Zeik
Herman Brusselmans
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 1999 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 3012 |
Frank Vande Veire
em/ov/24 n
In de zomer van 1944 schrijft de Oostenrijkse auteur Hermann Broch een fictieve afscheidstoespraak van Hitler. Daarin presenteert de Führer zich als de nieuwe Christus. Maar terwijl de jood Christus dacht dat zijn bloedige offerdood volstond om de mensen van hun "verrotheid" en "schijnheiligheid" te verlossen, meent Hitler dat daarvoor iedereen moet worden geofferd. Het nazisme komt dus neer op een perverse omkering van het christendom: "Hele volkeren, neen, alle volkeren moeten aan het kruis geslagen worden," schreeuwt Hitler de mensheid toe. Iedereen moet vernederd worden tot het nietswaardige beest dat hij eigenlijk is. Deze radicale vernedering heeft een reinigende werking. Alleen als de mens in het niets wordt gestort, zal hij ooit zijn waardigheid kunnen terugvinden: "het rijk van de echte vrijheid, de echte broederlijkheid, de echte liefde".
In een column in Humo van enkele maanden terug ('Vreemd fruit') verwondert Herman Brusselmans zich erover dat er zoveel verdraagzaamheid heerst tussen de mensen. Zijn verwondering gaat over in een apocalyptisch visioen van "horden brutale geweldenaars" die deze wereld, beheerst door sullige en laffe verdraagzaamheid, "beu (...) zijn, en alles zullen vernielen wat tot nu toe de schijnheiligheid, de vadsigheid, de onechtheid, de achterlijkheid en de overbodigheid van alles in stand heeft kunnen houden". Wie nu nog zweren bij de bestaande orde zullen dan moeten toezien hoe "hun kinderen vertrappeld worden", "hun vrouwen en maîtresses in de reet genaaid", terwijl zij zelf "met hun kop naar beneden" in de bomen zullen hangen. Maar het zal blijken dat dit nietsontziende geweld een reinigende werking heeft. Pas na deze grondige slachting zullen "liefde" en "verdraagzaamheid" werkelijk opbloeien...
De overeenkomst is duidelijk: zowel Brochs Hitler als Brusselmans' brutale geweldenaars zijn de voltrekkers van een radicale morele reiniging. Er is slechts een Nieuw Begin mogelijk nadat alle schijnheilige burgers eerst tot van pijn en ellende brullende beesten zijn teruggebracht. Broch stelt Hitler voor als iemand die de mensheid, eerst en vooral de Duitsers, haat en haar sadistisch wil straffen omdat ze niet aan zijn overspannen ideaal van zuiverheid beantwoordt. Brusselmans laat in zijn woeste dagdroom de mensheid straffen voor haar "onechtheid" en "schijnheiligheid".
De vraag is hoe Brusselmans zich tot zijn geweldenaars verhoudt. Verontrustend in dit verband is dat net voor het slot van het stuk zijn apocalyptische visioen omslaat in een bevel: "Dit land en al wie het bestiert moet kapot, en al wie de bestierders hoog acht moet verpletterd." Het onbehagen groeit als je weet dat Brusselmans als mens voortdurend schuimbekkend tekeergaat tegen "schijnheiligheid" en "onechtheid". De gedachte dat hij, in schrille tegenstelling met Broch, enige sympathie koestert voor zijn gewelddadige zuiveraars moet dan ook onvermijdelijk bij de lezer opkomen. Zit er niet ergens diep in Brusselmans een klein mannetje met een zweepje dat de mensen wil straffen omdat ze niet beantwoorden aan een ideaal van authenticiteit dat hem voor ogen zweeft?
Maar wat is daar op tegen? Geen haar op Brusselmans' hoofd denkt eraan zijn fantasie te realiseren. Hij is niet gek. Hij is Hitler niet. Hij is een schrijver. Hij stelt er zich mee tevreden het vuile maar noodzakelijke reinigingswerk te delegeren aan fictieve personages, bijvoorbeeld brutale geweldenaars met mythische allure, die alle rottigheid die in de mens zit zo op de spits drijven dat die rottigheid zichzelf opheft. Fantasieën hoeven helemaal niet politiek correct te zijn en zijn dat ook zelden. Men kan zelfs stellen dat Brusselmans tenminste de moed heeft uit te komen voor een cynische en fascistoïde fantasie die menig brave huisvader in haar greep heeft. Is het niet de droom van tallozen dat er iemand opstaat die 'er eens flink de bezem doorhaalt', zij het dat die tallozen aan die droom geen enkele consequentie verbinden, behalve misschien een heimelijke stem voor het Vlaams Blok?
Brusselmans zelf zal er, zeker in deze woelige dagen, op wijzen dat het om fictie gaat, om een vrijblijvende literaire oefening. Jawel, maar dan toch wel een heel paradoxaal soort fictie, die ons wil laten voelen hoe onecht wij wel niet zijn door bijvoorbeeld geweldenaars op te roepen die weliswaar onwaarschijnlijke onmensen zijn, maar, in tegenstelling tot al die laffe, angstige kleinburgers, daar eerlijk voor uit durven te komen en dus 'echt' zijn. En alles wijst erop dat Brusselmans iets met deze 'echte' mensen, met deze goeie slechteriken heeft. In een interview in Humo van september jongstleden bekent hij: "Ik zet m'n tv aan en ik zie fake mensen, even later zie ik weer andere fake mensen in het café. Ik wil een eiland van echtheid creëren in die fake, en als ik vanop dat eiland mijn pijlen op de fake buitenwereld richt, dan vallen er wel eens doden."
