatste zijn om in een roman waarin straks alle nu nog losse eindjes aan elkaar geknoopt moeten worden al deze elementen met elkaar in verband te willen brengen en een megacomplottheorie de wereld in te sturen. Heel België het slachtoffer van één grote misdadige samenzwering?
Ik ben wel heel benieuwd naar de afloop van dit van de Belgische werkelijkheid afgeschreven oneindige verhaal, maar ik geloof nooit dat Lanoye iets zal willen 'onthullen' of als waar suggereren, zoals Jef Geeraerts deed in zijn misdaadromans. Nee, Lanoye is duidelijk heel voorzichtig, ervoor beducht evenwichten te verstoren en zo van zijn project een ethisch bevlogen pamflet te maken, een doorzichtige tendensroman of - wat nog het minst erge zou zijn - een vlijmende maatschappelijke satire. Dat is het boek allemaal niet.
Wat is het dan wel? Een deel van het antwoord gaf hij zelf in de achterplattekst van Het goddelijke monster en in de interviews over dat boek. Zijn eigenlijke hoofdfiguur, Katrien Deschryver, is een ambivalent personage. Veel meer dan haar sjoemelende vader en vooral haar vrij karikaturaal getekende oom is zij, als de mooie maar onhandige prinses, in staat enig mededogen op te wekken. Maar, zegt Lanoye, zij wordt in haar rollen (fee of feeks) gedwongen. Zij worstelt met haar (zwakke gevoel van) identiteit, zij kan maar niet zichzelf zijn.
Klopt. Buiten haar wil krijgt Katrien een imago dat haar danig parten speelt en haar leven sterk bemoeilijkt. Louter uit balorigheid om die opgedrongen rol 'bekent' ze op de begrafenis van haar man tegenover een massa getuigen wat De Decker maar niet uit haar kreeg: dat ze Dirk "vermoord" heeft. Daarmee schaadt ze natuurlijk haar kansen op een goede afloop en verzwaart ze nog eens haar lot. De tragische heldin.
Maar wat moet je aan met zo'n personage, en met die typering? Wat is de opzet daarvan? Wat het ook zij, het kan nooit genoeg zijn om zo een breedvoerige roman op te bouwen.
Ambivalent is Katrien, omdat zij, van alle familieleden de meest onbesprokene en de meest rechtgeaarde, de zwaarste schuld op haar schouders geladen krijgt. Hoe komt dat toch? Je hebt twee soorten personages bij Lanoye: de slachtoffers en zij die slachtoffers maken. De slachtoffers zijn ver in de minderheid: Katrien, haar moeder, haar zoon, misschien haar man, een tante, een kolonel die zijn eer wil redden door zelfmoord te plegen in een Brusselse hotelkamer bij hem om de hoek - nog een bekend verhaal. Veel van deze personages sterven het eerst, en zij treffen elkaar na hun dood in een gezellig samenzijn waar alle rampspoed en wringerij weggewerkt zijn. Een clubje van ontsnapten uit een wereld die hen opgejaagd en misvormd en verminkt heeft.
Hypothese: Lanoye brengt een aantal herkenbare schandalen samen in één verhaal, niet om de schandalen zelf, maar om ze in te bedden in een samenleving, een mentaliteit die zulke toestanden voortbrengt en zo te tonen uit welke vergiftigde voedingsbodem ze opschieten. Een kluwen van macht en belangen, hypocrisie en excessen, laksheid en gebrek aan verantwoordelijkheid. Waarin achterkamertjesgesprekken de openbare discussie vervangen. Waarin de dingen in het geniep gebeuren, niet uitgesproken worden, of vervormd of verkeerd uitgelegd of gemanipuleerd. In zo'n maatschappij, waarin de dingen nooit zijn zoals ze lijken, waarin achter elke hoek een verrassende ontdekking schuilt die het perspectief helemaal verandert, voelen mensen zich ongemakkelijk en kunnen ze niet zichzelf zijn.
Maar zelfs in deze veronderstelling blijft de vraag naar het hoe en waarom van deze uitputtende opzet gedeeltelijk open. Het enige resterende antwoord is dan dat Lanoye, net de veertig voorbij, naast zijn succes als columnist, performer en toneelauteur nu ook op serieuze erkenning als romancier aanstuurt. Zwarte tranen (en bij uitbreiding het hele project waar dit boek een onderdeel van is), deze stroom van beroezend, gedreven proza, met bolle zeilen laverend op de hoog opgezweepte emoties en gevoeligheden van de gekwetste Belg, is doordrongen van een bijzondere ambitie. Lanoye vindt het tijd geworden om zijn plaats in te nemen onder de tenoren van de Vlaamse (en, waarom niet, de Nederlandse) literatuur. Dit boek is als vertolking van de hedendaagse belgitude bedoeld om naast een aantal andere monumenten in de Vlaamse literatuur te staan. Dit is zijn 'Verdriet van België'. Misschien ook wel zijn 'Beleg van Laken', de creatieve antithese tegenover de verloederende werkelijkheid. Wie weet ook zijn 'Aanslag', onder meer door de parallel tussen de Witte Mars en de grote vredesdemonstratie van 1981 in de finale van Mulisch' roman. Lanoye presenteert met dit boek niets minder dan zijn meesterproef, hij doet een gooi naar de hoogste erkenning.
Het nadeel van zo'n roman in afleveringen is dat je geen eindoordeel kunt vellen. Lanoye heeft zijn lezers nu voorgoed op sleeptouw genomen en hoge verwachtingen geschapen over hoe zijn verhaal moet of kan eindigen. Maar voorlopig schenkt de veelheid zonder eenheid niet genoeg voldoening om erbij te gaan juichen. Het is (nog) niet duidelijk met welk doel zo veel personages allemaal hun eigen uitvoerige verhaal moeten krijgen. De grote metafoor van de verpulverende familie met haar rottende 'wortelende waarden' - de oorspronkelijke titel van het boek, met meer betekenis dan het enigmatische 'zwarte tranen' - als symbool van een maatschappij die instort onder het gewicht van haar afwijkingen, die had deze omhaal toch niet nodig?
Voorlopig is de grootste verwezenlijking van dit boek zijn epische adem, de sterke inleving in de personages, de enorme creatieve investering, de afwisseling in de verhalen en de vertelmethoden. In het grote aantal details, in de losse visies, analyses, meningen en suggesties die tussendoor door verschillende personages worden geventileerd en die een genuanceerd totaalbeeld moeten geven van een ritselend, sjoemelend en konkelfoezend België waar tegelijk zo veel goede wil braak ligt. Waar bijvoorbeeld 300.000 mensen op straat kwamen in naam van de onschuld. Maar dan "met die typische, onderdanige, zogenaamd beleefde knulligheid van de Belgman, die alleen maar onmondigheid is en achterlijkheid en schijnheiligheid en vermomde achterbaksheid." Maar alsnog zie ik door de bomen het bos niet.
Karl van den Broeck
ob/kt/20 o
Zwarte tranen is een kanjer van meer dan vijfhonderd bladzijden geworden. Het verhaal pikt de draad weer op van Het Goddelijke Monster. De beeldschone Katrien Deschryver ontsnapt uit de gevangenis waar ze na de moord (?) op haar man werd opgesloten. Ze verdwijnt uit zicht en laat onderzoeksrechter Willy De Decker haar enigmatische dagboeknotities na. De Decker hoopt daarin de waarheid te vinden over tal van louche zaakjes waarin de familie Deschryver genoemd wordt. Hij ontdekt echter alleen dat de notities gericht zijn aan Katriens overleden broertje én dat Katrien tuk is op mysterieuze chocoladen zeepaardjes.
Dit familiedrama met onmiskenbare soap-allures speelt zich af tegen de achtergrond van de kindermoorden, echo's naar de Bende van Nijvel, de moord op Cools, de zaak-Aurousseau, het spaghetti-arrest, de Beaulieu-zaak, het Agusta-schandaal.
De kritiek op Het Goddelijke Monster - voor zover die negatief was - richtte zich vooral op de verweving van fictie en realiteit. Het zou te veel een 'persoverzicht' zijn. Dit boek is veel meer een psychologische roman.
"Ik kan me voorstellen dat het sommige mensen stoort dat de werkelijkheid er in mijn boeken te dik opligt. Dan moeten ze een massa andere boeken of films links laten liggen. Het verwondert mij steeds weer dat in de literatuur, en dan zeker in de Nederlandstalige literatuur, faction - de vermenging van fictie en feiten - nog altijd met een scheef oog wordt bekeken. Voor mij is dat genre vanzelfsprekend. Ik hoef daarvoor niet eens een Vlaamse literaire voedingsbodem aan te halen: in Amerika zijn mensen als E.L. Doctorow, James Elroy en iedereen die ooit een boek schreef over de moord op Kennedy daar al jaren mee bezig.
"Ik beschouw de Dutroux-zaak als onze moord op Kennedy, dus ligt het voor de hand dat er nog veel meer boeken over geschreven zullen worden dan door mij en Jeroen Olyslaegers. Ik vind die voedingsbodem alleen maar interessant voor de literatuur."
In Vlaanderen krijg je stilaan steeds meer auteurs die op een of andere manier hun houding ten opzichte van de realiteit willen bepalen, maar in Nederland heeft men er nog steeds heel veel moeite mee.
"In Nederland is het nog altijd de oorlog die weegt op de literatuur. Ik vraag me dan ook af waarom ik niet over de zaak-Dutroux zou mogen schrijven. Ik kan het ook niet helpen dat mijn bronnen niet per se literair zijn. Is dat zo vreemd? Ik heb onlangs het derde - mijn favoriete - deel van The Godfather gezien. Daarin gaat de peetvader biechten bij de latere paus en die paus wordt dan ook vermoord in een complot dat samenhangt met de zelfmoord van de leider van de mysterieuze loge P2. Je kan die film bekijken als een anekdotisch verhaal over een misdaadtycoon die zijn enorme macht wil legitimeren, maar je kan het ook bekijken als een moderne versie van King Lear, als een tragiekmachine waarin feiten worden gebruikt om - in mijn geval - telkens weer hetzelfde verhaal te vertellen.
"De kern van Zwarte tranen is essentieel dezelfde als die in sommige verhalen uit Bij Jules en Alice, uit Slagerszoon met een Brilletje of uit Spek en Bonen. In feite komt het allemaal neer op een redelijk zwarte romantiek, de onmogelijkheid tot communiceren, liefde en alles wat daarmee fout kan gaan, en mensen die in de val zitten.
"En als je het daar over hebt, dan is de ontsnapping van Dutroux toch een godsgeschenk.
De eerste zin in het boek is nu: 'Katrien Deschryver ontsnapte uit haar cel.' Toch blijft ze de gevangene van haar imago en haar verleden. Iedereen in je boek probeert te ontsnappen uit zichzelf. En dan is er het steeds weerkerend motief van de ontbrekende verwante: de dode broer van Katrien, de verdwenen zus van Gudrun, de verdwenen broer van Leo. Je lijkt zo het ontbreken van broederlijkheid op maatschappelijk vlak te stellen tegenover die ontbrekende broer/zus die maakt dat personages niet uit hun hersencel willen ontsnappen?
(Bijt gretig in een een chocolade zeepaardje waarvan we er bij wijze van smeergeld enkele hebben meegebracht). "Het sleutelwoord over heel de lijn is natuurlijk versplintering. Op wereldniveau, op Belgisch niveau en op individueel niveau."