Zoals we weten is dat "eiland van echtheid" in hoge mate een literaire en dus fictieve plek. Precies met het fictieve karakter ervan zit Brusselmans in zijn maag. Om te suggereren waar hij met die "echtheid" heen wil, moet hij een mythische bende geweldenaars op laten draven. Alleen via dergelijke bij voorbaat impotente papieren tijgers kan hij zijn keiharde boodschap overbrengen. Omdat hem dat niet bevalt, omdat hij uiteindelijk geen literator wil zijn maar een mens, slaat hij in het openbaar soortgelijke gore en boosaardige taal uit als hij in zijn schrijfsels doet.
Maar hoe meer hij op die manier "echtheid" nastreeft, hoe meer hij vervalt in de onechtheid: die van een mediapersonage, dat door ànderen ten tonele wordt gevoerd als een ruwe, vuilbekkende bink. Brusselmans dankt alles wat hij is aan het literaire wereldje en de media die hij zegt zo te verafschuwen. Zijn schreeuw om echtheid vervliegt bovendien volledig in het ijle, en wel omdat die schreeuw zo lankmoedig en verdraagzaam wordt beluisterd. Zowel de literatuur als de media schamen zich sinds lang voor hun fictionele, geënsceneerde, 'onechte' karakter. Zij willen niets liever dan suggereren dat wat ze presenteren spontaan, 'echt', 'uit het leven gegrepen' is. Zo'n scheldende en vloekende Brusselmans komt voor hen eenvoudigweg als geroepen.
Brusselmans' imago van literaire hooligan past perfect in een mediaklimaat waar een georganiseerde uitbanning van de cultuur aan de gang is. De media zijn als de dood om ergens te diep op in te gaan, een al te ernstige toon aan te slaan. De angst om belerend of moraliserend te zijn zit er diep in: een kwinkslag of een bon mot zijn 'echter' dan een serieuze analyse, allerlei snelle meningen die er emotioneel worden uitgeflapt zijn 'echter' dan één voorzichtige vraag, 'rake' spot heeft een hoger 'echt'heidsgehalte dan onderbouwde kritiek. De gore praatjes die Brusselmans debiteert komen dan ook wonderwel te pas in de kraam van de media, die er een schijn van authenticiteit aan ontlenen. Wie Brusselmans ten tonele voert kan er immers niet van worden verdacht nog taboes of heilige huisjes in stand te willen houden? Brusselmans is zodoende slechts een nar in een wereld waarin naar believen 'echtheid' wordt geënsceneerd.
Het probleem is dat hij verslaafd is aan zijn nep-'echtheid', en dat niet kan toegeven. Hij kan niet toegeven dat hij even nep is als iedereen, dat hij, zoals ieder mens, alleen maar iemand is omdat hij systematisch voorwendt iemand te zijn en dat hij dat onmogelijk níet kan doen. Hoe verbetener hij ontkent tot die 'valse' wereld te behoren, hoe meer hij blijkt erdoor op sleeptouw te worden genomen om als hansworst van de 'echtheid' te worden opgevoerd.
Je kunt het zo stellen: er is geen Brusselmans 'van vlees en bloed' die fictieve personages creëert. Brusselmans is zelf een personage dat langs de weg van de fictie wil tonen dat het ècht is. Niets wijst erop dat hij ooit één moment heeft stilgestaan bij die paradox. Hij lijkt zich daarentegen de Messias van de echtheid te wanen, en beperkt er zich toe de onechtheid, de schijnheiligheid op de anderen te projecteren. Die moeten dan gestraft worden voor de onechtheid die hij bij zichzelf niet wil zien, door ze terug te brengen tot wat ze 'eigenlijk', 'in de grond' zijn: geile, stompzinnige honden.
Dat is de logica van het cynisme, die men niet aan het oog moet onttrekken door op het 'satirische' karakter van Brusselmans' romans te wijzen. Die logica luidt: beter het totale kwaad dan de schijn van het goede. Beter een wilde horde klootzakken die er tenminste voor uitkomen dat ze klootzakken zijn dan al die burgers die slechts voorwenden recht in hun schoenen te staan. Mateloos is daarbij de eigendunk van een cynicus als Brusselmans, die zich, als een martelaar, de incarnatie waant van een vertrappeld authenticiteitsideaal. Zijn boosaardigheid is beter dan de 'valse' goedheid van de massa. Daarom mag hij, een schrijver die vanaf zijn bedreigde "eiland van echtheid" gore, vernederende schimpscheuten de wereld inslingert, zich oneindig ver boven die massa verheven voelen.
Ditmaal was het de figuur Guggenheimer die, als was hij uit de "horden brutale geweldenaars" gestapt, als mythische Grote Klootzak de vuile klus moest klaren. Hij, als onbestaand, fictief monster, kan niemand doden of verkrachten, maar zijn onbestaandheid verhindert hem niet mensen diep te beledigen en te kwetsen. Zeker als het gaat om een modeontwerpster, een vrouw die dus onmogelijk kan zijn wat ze voorwendt te zijn! Ann Demeulemeester heeft de heilige Echtheid beschaamd en moet als straf teruggebracht worden tot een soort voormenselijke, gedrochtelijke uitwas. Zij moet, zoals Brochs Hitler ons toeschreeuwt, "de proef van het niets" ondergaan. Zo'n behandeling kon ze verwachten! Eigenlijk zou ze er best dankbaar voor mogen zijn, want alleen door zo'n grondige verbale verkrachting kan ze worden voorbereid op de grote Verlossing, het Nieuwe Begin. Fuck!
Wie iemand op deze manier beledigt geniet ervan hoe die iemand in het nauw wordt gedreven. Tegen zulke lukrake beledigingen is namelijk geen verweer mogelijk. Je kunt even vulgair terugslaan - maar dan behoor je voor je het weet zelf tot de bende. Dat is uiteindelijk het ideaal van de beul: bewijzen dat het slachtoffer niet beter is dan hij, dat er op de wereld alleen maar beulen zijn en dat je dus als beul gewoon aan de kant van de realiteit staat. Alleen de beul is ècht. Humo is dan ook consequent 'Brusselmansiaans': in een fictief interview laat het de beledigde Ann Demeulemeester de obscene taal uitslaan van degene die haar heeft beledigd. Nog maar eens een staaltje van 'satire'! Wat er niet allemaal voor nodig is om zo'n "burgertrut" (aldus Benno Barnard) tot inkeer te brengen.
Zodra de beledigde zich beledigd betoont, triomfeert de belediger: 'Ha! Ze voelt zich persoonlijk aangesproken, hoewel het eigenlijk maar een grapje was, fictie! Ik bedoelde het eigenlijk niet zo, maar ze geeft het nu zèlf toe!' Wie zich daarentegen niet beledigd betoont en zijn gekwetstheid verbijt, maakt zich medeplichtig aan een orde waarin beledigingen genormaliseerd worden, waarin met name vrouwen, als ze niet voor hysterisch willen doorgaan, geacht worden onaangedaan of ironisch te reageren op schofferende mannenpraat.
Het verbijsterendste in de zaak-Brusselmans is dat men hier een grove persoonlijke belediging probeert goed te praten in naam van de literatuur. En dat Brusselmans zelf, de heraut van de "echtheid" toch, hier plots als een schoolmeester met het fictionele karakter van zijn schrijven schermt. Uit angst voor een tamme literator tussen de anderen te worden versleten, opereert Brusselmans in zijn schrijven sinds jaar en dag uitdagend op de grens tussen fictie en werkelijkheid - maar als iemand zijn geschrijf dan eens werkelijk au sérieux neemt, schrikt hij zich een ongeluk en geeft niet thuis. 'Ga bij Guggenheimer klagen.' Hoe subtiel, deze strategie: 'Ik beledig jou, jou en niemand anders, maar ik ben het niet! En dat uit alles wat ik zeg en doe een diepe sympathie spreekt voor een brutale klootzak als Guggenheimer is hier niet relevant.' Wat een moed. (Door het persoonlijke en gratuite van de belediging, gericht tegen een met naam en toenaam genoemd, in haar werkelijk bestaande beroepsomgeving gesitueerd, werkelijk bestaand persoon is elke vergelijking tussen de zaak-Brusselmans en de rechtszaken tegen Claus (vanwege Masscheroen), Geeraerts (Gangreen) enzovoort naast de kwestie.)
Brusselmans' filosofie is die van elke herrieschopper: 'Het systeem deugt niet, meer nog, het is totaal verrot, want het wordt geleid door mensen die kakken en pissen en neuken, en zich daar een beetje voor schamen - daarom is het niet geloofwaardig. Die machthebbers moeten ertoe geprovoceerd worden zich in hun ware gedaante te openbaren, er moet worden aangetoond dat de macht uitgeoefend wordt door smerige schijt-zeik-neuk-en-moordmachines. Die hypocriete kliek moet er eindelijk maar eens voor uitkomen dat ze in feite niet meer is dan een ongeregelde horde geweldenaars. Alleen als de macht haar wellust toont kan de grote reiniging beginnen.'
Op zo'n macht, een macht die cynisch uitkomt voor wat ze is, is Brusselmans, de anarchist die geen ideologie erkent die verder reikt dan zijn onderbuik, verliefd. Hij is op zoek naar een echte Papa, een die niet hypocriet is, die niet teleurstelt, die absoluut geloofwaardig is. Zo'n ideale Papa kan alleen de smerige, maar dan toch absoluut geloofwaardige superklootzak zijn die zonder 'kleinburgerlijk' slecht geweten voor zijn klootzakkerigheid uitkomt. Zoals Brusselmans zèlf zou willen zijn: een superklootzak, heroïsch, door iedereen veracht en vertrapt om nadien als de grote Zuiveraar, de Messias gevierd te kunnen worden.
'Zou willen zijn' - in zijn literaire dromen natuurlijk. In werkelijkheid beperkt hij zich ertoe, schuilend achter het schild van wat hij braaf 'fictie' noemt, vrouwen verbaal te verkrachten en terecht te stellen. En het schrijversgild weet daar niets anders mee te beginnen dan formalistisch de mantra van het recht op vrije meningsuiting aan te heffen, in plaats van zich even te bezinnen over het simplisme en de perversiteit waarmee in deze zaak het fictionele karakter van literatuur als alibi wordt misbruikt.
Dirk van Bastelaere
em/ov/10 n
De zaak-Brusselmans
'Met zijn schaamteloze aanval op het collectieve narcisme van BV's en ander mediatuig staat Herman Brusselmans in een literair-politieke traditie die zo oud is als het Westen, en de rechtbank had dat moeten weten', betoogt Dirk van Bastelaere.
Herman Brusselmans is een hond, en als dusdanig is hij een rechtstreekse afstammeling van Diogenes van Sinope, filosoof, nietsnut en stamvader van alle satirici. Ook Brusselmans draagt het haar lang, masturbeert in het openbaar, pist en schijt op de geschifte normen van de (media)cultuur en vertoeft in het gezelschap van de chique Atheense hoeren van deze tijd (Joyce De Troch, Sabine De Vos en, nou ja, Sabine Haegedoren).