Ben je ook geïnteresseerd in de oorzaken van die versplintering, of stel je ze gewoon vast?
"Je kunt dit boek lezen als een spannende familiekroniek waarvoor ik bewust de cliffhanger-structuur van een feuilleton heb gebruikt. Maar ik denk toch dat ik in Zwarte tranen ook graaf naar diepere oorzaken van die versplintering. Ik probeer ook verbanden te leggen en verschillende verklaringen te zoeken. Een ultieme en unieke verklaring dring ik niet op zoals ik dat bijvoorbeeld in een column af en toe wel eens probeer.
"Ik ben actief op verschillende terreinen. Aan de ene kant heb je interviews zoals dit waarin ik zeer expliciet commentaar lever. Aan de andere kant heb je poëzie die het minst met het hier en nu te maken heeft. Columns, toneelstukken als Ten Oorlog en mijn romans zitten daar dan weer tussen. Ik wil dat hele spectrum bespelen. Als ik in mijn romans bijvoorbeeld de indruk zou wekken dat ik dé verklaring zou willen geven voor de hedendaagse versplintering, dan zou ik de lezer ook te veel inkerkeren."
De literaire realiteit verwijst zeer dwingend naar de historische. Maar de analyses die je personages maken verschillen vaak van diegene die jij hebt gemaakt in je columns of interviews. Zo is de Witte Mars vooral een therapeutische sessie voor heel wat personages, zo ensceneert de onderzoeksrechter zijn eigen schorsing en blijken de samenzweringstheorieën hersenspinsels te zijn. Probeert romanschrijver Tom Lanoye op slinkse wijze te zeggen dat columnist Lanoye zich twee jaar geleden vergist heeft?
"O nee. Dat vind ik een heel rare redenering. Ik dring immers niet één opinie op in het boek. De Witte Mars is hier het duidelijkste voorbeeld van. Op het einde van het boek komen twintig personages aan het woord en hun commentaren vormen samen de verklaring van het hele fenomeen. Ik mag dan nog een bepaalde mening overtuigender vinden, het is mijn taak als romanschrijver te proberen om elke opinie binnen het personage geloofwaardig te laten klinken."
Je blijft dus bij je standpunten van drie jaar geleden.
"Natuurlijk. Het spaghetti-arrest was naar de letter van de wet correct. Ik heb toen zelfs de advocaat van Dutroux een held genoemd omdat hij ons de consequenties liet nemen van ons systeem: als dit de letter van de wet is, pas hem dan maar eens toe. Maar dan duikt meteen de eis op om ook op andere domeinen waar justitie niet goed functioneert, de wet correct toe te passen. En dan gaat het over politieke benoemingen, het opzettelijk laten aanslepen van dossiers, bewijzen laten verdwijnen, enzovoort.
"Ik vind dat we niet in een nieuwe zuiverheidswaan moeten gaan vervallen. Het is niet omdat de zaak Dutroux dateert van 1996 dat alles nu is opgelost. En het is ook niet omdat we nu een nieuwe regering hebben dat de wantoestanden uit het verleden ineens zijn uitgeklaard."
Zou je een ander boek geschreven hebben, als je er pas na 13 juni aan begonnen was?
"Nee, hoegenaamd niet. Wat voor mij telt is dat de zaak-Dutroux onze Kennedy-zaak is. Daar zijn we nog lang niet mee in het reine. Je moet ook niet denken dat alles zo snel kan veranderen. Er zit altijd een onderstroom in een land en de manier waarop het bestuurd wordt. Die onderstroom verander je niet zomaar.
"Ik stel wel tot mijn blijde verwondering vast dat ik voor de eerste keer in mijn leven een soort sympathie heb voor een regering. Maar ik maak me nog altijd sterk dat wat ik de afgelopen jaren heb gezegd over de wantoestanden in dit land, steek hield.
"Ik geef toe dat ik nu in een moeilijke positie zit. Enerzijds kan ik nog maar moeilijk dezelfde intensiteit opwekken die ik - en blijkbaar ook heel wat lezers - voelde toen ik vlak na de zaak-Dutroux de columns van Weg met de persmissieve samenleving publiceerde. Maar los daarvan is het inderdaad veel moeilijker voor mij. Als ik het eens ben met de regering, ben ik minder geloofwaardig en word ik meteen in een hoek gedrumd. Als ik iets negatiefs over de regering zou schrijven, zou het op dit moment ontzettend hard aankomen. Maar wees gerust, als ik het echt nodig zou vinden, zal ik mijn kritiek wel formuleren.
"Ik verberg niet dat ik het moeilijk heb met een aantal zaken die deze regering doet en niet doet, al van bij het begin, trouwens. Maar ik vind niet dat ik de schoonmoeder van paars-groen moet spelen. Dat heb ik in Antwerpen ook niet gedaan, dan had ik maar op de lijst moeten gaan staan en echt in de politiek moeten stappen. Ik heb in Antwerpen de Arm in Arm-actie mee opgezet en dan tegen de politici gezegd dat ze hun job moesten doen. Je kunt nadien wel een balans opmaken. Welnu, in Antwerpen zou ik het onmiddellijk opnieuw doen, zeker als ik terugdenk aan het verleden."
Ik heb nog een oud persknipsel uit 1989 opgedoken. Toen woedde er een polemiek tussen jou en Eric Van Rompuy die tot een Kulturkampf had opgeroepen tegen "Lanoye, Brusselmans en jonge goden (...) beschouwen poëzie en literatuur als variété en show-business. Ze breken maar af en stellen nooit iets in de plaats. Wij zijn in een soort ontworteld Vlaanderen terechtgekomen."
De op de reële kolonel Lefebre geënte kolonel Yves Chevalier-de-Vilder, die in jouw boek eveneens zelfmoord pleegt, gebruikt de term wortelende waarden die "de mens onderscheiden van de mossel".