"Zijn wapen is niet zozeer de analyse als wel de schaterlach. Hij gebruikt zijn filosofische kennis om zijn serieuze collega's belachelijk te maken. (...) Het politieke dier (...) toont aan dat mensen zich in de regel schamen voor de verkeerde dingen, voor hun physis, voor hun animale kanten die in werkelijkheid onschuldig zijn, terwijl ze onbewogen blijven over hun onverstandige en lelijke praktijken, hun winstbejag, onrechtvaardigheid, wreedheid, ijdelheid, vooroordeel en verblinding." Dat schreef Peter Sloterdijk over Diogenes in Kritiek van de cynische rede, zijn boek uit 1983 dat nog altijd een uitstekende kritiek vormt van het cynische, berekende denken dat onze cultuur domineert. Tegenover het cynische machtsdenken plaatste Sloterdijk de kynische impuls, de populaire, plebejische, hondsbrutale verwerping van de officiële cultuur middels ironie, sarcasme en overdrijving.
Met zijn schaamteloze aanval op het collectieve narcisme van BV's en ander mediatuig staat Brusselmans in een literair-politieke traditie die zo oud is als het Westen. Dat de rechtbank dat niet heeft gezien of niet wil weten, is of een blijk van ongeletterdheid of een vorm van cynische repressie. Justitie heeft namelijk geen rekening gehouden met de distributie van een aantal literaire instanties die ervoor zorgen dat de opvattingen van een personage niet noodzakelijk overeenstemmen met het standpunt van de auteur. Die distributie kan er ongeveer als volgt uitzien: Brusselmans (auteur) schrijft een boek waarin een verteller (een medium) de visie van Guggenheimer (focalisator, personage) weergeeft op een ander personage. Het is niet de auteur die crapuleus denkt en handelt maar z'n personages. Met literaire technieken als overdrijving, karikatuur, polemiek en spot brengt de auteur kritiek uit op bepaalde uitwassen waaraan ook zijn personages zich bezondigen. De mediacultus rond BV's is zo stuitend plat en vulgair dat de volbloed satiricus Brusselmans de idiotie ervan alleen maar kan bekritiseren door ze nog grotesker voor te stellen dan ze al is. En om even een onverdachte, neutrale, academische bron te citeren: "Daarmee beoogt satire geen louter komisch effect, maar wil ze kritiek uitbrengen en beleren: het behandelde thema wordt op een zodanige wijze voorgesteld dat het als verwerpelijk of minstens belachelijk voorkomt." (H. van Gorp e.a., Lexicon van literaire termen, Leuven, Wolters, 1991).
Of dat "behandelde thema" nu de organisatie van de Belgische staat is of de hoge eigendunk van een modeontwerpster doet er niet toe. Uit een literairtheoretisch standaardwerk blijkt dat satirici door de eeuwen heen mensen, dingen en situaties als "verwerpelijk" en "belachelijk" hebben voorgesteld. En ja, dat kan soms 'beledigend' zijn.
Uitgerekend deze groteske overdrijvingen leiden ertoe dat de naam "Ann Demeulemeester" in het boek fictionele status verwerft, net zoals dat het geval is met het typetje 'Xavier De Baere' en met 'Patrick Bateman', de seriemoordenaar uit American Psycho. Stijl fictionaliseert. Dat het personage Ann Demeulemeester een groteske transformatie is van een publieke figuur, namelijk de modeontwerpster met die naam, is één ding. Dat de privé-persoon De-meulemeester vindt dat haar merknaam of publieke alter-ego beledigd wordt is een ander. Zolang er in dit land geen majesteitsschennis van modeontwerpers mogelijk is, staat de publieke figuur Demeulemeester zoals alle publieke figuren bloot aan de gevaren van satire en kritiek.
In ieder geval is de censuurmaatregel van de rechtbank een goede aanleiding voor een politisering van het debat over vrije meningsuiting. Schrijvers moeten zich daarvan bewust zijn en het debat uit welbegrepen eigenbelang sturen. Als we de vrije meningsuiting echter een zo ruim mogelijk invulling willen geven, moeten we ook weten wat daar tegenover staat: namelijk een grotere vrije meningsuiting voor niet-democratische stemmen.
Neem Amerika. Toen Jerry Springer in zijn show de Ku-Klux-Klan op bezoek had, konden de Klansmen ongehinderd hun ideeën over de suprematie van het blanke ras verkondigen. Een van hen sprak Springer zelfs met 'Jewboy' aan. Omdat zes van zijn familieleden in concentratiekampen zijn vermoord, moet dat voor de gastheer pijnlijk zijn geweest. Toch gelooft Springer heilig in het recht op vrije meningsuiting. "The best response to odious speech is more speech," is zijn redenering. Alleen is het zo dat het recht op vrije meningsuiting in de VS nagenoeg onaantastbaar is. Het is in het Eerste amendement bij de Amerikaanse grondwet gebetonneerd en wordt vaak bijzonder strikt toegepast, zodat zelfs negationisten hun historisch niet correcte 'mening' mogen verkondigen. "Ik wil niet dat een regering mij vertelt dat een bepaalde historische gebeurtenis heeft plaatsgevonden," zegt Alan Dershowitz, een radicale voorstander van free speech, "zelfs een gebeurtenis waarvan ik honderd procent zeker ben dat ze echt heeft plaatsgevonden, doodeenvoudig omdat ik niet wil dat er ooit een regering komt die me vertelt dat die gebeurtenis niet heeft plaatsgevonden."
In principe moet een personage in een boek beledigende, seksistische, politiek incorrecte en racistische standpunten kunnen innemen. Als deze standpunten niet overeenstemmen met de opvattingen van de auteur zal dat ongetwijfeld blijken uit de manier waarop hij of zij dat personage neerzet.
'Satirici stellen mensen, dingen en situaties al eeuwen voor als verwerpelijk en belachelijk. En ja, dat kan soms beledigend zijn'
Dirk van Bastelaere is schrijver.
em/ov/05 n
Het verzet van de auteur, Herman Brusselmans, en diens uitgever tegen het verkoopverbod van Uitgeverij Guggenheimer heeft geen zoden aan de dijk gezet. Het verbod kwam er vorige week op vraag van modeontwerpster Ann Demeulemeester. Die voelde zich vernederd door passages in het boek waar ze met naam genoemd was.
Het hof van beroep is van mening dat Ann Demeulemeester recht heeft op de bescherming van haar privacy en goede naam. Daar weegt zelfs het recht op de vrije meningsuiting niet tegen op. De voorzitter van de rechtbank, Nico Snelders: ,,Het recht op de vrije meningsuiting is niet absoluut. Het is onderworpen aan beperkingen zoals de bescherming van de goede naam.'' Van censuur wil hij dan ook niet horen.
De uitgevers, Prometheus en Standaard, en de boekhandel Standaard krijgen nu veertien dagen de tijd om de gewraakte roman uit de handel te nemen. En Ann Demeulemeester moet binnen die tijd een bodemprocedure beginnen.
Dan is het aan de rechter in eerste aanleg om definitief uit te maken of Uitgeverij Guggenheimer nog in de huidige vorm -- dus met de Demeulemeester-passages -- op de markt mag komen.
Voor de Boekenbeurs is het dan al te laat. Daar is de hele voorraad met exemplaren al eerder weggenomen. Alleen de vorige titels met het curieuze personage Guggenheimer zijn daar nog verkrijgbaar. In alle boekwinkels van de Standaard-keten is de voorraad ook weggenomen.
Wegens de dringendheid van het verkoopverbod heeft Standaard Uitgeverij, de distributeur, niet kunnen verhinderen dat er hele pakketten naar andere boekhandels gegaan zijn. Ook in Nederland ligt het gewraakte boek nog met hoge stapels in de rekken van de winkels.
De raadsvrouwen van Ann Demeulemeester, de tandem Van Overloop-Beeusaert, waren gisteren opgetogen met de uitspraak maar toonden respect voor het recht op vrije meningsuiting: ,,Als kunstenares is onze cliënt natuurlijk ook voor dat recht. Maar het is een afweging van belangen. Je kunt voor de vrije meningsuiting zijn, maar je hoeft geen pletwals over je heen te laten gaan.''
,,We gaan die bodemprocedure natuurlijk voeren. We vinden dat onze grondrechten geschaad zijn en vragen herstel. In natura. Onze vraag zal zijn om de gewraakte passage te schrappen.''
Meester Eric Van der Mussele, de advocaat van Herman Brusselmans, reageert verbijsterd op de beslissing: ,,Volgens dit hof is scheldproza in Vlaanderen blijkbaar niet meer toegelaten en komt er een einde aan een literaire traditie die al meer dan vijfhonderd jaar bestaat.'' Zijn partij beraadt zich over verdere stappen. ,,Ondertussen zullen we het arrest braafjes naleven.''
In een eerste reactie liet Herman Brusselmans weten dat hij geen spijt heeft van zijn boek, maar dat de gebeurtenissen wel van invloed zullen zijn op wat hij in de toekomst doet.
Hetgeen Carlo Van Baelen, de pasbenoemde directeur van het Fonds van de Letteren, zorgen baart. ,,Ik kan de zaak niet beoordelen, want ik heb de tekst niet gelezen. Het blijft een kwestie van afwegen. Maar als de feiten ertoe leiden dat een auteur preventief aan zelfcensuur gaat doen, wordt het moeilijk. Dan komt hij toch wel heel erg onder druk te staan. Het is gevaarlijk als hij zich beperkt weet door personen en grenzen. Want wat zijn de grenzen?''
Op de Boekenbeurs heerste er in de vooravond verwarring. Mensen stonden in rijen te wachten op signeersessies die maar niet aanvingen. Auteurs hadden zich spontaan in een spoedberaad verzameld om te overleggen over de gebeurtenissen. Onder hen Tom Lanoye, Jeroen Olyslaegers, Conny Palmen en Gerrit Komrij.
In de Erasmuszaal zei Tom Lanoye in een interview aan Chantal Pattyn (Club Brussel) dat het al lang niet meer over het boek gaat, maar over iets veel groters: ,,Er is een karakterproces van Brusselmans gemaakt, zowel als publieke figuur als de manier waarop hij schrijft.''
Volgens Lanoye zijn er drie elementen in het geding: ,,Juridisch gezien zijn er stappen gedaan zonder de stem van de tegenpartij te horen. Daarnaast heeft de rechter het boek niet gelezen en oordeelt hij op basis van tien regels. Boven alles draait de hele discussie om creativiteit en het recht op vrije meningsuiting.''
Over Ann Demeulemeester heeft Lanoye weinig goeds te vertellen: ,,Ze heeft haar privacy opgegeven om van haar naam een commerciële merknaam te maken. Het is jammer dat dit soort mensen niet tegen een vingerhoed satire kan. Ik wil weten wat andere modeontwerpers hierover vinden.''
Jeroen Olyslaegers vindt het fascistisch dat in onze tijden een boek wordt weggenomen uit de boekhandels. ,,Iedereen die de petitielijst niet onderschrijft, is de naam van auteur niet waardig'', vindt hij.
Conny Palmen, die het boek niet gelezen heeft, vindt het bespottelijk dat Demeulemeester zich gekwetst voelt: ,,Een eer is gekwetst als ze valt.'' Over Brusselmans: ,,Dit is dramatisch voor een auteur. Dit is een abortus na de geboorte.'' Ze vindt de beslissing om het boek uit de handel terug te trekken niet symptomatisch voor deze tijd. Veeleer voor de evolutie die een genre doormaakt, met zijn vervaging tussen fictie en feiten. ,,Wat is het personage? Is de Demeulemeester uit de roman echt of fictief?''