Tenslotte een citaat uit een NV L.A.N.O.Y.E-column in Humo van 10 november 1998: Onder het motto "Literatuur is een tijdverdrijf voor enk'le fijne luiden. Zo bepleitten onze literatoren zelfs dat letterkundig werk te allen tijde een veilige afstand diende te bewaren jegens de verfoeide werkelijkheid! (...) Onze Republiek der Letteren blijkt een Reservaat te zijn voor emotionele gehandicapten en academische autisten. Elk zinnig mens zou daar zo snel mogelijk aan proberen te ontsnappen, desnoods via de politiek."
Is de Lanoye van 1999 dichter naar de Van Rompuy van 1989 opgeschoven?
"Kijk, ik wil engagement wel ernstig nemen, maar er moet toch altijd een dosis swing in zitten. La politique c'est cool, dat is nog altijd mijn overtuiging. Van Rompuy zou dat aspect allemaal show vinden omdat humor volgens hem de waarden aantast en heilige huisjes omver werpt. Ik denk daar anders over: ik wil natuurlijk wel revolutie, maar ze moet wel plezant zijn. Dat heeft Herman de Coninck me ooit gezegd.
"Het verschil tussen mij Eric Van Rompuy is dat ik nooit van hem zal zeggen dat hij geen waarden heeft. Dat heeft me altijd blijvend gestoord aan dat soort CVP'ers: de tweespalt gelovige/ongelovige. Wanneer je niet in hun systeem zit, ben je helemaal niets. Als je hun waarden niet over de hele lijn goedkeurt, heb je zelf geen waarden."
Toch hechtte je vroeger misschien meer belang aan het fun-aspect van de literatuur.
"Dat is altijd een heel belangrijk punt gebleven in mijn werk. De nar is altijd een pastoor met een zotskap in plaats van een zwarte hoed. Die twee aspecten worden vaak tegen mij gebruikt. Voor de ene ben ik een clown en voor de andere de paus van de politieke correctheid. Ik heb toch redenen om te geloven dat ik tussen de twee inzit.
"Hetzelfde fenomeen doet zich ook bij anderen voor. Ik zal ze voor de gelegenheid niet te dicht bij huis zoeken. Neem nu Freek de Jonge. Ik vind ook dat hij zich in interviews als een ongelofelijke pastoor kan gedragen, maar het is juist die ruggengraat die er op een podium voor zorgt dat Freek zoveel beter is dan mensen als - met alle respect - Geert Hoste of andere entertainers. Freek de Jonge is geen entertainer en ik beschouw mezelf ook niet als een entertainer. Ik wil wel humor, maar ik gebruik humor.
"Waar komt toch die ware neiging vandaan om literatuur zo ver mogelijk van de werkelijkheid te houden? Ik wil precies die ruggengraat gebruiken. Als dat sommige mensen op de zenuwen werkt, dan is dat maar zo. Zo lang het maar goede teksten oplevert."
Toch gebruik je die werkelijkheid vaak op een potsierlijke manier.
"Dat kan ook niet anders. Dit boek lijkt op een soap, omdat ik de afgelopen jaren het versplinterde België heb zien veranderen in een regelrechte soap.
"Ik zou eigenlijk wel graag voor tv schrijven, weet je. Maar dan zou ik wel dit soort dingen willen kunnen schrijven: de Bende van Nijvel vermengen met de Witte Mars, met fistfuck-scènes."
Is er geen plaats voor een productiehuis voor televisie binnen de NV L.A.N.O.Y.E.?
"Ja, ik ben aan het sparen (lacht). In afwachting daarvan verkeren wij als schrijvers in Vlaanderen in een luxepositie. We kunnen schrijven over zaken die in Amerika onmiddellijk worden ingepalmd door de filmindustrie."
Jeroen Olyslaegers schrijft in Open gelijk een mond dat hij niet begrijpt dat de vorige generatie al die schandalen zomaar heeft laten gebeuren, zonder te reageren.
"Ik ben het daar voor een deel mee eens en daarom kan ik het met Olyslaegers zo goed vinden. Neem nu het toneel. Daar heb je de complete esthetisering gekend: vormen-toneel na het vormingstoneel. Dat werkt nu nog altijd na. De generatie waar Jeroen naar verwijst, is in haar jeugd zeer ver meegegaan is in de politisering en het engagement. Op een bepaald moment, echter, beseften heel wat kunstenaars dat ze slechte kunst goed moesten vinden vanwege de boodschap die erin vervat zat. Als reactie zijn ze - begrijpelijk! - zwaar naar de andere kant doorgeslagen. Uit angst voor de uitwassen van de geëngageerde kunst stellen ze nu dat kunst en politiek maar best compleet gescheiden blijven. Ik voel me niet prettig bij die paradox: dat ze mij in naam van de vrijheid van de kunst, willen wijsmaken dat kunst beschermende muren nodig heeft om de realiteit en de politiek buiten te houden."
Met al dat gepraat over de relatie tussen literatuur en politiek zouden we haast onvermeld laten dat Zwarte tranen eigenlijk je meest literaire roman ooit is; barstensvol motieven, verwijzingen, allusies en geheimzinnige passages.
(Neemt nog een zeepaardje) "Ik heb me ook veel meer op een literaire manier zitten amuseren: de chronologie omgooien, genres vermengen, personages uitwerken. Het Goddelijke Monster was in hoofdzaak een goeie pilootaflevering waarin ik moest uitleggen hoe de cyclus zou werken, waar ik de lijnen moest uittekenen. Maar nu dat allemaal is opgezet, kon ik een eerste echte grote aflevering schrijven."