De Nederlandse uitgever Prometheus reageerde gisteren bij monde van Plien van Albada. Ze respecteert de uitspraak van de rechtbank en beraadt zich over de verdere stappen van de advocaten. Als Nederlandse vindt ze het verbazend dat deze zaak ingeleid is met een eenzijdig verzoekschrift, zodat de tegenpartij zich niet kon verweren.
In haar land zijn er alvast auteurs die handtekeningen verzamelen om een petitie uit te brengen.
Bladzijde 1: EXIT.
Karel Segers
ob/kt/28 o
ANTWERPEN - Televisiemagnaat Guggenheimer, bekend van 'De terugkeer van Bonanza' en 'Guggenheimer wast witter', wordt uitgever. De kijkcijfers van sommige van zijn programma's zijn immers tanende. Guggenheimer trekt met de botte bijl door boekenland. Het schrijverswereldje beeft. Jules, zijn chauffeur en kolos van dienst, molesteert Claus, Geeraerts en Van Paemel. En elk wezen met tieten en aanverwante valt voor de joodse braniemaker die zijn aanbidsters bij voorkeur 'neust'.
Daaronder uiteraard ook een stel ex-missen, want die zijn, zoals bekend, Brusselmans' iconen van schoonheid en domheid. Brusselmans: «Maar ook types als Eddy Wally of Helmut Lotti hebben een hoeveelheid invloed die niet past bij hun kwaliteiten. Ik heb het altijd mijn taak gevonden te tonen dat de keizer geen kleren draagt. Ik vecht tegen elke maskerade. Maar ik geef mezelf ook voortdurend bloot. Ik heb geen imago.»
- Brusselmans geen imago?!
«Natuurlijk, vanaf het moment dat je op een podium staat, heb je er een, al was het maar om je zenuwachtigheid te verbergen. Een imago is erg ruw: het mijne is langharig met puistenkop. Dat van Tania is 'lekker wijf'.
Kanon
- Je vergeet dat je de grootste vuilbek bent uit de Vlaamse literatuur.
«Mensen maken dat ervan, ja. Anderen màken je imago. In mijn boeken en columns komt ook mijn gevoelige kant naar voor. In 'Ex-minnaar' bijvoorbeeld, een van de belangrijkste boeken die ik schreef, waar ik het over mijn dode moeder heb. Critici zeggen dan: 'daar is hij weer met zijn dode moeder'.»
- En dat doet pijn.
«Uiteraard doet dat pijn. Meer dan dat iemand schrijft dat mijn boek op niets trekt. Als iemand mijn boek niet grappig vindt, kan ik me toch niet verdedigen.»
- Maar je gaat toch niet ontkennen dat je oorverdovend kunt schelden?
«Ik heb het hele scala van scheldtechnieken doorlopen. Dat is een kwestie van stijl: van subtiele ironie naar het grote kanon, als ik echt kwaad ben. Mijn vader kon er ook wat van. Maar scheld ik daarom? Bullshit. We zitten niet in de rechtbank, waar iemand zes mensen vermoordde omdat hij slaag kreeg van zijn grootmoeder. Anderzijds stel ik me soms voor hoe het zou zijn als ik was grootgebracht temidden van boekenkasten en klassieke muziek.»
- Ik hoorde van een jonge kerel dat hij jouw Humo-columns de jongste tijd vaak te 'soft' vindt.
«Ha voilà. Vrouwen komen me feliciteren als ik weer eens schrijf hoeveel ik van Tanja hou, ('ik zou willen dat mijn man dat ook eens schreef') terwijl mannen willen dat ik er nog eens tegenaan schop. Ik moet zeggen dat vrouwen mijn boeken beter begrijpen dan mannen. Die zien meestal alleen de agressiviteit, niet het verdriet dat daaraan ten grondslag ligt.»
- Ik ken een jongere die met jou dweepte en zelfmoord overwoog. Een andere fan was dan weer een onuitstaanbare zelfingenomen etter.
«Je moest eens weten hoeveel 'onevenwichtigen' aan mijn deur bellen of mij schrijven, nietwaar Tania? Wat kan ik daaraan doen? Ik vind dit ook niet leuk en tracht te helpen waar ik kan. Er zijn er ook een boel die willen dat ik hun schrijfsels lees. Ik ploeter me daar dan doorheen, ik kan het niet laten.»
- Lees je alles?
«Je weet nooit of het op het einde beter wordt, hé?»
SS
- Vind je Guggenheimer nu een rijke 'klootzak' of zou je ook zo rijk willen zijn?
«Wie niet? In 'Eerlijk Gezegd' vond iemand het walgelijk dat een mevrouw een handtas van 500.000 frank kocht. Maar als dit nu binnen haar budget valt? Iemand met een bestaansminimum vindt schoenen van 3.000 frank al walgelijk veel. Ik heb niks tegen rijke mensen. Anderen hebben dit waarschijnlijk vooral uit frustratie.»
- De politiek incorrecte Brusselmans, het wordt bijna een stoplap. De jood
Guggenheimer is ook gek op Duitse en Japanse horloges.
«Natuurlijk. Zo'n vent kijkt op naar de precisie waarmee totalitaire regimes hebben gefunctioneerd. Maar denk je dat een criticus in 'De Morgen' dat mag toegeven? Dat een jood opkijkt naar de SS? Dat krediet willen ze me niet gunnen. Guggenheimer vindt zo'n SS-kostuumpje nog niet mis. Wat ik persoonlijk ook vind, moet ik eerlijk zeggen.»
- Men verwijt u ook plat seksisme.
«Guggenheimer verkracht niet, ze komen er zelf om vragen. Alsof de Katia Alensen van deze tijd nooit jamais met iemand naar bed zijn geweest om hun carrière een stap vooruit te brengen.»
Lief
- Zouden alle rijke types zo geil zijn als Guggenheimer?
«Roem, geld en macht erotiseren. Bij mannen speelt het dan geen rol hoe ze eruit zien. Je ziet het toch overal: die kerels 'pakken' om de tien jaar een nieuw lief van rond de twintig.»
- Er spreekt een enorm machogedrag uit Guggenheimers houding.
«Natuurlijk. Maar moet ik tussen haakjes erbij schrijven dat zoveel vrouwen dat niet appreciëren? Men wil romans waarin alles correct afgewogen wordt. Maar puur intellectualisme interesseert me niet in romans. Ik amuseer me daar niet mee. Later schrijf ik misschien ook nog wel eens essays (lacht).»
Marc Reynebeau
em/ov/17 n
GEEF HEM DE VINGER KLEINE RANCUNES
BOEKEN
Herman Brusselmans lijdt aan een literaire variant van het syndroom van Gilles de la Tourette. Slachtoffers van deze aandoening vertonen de neiging om voortdurend te schelden en te vloeken. Ze kunnen daar niets aan doen. Vuilbekken is ook wat Brusselmans doet in zijn met grote regelmaat verschijnende geschrevenheden. De vele weerzinwekkende creaturen in zijn werk dragen vaak de naam van reëel bestaande mensen. Als ze geluk hebben, worden ze alleen als belachelijke domoren afgeschilderd. Meestal voegt Brusselmans daar nog een reeks weinig flatterende commentaren over hun uiterlijk aan toe, waarbij hij zijn aandacht, met name als het om vrouwen gaat, graag toespitst op de geslachtskenmerken. Puberaal? Hij kan het nu eenmaal niet laten.
Maar modeontwerpster Ann Demeulemeester kon zich niet vinden in de manier waarop Brusselmans haar in zijn jongste roman
Uitgeverij Guggenheim ter sprake bracht: "Zo'n dwergpoliep met puitenogen en haar van op haar pruim tot op haar rug", enzovoorts. De rechter gaf haar in kortgeding gelijk, want volgens hem zijn de creatieve vrijheid en het recht op vrije meningsuiting geen vrijbrief voor gebrek aan respect voor de persoonlijke integriteit. Het boek moest uit de handel, in afwachting van een bodemprocedure die bepaalt of Demeulemeester ook nog recht heeft op een schadevergoeding, maar die beslissing kan nog jaren op zich laten wachten.
Boeken verbieden is altijd, principieel, een verwerpelijke zaak. Het recht op vrijheid van meningsuiting en artistieke creatie behoort tot de essentiële democratische waarden en daar moet de samenleving ook wat voor over hebben. Ook individuen moeten kritiek kunnen verduren, zeker als ze de publieke aandacht zoeken, zoals Demeulemeester. Kritiek, al dan niet in groteske of satirische vorm, bezit namelijk een maatschappelijke, intellectuele of artistieke meerwaarde.
Toch is het geval-Brusselmans een ondankbaar voorbeeld om er zulke principes mee te verdedigen. Iemand "puitenogen" toeschrijven is niet bepaald een interessante "mening". Brusselmans benadrukt terecht dat hij fictie produceert en dat hij de gewraakte passage in de mond van een fictief personage legt. En de literaire verbeelding, waar een rechter geen zeggenschap over heeft, moet inderdaad nooit met de realiteit worden verward. Toch schept Brusselmans daar zelf verwarring over door in interviews te blijven schelden op Demeulemeester - de vrijmoedige televisiemaker Luk Alloo moest in zijn VTM-programma TV-6 zelfs enige scheldwoorden wegbiepen - en te betogen dat Demeulemeester wel degelijk, euh, puitenogen heeft.
Maar het is niet omdat het hier om een mening zou gaan, dat deze wansmakelijke seksistische onzin welke meerwaarde dan ook zou bezitten. Brusselmans moet zich over zijn maatschappelijke functie geen illusies maken. Die is onbestaande. Daar streeft hij ook niet naar - "ik ben geen leraar", zei hij in het TV1-programma De Zevende Dag. Maar het wordt wel dubbelzinnig als hij toch naar zo'n functie verwijst om een vorm van onschendbaarheid in te roepen. Als een in opspraak gebrachte politicus steekt hij alleen de middenvinger op.
Een schrijver hoeft niet voorbeeldig te zijn, het liefst niet zelfs. Maar het gekwek mag, op welke manier dan ook, graag iets te betekenen hebben. Het nihilisme of het groteske kennen een lange artistieke traditie, maar bij Brusselmans worden ze niet - niet meer - ingezet voor een kritisch commentaar op de samenleving. Zijn gescheld is voorspelbaar en recupereerbaar geworden en is dus onschadelijk. Het dient alleen nog het voyeurisme, het leedvermaak en de spektakelzucht. Het is allemaal slechts entertainment, in een bedenkelijke mentaliteit die nauw aanleunt bij die van een Jerry Springer: mensen die elkaar afkatten of op het gezicht slaan in de hoop dat een publiek het amusant vindt om daarnaar te kijken.
Sinds Brusselmans voor het opportunisme koos, waagt hij zich nooit meer buiten het register van zijn geliefkoosde slachtoffers, de geheel uit klatergoud en schmink opgetrokken tv-BV's. Brusselmans wrijft hen nooit, met redenen omkleed, iets van betekenis aan (dan zou hij trouwens snel uitgepraat zijn). Hij beperkt zich tot uiterlijkheden, dat ze een kwalijk ruikende adem, te veel schaamhaar of een scheve neus zouden hebben.
Gedurfd! In het beste geval is Brusselmans niet meer dan een parasiet van het tv-amusement, in het slechtste geval de hofnar ervan. Want who the fuck is, bijvoorbeeld, Katia Alens? Welke reden kan er bestaan om aan dit mens papier vuil te maken?