Wilde je iets bewijzen tegenover sommige critici die zeggen dat Lanoye nog nooit een echte grote roman geschreven heeft, maar wel een scenario van een B-film (Alles Moet Weg), een stripverhaal (Kartonnen Dozen) en een persoverzicht (Het Goddelijke Monster)? Een echte grote schrijver moet - zo wil het de traditie - een 'magnum opus' schrijven, net zoals elke Amerikaanse auteur streeft naar de ultieme Great American Novel.
"Al die omschrijvingen van mijn vorige boeken kloppen, natuurlijk; alleen ben ik het niet eens met de hiërarchie die in het literaire wereldje gehanteerd wordt. Ik vind het concept Great Flemish Novel bijvoorbeeld potsierlijk. In het kiezen van een genre ontsnap je toch ook niet aan de realiteit? Zo'n grote roman voor zo'n onderwerp zou geen steek houden. Veel mensen zien de eenheid niet in mijn versplintering. Ze lezen soms wel eens een column, maar nooit een columnboek. Ze vinden theaterteksten minderwaardig, terwijl je Tom Lanoye niet kan begrijpen als je Ten Oorlog niet hebt gelezen."
Struikelen heel wat oudere recensenten en collega's niet over de vanzelfsprekendheid waarmee je naar niet-conventionele bronnen verwijst, zoals strip en film?
"Daar heb je een punt, denk ik. Voor mij is Twin Peaks een zeer evidente inspiratiebron, maar iemand als Eddy Van Vliet, die nooit tv kijkt, begrijpt absoluut niet waar ik het over heb.
"Anderzijds doet zich ook het omgekeerde fenomeen voor. Ik sprak onlangs met iemand die zijn kinderen naar de Steinerschool stuurt. We hadden het erover dat die kinderen de Bijbel niet leren kennen. En enerzijds zijn die ouders blij, maar een deel van onze literatuur wordt wel heel onbegrijpelijk voor die kinderen. 'Voor God die wegneemt de zonden van de wereld', las de zoon onlangs in een stukje in Humo. Hij begreep er geen snars van.
"Zonder nu meteen Van Rompuyaans te willen klinken, klopt het wel dat een deel van ons erfgoed stilaan wordt weggespoeld. We zitten op een zeer interessant scharniermoment omdat wij nog net de voorbije eeuw hebben meegemaakt en toch al de bagage hebben voor de komende eeuw."
Ik wil nog eens terugkomen op de tamelijk ingewikkelde Mooi en Meedogenloos-achtige familierelaties in je boek.
"De Bijbel begint met een broedermoord. Ten Oorlog begint met een broedermoord. het Laatste Nieuws staat er vol van. Dat is het centrale conflict. Dat is de burgeroorlog van alledag."
Broers nemen de macht over, maar er kan er maar een de baas worden. De broedertwist leidt tot het uitsterven van het geslacht, van het land. Het leidt tot steriliteit.
"Dit boek is inderdaad een pop-artversie van een decadent verslag van het einde van een groot geslacht en het heeft heel veel verwantschap met andere boeken die de avonturen van een familie gebruiken om een bepaalde tijdsgeest te beschrijven."
Zoals in een Griekse tragedie heb je ook verschillende koren. De doden in het boek keren terug en leveren commentaar op het doen en laten van de levenden.
"Ja en er is nog een koor, dat van de vreemde fabeldieren: de garnaalvisser, de Gille van Binche en nog een derde mysterieus personage. Dat koor doet vooral voorspellende uitspraken.
"Het koor van de doden bevat momenteel vier stemmen: de tomeloze liefde, het ongeremde verdriet, de ongebreidelde lachlust en de diepe wijsheid. Daar moeten nog stemmen, humeuren en temperamenten bijkomen. Ik hoop te eindigen met een enorm koor van allemaal verschillende stemmen die die algehele versplintering bezingen."
Het doet denken aan de legendarische tv-serie Heimat, waarbij in de laatste aflevering alle dode personages terugkomen en een groot feest houden.
"Het is niet meer of minder dan het slot van elk Nero-stripverhaal. Misschien moet ik mijn derde deel ook laten eindigen met een enorme wafelenbak."
Nog een zeepaardje?
"Het zakje is leeg."
Foto's Stephan Vanfleteren
'Ik stel tot mijn blijde
verwondering vast dat ik voor de
eerste keer in mijn leven een soort sympathie heb voor een regering''Voor de ene ben ik een clown en voor de andere de paus van de politieke correctheid. Ik heb toch redenen om te geloven dat ik tussen de twee inzit'
Jeroen Overstijns
ob/kt/21 o
Het tweede deel is nog dikker dan het eerste, en nog blijkt het niet gedaan. Meer dan vijfhonderd winterklare bladzijden leesvoer, zelfs goed voor artikels in kranten terwijl de roman nog niet in de winkels lag: Zwarte tranen, Tom Lanoyes vervolg op Het goddelijke monster , is klaar om de topper van de komende Boekenbeurs te worden. Iets minder expliciet een politieke sleutelroman dan zijn voorganger, maar toch ook weer niet zomaar een roman over Katrien Deschryver die haar man per ongeluk neerschoot en daarmee een ketting van calamiteiten in gang zette. Zwarte tranen eindigt met de Witte Mars, en het noodlot van de familie Deschryver is tegelijk het noodlot van het land waarin ze leeft. Die ostentatieve band met de werkelijkheid is Het goddelijke monster twee jaar geleden niet altijd in dank afgenomen. Het boek verkocht uitstekend, maar veel critici lieten lof achterwege. Vooral Nederlandse recensenten reageerden heel scherp. Carel Peeters had het in Vrij Nederland over ,,een wat lang uitgevallen B-film''. Rob Schouten verzekerde in Trouw dat als dit de toekomst van de Nederlandse roman was, hij zijn leesvoer buiten dit taalgebied zou zoeken. Arjan Peters noemde Lanoye in De Volkskrant een ,,moralist'' en ,,betweter''. Ze vonden Lanoye zwaar op de hand en langdradig.