Groteske, satire en parodie zijn dan ook omschrijvingen die al snel veel te chique klinken wanneer Brusselmans' proza daaraan wordt getoest. Men vergisse zich niet: Brusselmans is geen George Bataille, geen Emile Zola, geen Louis Paul Boon. Wat bij andere auteurs een stijl of een genre mag heten, is bij hem maar een cliché. Zijn slordig geschreven, zo goed als inhoudsloze en zichzelf eindeloos kopiërende romans kunnen alleen maar met veel goede wil tot de literatuur worden gerekend.
Ze worden in de Vlaamse pers dan ook zo goed als nooit meer gerecenseerd. Nu is dat in de deficiënte Vlaamse recensiecultuur geen sterk argument, maar toch valt het op dat de twee recensies van Uitgeverij Guggenheim, in De Standaard en De Morgen ("bagger uit Neanderthal"), erg negatief uitvielen. Zo wordt het wel moeilijk om Brusselmans op één lijn te stellen met Salman Rushdie of andere martelaars van het vrije woord. De vergelijking met de boekverbrandingen door de nazi's gaat er heel pathetisch door klinken.
Wat drijft Brusselmans dan? Zijn eerste reactie op het verspreidingsverbod van Uitgeverij Guggenheimer was dat het hier "broodroof" betrof, wat de veelgehoorde kritiek bevestigt dat het Brusselmans niet om artistieke creativiteit of om vrije meningsuiting gaat, maar om geld. Dat verwijt snijdt geen hout. De idee dat de "ware" kunst alleen door een armlastig, aan tbc lijdend artiest op een tochtig en onverwarmd zolderkamertje kan worden gewrocht, is een achterhaalde, negentiende-eeuwse, romantische mythe. Als in de vrije-markteconomie iedereen geld mag verdienen, het liefst véél, dan de kunstenaar ook.
Maar dat neemt niet weg dat Brusselmans, die aanvankelijk blijk gaf van een interessante schriftuur, van zijn schrijverij inderdaad een fabriekje van dubieuze literaire waar heeft gemaakt. Brusselmans gerieft daarmee een uitgebreid en trouw publiek, dat hij altijd even trouw, om de zes maanden of zo, meer van hetzelfde aanlevert. Daarin lijkt hij sterk op de makers van Suske & Wiske. Ook zij produceren met grote regelmaat onderling perfect verwisselbare strips, die, net omdat ze niet beklijven, laat staan dat ze het herlezen waard zouden zijn, hun eigen behoefte creëren. Er moeten almaar nieuwe strips komen, omdat ze altijd weer slechts een vacuüm nalaten. Elk zakje chips smaakt net als het vorige en zo wil de consument het ook; dat is de reden waarom hij die chips blijft kopen.
Brusselmans beseft goed genoeg wat hij moet schrijven om zijn winkeltje draaiende te houden. Hij nam zelf de proef op de som. Recent stuurde hij een manuscript onder schuilnaam in naar meerdere uitgeverijen. Het werd overal geweigerd, ook door zijn eigen uitgeverij. Conclusie: de enige reden waarom deze teksten nog worden gepubliceerd, is omdat de commercieel exploiteerbare naam Herman Brusselmans erop staat.
Dit mag dan een sign o' the times zijn, ethisch bedenkelijker is waarom Brusselmans precies deze of gene in zijn proza laat opduiken. Literaire critici weten inmiddels dat wie iets onheus schrijft over hem, in de volgende roman een gastoptreden mag verwachten. Het zij zo. Volgens De Morgen heeft Ann Demeulemeester haar passage in Uitgeverij Guggenheimer te danken aan het feit dat Brusselmans' vriendin een job werd geweigerd in de zaak van Demeulemeester. Hoe ethisch is het om het almachtige literaire woord in te spannen voor kleine, persoonlijke rancunes en wraakoefeningen?
Toch moeten slechte smaak, ondermaatse kwaliteit, onnozele meningen of dubieuze intenties er nooit toe leiden dat een boek wordt verboden. Anders kan de rechter wel bezig blijven. En al heeft Brusselmans het er ook naar gemaakt, het zou een gevaarlijk precedent scheppen. De belangrijkste les van deze affaire is dat Brusselmans' "slachtoffers" er goed aan doen de schouders op te halen bij diens gescheld. Het is waar, zoals Anne Brumagne in De Morgen aanstipte, dat niemand kan worden verplicht om enig gevoel voor humor te hebben. Maar niemand is ook verplicht om Brusselmans ernstig te nemen, want enig belang heeft zijn werk niet. Het is overigens zeer erg om zoiets te moeten zeggen over een schrijver. Al is Brusselmans voor de rest een aardig mens.
Drs. W.A. Fasel
Brusselmans laat de hoofdpersoon van zijn boek 'De terugkeer van Bonanza' en 'Guggenheimer wast witter' nu een uitgeverij beginnen. De uitgever, Guggenheimer, heeft nergens verstand van, maar zijn vele geld en zijn meedogenloze, zakelijke benadering van de uitgeverij en het gewiekst bespelen van media en sentimenten garanderen succes. De contouren van het verhaal worden al snel zichtbaar en daarna wordt er eigenlijk niet zo heel veel meer aan toegevoegd. De komische herhaling is uitbundig tot stijlmiddel verheven, maar de geringe ontwikkelingen maken het tot een roman die steeds minder komisch en steeds vervelender wordt, zonder dat de beoogde grimmigheid er de plaats van inneemt. Het boek zou aanzienlijk winnen als een strenge uitgever zich er nadrukkelijk mee bemoeid zou hebben. Paperback; zeer kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.