Toch kan je Het goddelijke monster en Zwarte tranen bezwaarlijk moraliserende boeken noemen. Het is me een raadsel wat die moraal dan wel zou inhouden. Lanoye belicht gebeurtenissen telkens weer vanuit andere personages, met elk een eigen kleurenfilter voor hun kijk op de stand der dingen, zodat een levensles met enige samenhang achterwege blijft. Zwarte tranen biedt de lezer geen alternatief. Je krijgt de indruk dat alles - de tragiek van Katrien Deschryver inbegrepen - nu eenmaal zo moest zijn. Omdat het in de sterren stond, punt andere lijn.
Een paranoïde, zelfs té paranoïde boek, dat zou ik als kwalificatie wel kunnen begrijpen. Het wordt een beetje vermoeiend complot na complot te zien opduiken, en langdurig te verwijlen in een maatschappij waarin werkelijk alles met alles in verbinding staat, elke politicus corrupt is en het Brusselse justitiepaleis ,,geen gebouw meer was maar een organisme, iets tastbaars en stinkends, een beest''.
De band met de werkelijkheid staat in Zwarte tranen in overdrive. De fictie is zelfs nog erger dan de werkelijkheid: de bende van Nijvel komt samen met de pedofilieschandalen, met Agusta en Dassault, met de ontsnapping van Dutroux en met Beaulieu. Bijna alles staat in de schriftjes.
Nochtans staat hoofdrolspeelster Katrien Deschryver voor de anti-paranoia. Iedereen blijft achter haar daad een betekenis zoeken, maar in werkelijkheid was de moord op haar man een banaal jachtongeval. De verpersoonlijking van de paranoia is nog altijd onderzoeksrechter De Decker. Hij waadt door de vreemde zinnen in het dagboek van Katrien, luistert naar het geraaskal in haar slaap, ,,Hij, De Decker, Willy, zou de familie Deschryver eindelijk ontmaskeren en via hen alle beerputten en Augiasstallen van het Systeem in kaart brengen.''
Uiteindelijk zal De Decker de handdoek in de ring werpen. Geen wonder dat Katrien Deschryver het centrum is van het verhaal. Zij is immers de ,,allemansprinses'' die zich voegt naar elk beeld dat anderen van haar ophangen. Zij is de passe-partout, op wie de hele wereld lustig haar bekentenissendrang en/of betekenislust botviert.
De Decker krijgt het zwaar te verduren wanneer de door rijkswachters begeleide Katrien Deschryver uit het justitiepaleis kan ontsnappen. Het toeval helpt haar meer dan één handje. Op haar vlucht naar buiten treft ze haar grootste fan Hannah, leider van een feministische eenmansguerrilla met Katrien als mascotte. Hannah helpt haar onderduiken. Binnen de kortste keren staat het hele land op stelten.
Katriens vader Herman was al sinds Het goddelijke monster met een deel van het familiekapitaal in de autokoffer op de vlucht. Ondertussen is de terminaal zieke ex-minister terug in het land. Hij houdt zich vooralsnog verborgen. Van zijn broer Leo verneemt Herman dat Katrien verdwenen is. Leo houdt zich inmiddels beperkt bezig met zijn florerende handel in vasttapijt. Meer werk heeft hij met het indijken van de schandaalstroom rond zijn familie.
Van de ene schandvlek komt de andere. Een hooggeplaatste militair, zijdelings betrokken in niet helemaal koosjere legeraankopen, heeft immers zelfmoord gepleegd, niet zonder eerst informatie naar de pers te hebben gestuurd. Voor een familie die overal bij betrokken lijkt, is dat sowieso een probleem.
Terwijl Herman op de vlucht was heeft zijn zoon Steven het roer van diens zakenimperium overgenomen, maar in dit boek delft Steven fysiek het onderspit. Zijn vrouw Alessandra krijgt Katriens zoon Jonas ter verzorging in huis, nadat de plaatsvervangende zus van Katrien ook al gecrasht is. Dat gebeurt allemaal zonder dat Katrien een vin verroert. Het enige wat ze doet, is ondergedoken zitten. Meer en meer lijkt de familie Deschryver op de kleuter die halfweg de glijbaan terug wil in de omgekeerde richting. Haar neergang is onoverkomelijk, tegenpruttelen maakt de Werdegang enkel nog tragikomischer (Leo: ,,We zijn bekender dan destijds de Kennedy's'').
Katrien Deschryver functioneert in Zwarte tranen nog meer dan in Het goddelijke monster als de ene volgspot die op de scène gericht staat in een verder pikzwarte zaal. Katriens stilzwijgende aanwezigheid doet de andere personages oplichten. Die fantaseren en klagen, vrijen en wanhopen, lachen en bedriegen alsof het hun lust en hun leven is. Als je in het spotlicht kijkt, zie je enkel vlekken. Wat er in Katrien zelf omgaat, blijft grotendeels buiten beeld, behalve in haar warrige dagboekfragmenten. Die fragmenten zijn trouwens, samen met de magisch-realistische scènes met nog altijd niet lokaliseerbare garnaalvissers en carnavalsfiguren, trouwens de minst geslaagde stukken van het boek. Lanoye is een meester in het omsmeden van realiteit in herkenbare literatuur, maar hij is veel minder overtuigend wanneer hij van die werkelijkheidszin wil loskomen.
Z warte tranen zit de werkelijkheid erg dicht op de hielen. Nederlandse critici zullen wellicht nooit de verwijzing naar de in opspraak geraakte SM-rechter kunnen plaatsen, laat staan dat ze zouden merken hoe Lanoye de verschillende theorieën over de Bende van Nijvel (afpersing van de supermarktketen, massamoord als dekmantel voor gerichte afrekeningen) in zijn verhaal laat samenkomen. Maar het boek kan ook zonder die herkenning.
Zwarte tranen brengt niets bij vergeleken bij wat de kranten schreven, het is er een literaire synthetisering en verdichting van. Lanoye drijft zelfs expliciet de spot met het verwijt dat er te veel werkelijkheid in zijn roman zou zitten. Hij doet zijn personage Dirk Vereecken opmerken dat de werkelijkheid vergeleken met de fantasie over onklopbare troeven beschikt: ,,Ze was onuitputtelijk, niemand kon haar auteursrechten opeisen en haar acteurs hoefden niet betaald te worden. [...] Zij was een scharrelkip met gouden eieren en zonder vaste eigenaar. Wie haar het eerst bij de vlerken kon grijpen, was binnen.''
Maar Lanoyes ongegeneerde omgang met de werkelijkheid heeft ook een keerzijde. De grote slotscène, een evocatie van de Witte Mars, is bijvoorbeeld verhaaltechnisch heel goed opgebouwd, maar werpt inhoudelijk geen nieuw licht op de realiteit (,,Het is een dieptragische roep om reiniging'', zo ver was ik ook wel mee). Tom Lanoye is geen briljante ziener, wel een hoogbegaafde chroniqueur. Hij is een denker voor zover dat denken binnen zekere pragmatische grenzen valt. In die zin kan je Zwarte tranen wel de roman van een politiek columnist noemen.
Als vertelling werkt Zwarte tranen , als psychologische of politieke roman niet (mocht dat al de bedoeling zijn: daarvoor is het te schematisch, te burlesk, te weinig analytisch). Je leesvreugde puur je uit de meesterlijke tekening van personages, de behendigheid van Lanoye om zijn verhaal door tientallen werelden tegelijkertijd te leiden.
De personages handelen niet vanuit een of andere psychologische noodwendigheid, maar gewoon omdat de meester aan de touwtjes, Tom Lanoye, zegt dat ze zo handelen. Soms ligt het er wel te vingerdik op. Hij laat de twee oude tantes van Katrien op cruise vertrekken en pas op het einde weer terugkeren omdat ze duidelijk geen functionele plaats hadden in dit verhaal. Er zijn wel meer personages waarmee Lanoye niet helemaal blijf weet. Zwarte tranen is wel een vervolgboek op Het goddelijke monster , maar deze romans werden duidelijk niet samen tot in de puntjes bedacht.
Omdat Tom Lanoye alles zo duidelijk in handen heeft, kan hij ook stilistisch zo virtuoos zijn. In deze roman is alles burlesk en grotesk, lachwekkend en tragisch, en dat alles liefst van al nog allemaal tegelijk. Zo toont de werkelijkheid zich tenslotte ook. Alleen wordt wat in de werkelijkheid echt lijkt, in een roman artificieel. Lanoye kan van het ene stijlregister naar het andere springen, omdat van meet af aan duidelijk is dat hij een fictief schouwtoneel neerzet. Met de werkelijkheid als aanleiding, maar door de literaire geconstrueerdheid uiteindelijk niet als inzet.
Wie Het goddelijke monster een goed boek vond, zal Zwarte tranen ook een goed boek vinden. Zo eenvoudig ligt het misschien wel. Zwarte tranen is geschreven met dezelfde stilistische zwierigheid, met hetzelfde talent voor portrettering van personages en werelden, vanuit dezelfde aansprekende maar niet bijster vernuftig uitgebouwde thematiek, met dezelfde gave om een verhaal zo lezenswaardig als maar mogelijk is op te bouwen. Als verzinner van verhalen is Tom Lanoye nooit minder dan onderhoudend, als de dramaturg van die eigen verhalen is hij soms geniaal. Maar echt aangrijpend is Zwarte tranen nooit. De roman houdt je op een afstand. Ongetwijfeld ligt dat voor een deel aan die tragikomische verteltoon, voor een deel ook aan het onderwerp. Het doden van kinderen, de bloeddorstige overvallen op warenhuizen, het is allemaal echt gebeurd, maar eigenlijk is het te onwezenlijk om meteen echte, zwarte tranen te doen rollen.
Terzelfder tijd is Tom Lanoye natuurlijk de hofnar van de samenleving, die de humor in zijn verhaal een prominente plaats geeft, met overgeproportioneerde personages en absurdistische gebeurtenissen. Zelfs bij expliciet sentiment ben je daardoor niet bereid helemaal mee te gaan. Hij heeft alles mooi in elkaar laten passen, met een heel functioneel gebruik van flashbacks en een mooie opeenvolging van de verschillende personagestandpunten, maar die constructie vermindert ook het inlevingsvermogen. Op sommige momenten is Zwarte tranen inderdaad te veel een perfect afgewerkt maar onbewogen product, een kunststukje met de realiteit als materiaal.
Van Tom Lanoye verwacht je misschien te snel een vlammend rekwisitoor in romanvorm, terwijl Zwarte tranen in de eerste plaats een goed geschreven roman is die in weerwil van zijn materie meer ontspannend is dan wereldbewegend. Dat is voor andere schrijvers al lang goed genoeg. Waarom zou dat voor Tom Lanoye anders moeten zijn?
Marc Reynebeau
2/ei/01 m
Slikken wat er staat
Misschien zal ooit iemand een vergelijking maken tussen het vierluik Het beleg van Laken (1985-92, in één band gebundeld eind 1999) van Walter van den Broeck en het vooralsnog onafgewerkte en titelloze veelluik dat Tom Lanoye in 1997 begon met Het goddelijke monster en eind 1999 voortzette met Zwarte tranen. Beide projecten hebben veel gemeen, bijvoorbeeld dat ze bulken van de al dan niet verborgen breed-culturele referenties en allusies. Ze hebben vooral hun basisopzet gemeen: ze nemen vele honderden bladzijden de ruimte om een psychisch portret van de eigen biotoop in de postmoderne tijd te schetsen. Maar heeft die biotoop bij Van den Broeck vooral met het tijdsgewricht te maken, bij Lanoye gaat het meer om een plaats, het tot een abstracte mythe verheven België.
In Zwarte tranen gaat de onttakeling verder van de personages uit Het goddelijke monster: de rijke ondernemersfamilie die een katharsis beleeft nadat dochter Katrien per ongeluk haar man heeft doodgeschoten. Met het onderzoek naar de moord komt de hele beerput van dat mythische België open te liggen: corruptie, fiscale fraude, gesjoemel, politieke benoemingen, de falende overheid, de incompetente justitie, de seksuele en andere hypocrisie en intolerantie, de doofpotmentaliteit, et cetera.
De inventaris klopt; de kranten hebben het allemaal breed uitgemeten en een paar keer heeft zelfs een rechtbank zich erover gebogen. Maar toch wringt hier iets. Want het is ook gemakzuchtig om met een beschuldigende vinger een "Belgische ziekte" aan te wijzen, wanneer achter die mythische abstractie wel degelijk een ruimere, complexere geschiedenis van kleine en grote verantwoordelijkheden van tien miljoen mensen schuilgaat. Het zelfgenoegzame beschuldigen staat het goede begrip in de weg.
Bij zowel Van den Broeck als Lanoye is de auteur prominent in het werk aanwezig. Maar terwijl de eerste zichzelf laat figureren als een twijfelende, ironische zinzoeker, houdt Lanoye zich op in de coulissen van zijn tekst, druk in de weer als de alwetende en alvermogende manipulator. Niets gebeurt zonder dat hij het wil. Hij is de poppenspeler die niets op zijn beloop laat en alles stevig onder controle houdt. Hij zoekt niet, leert ook niets bij, maar hij legt uit. De gebeurtenissen en de figuren kennen geen eigen, autonome dynamiek, toeval bestaat niet; alles krijgt slechts een betekenis en een functie in de mate dat het past in Lanoyes universum.Wat bij Van den Broeck ironie is, die tot stand komt in het spanningsveld tussen schijn en werkelijkheid, krijgt bij Lanoye burleske trekken. Daarin concentreert en verhevigt hij de realiteit, om naar een finale toe te werken, waarin alle personages op de Witte Mars samenkomen. In deze theatrale enscenering heeft alles met alles te maken, niet omdat het zo moet, maar omdat Lanoye het zo heeft gewild. Hij streeft een paradoxaal, verdicht soort realisme na, om dan des te beter het zwaard van de moraal te kunnen bovenhalen, als de ultieme, niet door twijfel of ambivalentie gehinderde ontmaskeraar van schijn, bedrog en mislukking.
Daardoor leiden Lanoyes personages geen echt leven, maar zijn ze slechts lege hulzen, typetjes, karikaturen, allemaal op een of andere manier even verblind: de botte ondernemer, de quasi-verfijnde bankier, de kunstnicht, de SM-jeanet, de anarchistische lesbienne, de officier die zijn sentimentaliteit verbergt achter een aangepraat eergevoel, de in zijn eigen paranoia verstikte, idealistische onderzoeksrechter, het suffige, vroegoude zusje of de hoerige, alleen in haar moederdrift ontdooiende latino-schoonheid.
Het is niet echt een originele vondst van Lanoye om al wie in de roman sterft, een tweede leven te gunnen als commentator, die ronddartelt in een metarealiteit en van daaruit de verdere gebeurtenissen in het ondermaanse gadeslaat, zoals het koor dat doet in de klassieke Griekse tragedie. Maar de truc werkt perfect, omdat deze figuren pas dan blijk geven van een vorm van (weliswaar uitvergrote) authenticiteit. Zo valt het op dat deze personages voortdurend met elkaar in dialoog zijn, terwijl de nog levende personages voornamelijk via uitgesponnen monologues intérieurs, uiteenzettingen, herinneringen en flashbacks
tot de lezer komen.
Daar knelt het precies met deze Zwarte tranen. Er zit geen leven in, de lezer kan slechts doorslikken wat Lanoye oplepelt. De dynamiek wordt nog verder gesmoord door de weliswaar soms met brille geschreven maar daarom niet minder oeverloze uitweidingen waaruit deze roman bestaat. Wie het koesteren van paranoia over de happy few die de kluit belazeren verwart met het hebben van een mening, zal in dat getater ongetwijfeld zijn gading vinden. Clichés en complotten bieden nu eenmaal een gemakkelijke vorm van gelijk. Maar al koestert Lanoye met zijn veelluik literaire ambities die de politieke correctheid overstijgen, ook met dit tweede deel heeft hij ze nog niet gerealiseerd.
Gerard Oevering
Dit is het tweede deel over het leven van de beeldschone, maar veelal rampen veroorzakende Katrien Deschrijver, na 'Het goddelijke monster' *. Onder de vele verhaallijnen is hier haar ontsnapping uit de gevangenis de belangrijkste. Van Dutroux tot de 'Witte Mars', nauwelijks verhuld komen deze gebeurtenissen aan de orde. Via de corrupte Deschrijver spelen eigenbelang, intriges en belangenverstrengeling , kortom de 'Belgische ziekte' een belangrijke rol. Deze roman kan als zelfstandige geschiedenis gelezen worden; de noodzakelijke voorkennis staat in 'Wat vooraf ging'. Als in de soap GTST worden de raadsels uit de vorige roman opgelost, maar komen er nieuwe voor in de plaats. De gebeurtenissen zijn vlot beschreven, stilistisch vol afwisseling, nu eens komisch, dan weer satirisch of plat, met snel wisselende scènes. Lanoye schreef met dit boek een filmische roman. Hoewel de diepgang niet groot is, boeit de roman toch van begin tot eind. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.