Taal zonder mij
Kristien Hemmerechts
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Atlas, 1999 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : HEMM |
Joris Gerits
il/pr/22 a
Een gebeurtenis kan zich door haar schokkend of bedreigend karakter zo in het geheugen prenten dat ze er nooit meer uit weggeslepen raakt. Wel kan ze in de loop der jaren voor wijzigingen vatbaar blijken - althans, niet de gebeurtenis zelf, maar de betekenis die eraan gehecht wordt. Het is een van de kwesties die Kristien Hemmerechts aansnijdt in haar jongste roman, De tuin der onschuldigen.
In het eerste hoofdstuk wordt het Spaanse dorp C. geïntroduceerd. De drie zussen Verstappen, Judith, Heleen en Nora (de ik-vertelster), gingen er geregeld met de hele familie met vakantie: behalve zijzelf en hun vader en moeder ook oma en opa en de ongetrouwde tante Simone. Hun kleine appartement bevond zich pal naast een gesticht voor verwaarloosde meisjes. Door een toeval is het gebouw nadien eigendom geworden van tante Simone.
Na een theaterfestival in Barcelona is Nora, de jongste zus, die actrice is geworden, in een impuls haar tante gaan bezoeken. Ze verneemt dat sommige dorpsbewoners het plan hebben opgevat het voormalige gesticht in te richten als een museum waarin het lot van de meisjes en andere onderdrukte bevolkingsgroepen ten tijde van Franco belicht zou worden. Tante Simone wil daar niets van weten. Zij nodigt de drie zussen als haar toekomstige erfgenamen uit om een week te komen logeren. Zonder hun betuttelende moeder in te lichten vertrekken Heleen en Nora in de auto van Judith, de oudste, naar Spanje.
Het decor is geschetst, de personages zijn samengebracht, hun stemmen kunnen weerklinken. Het reisdoel wordt haast bijkomstig - de gezusters Verstappen zullen trouwens ook nooit in C. aankomen. Op weg erheen halen ze uitgebreid herinneringen op aan de vakanties uit hun kindertijd. Uit die gesprekken (en Nora's mijmeringen) over de familierelaties, hun omgang met hun mannen en minnaars, hun intieme onderlinge contacten treedt het portret van de drie vrouwen hoofdstuk na hoofdstuk gedetailleerder aan het licht.
Hun namen heeft Hemmerechts met expliciet literaire bijbedoelingen gekozen. Judith is, zoals haar bijbelse voorbeeld, heel gedecideerd in haar spreken en handelen. Van hen drieën is zij de regisseur, net als hun moeder vroeger. Haar probleemoplossende vaardigheden gebruikt zij ook beroepshalve: ze is 'life management consultant'. Wat onder die even blitse als vage term verstaan moet worden, legt Nora uit in een verhaal waarin zij zelf de hoofdrol speelt en waarvan de plot over de hele roman wordt uitgesponnen: terwijl zij al een vaste relatie had met haar huidige man, werd ze nog voortdurend lastiggevallen door een vorige minnaar. Judith heeft haar probleem opgelost en ze heeft er geen cent voor hoeven te betalen. Hoe dat precies gegaan is, blijft overigens schimmig.
Heleen is het kneusje van het gezin - als het over haar gaat, vallen er woorden als "faalangst", "psychotische aanleg", "verkeerd verbonden draadjes in haar hoofd". Zij hoort thuis in 'de tuin der onschuldigen' (zoals een verblijfplaats voor verwarden van geest heet waar de zussen tegen het einde van het boek even terecht zullen komen), maar dankzij haar echtgenoot Jan, die haar leven duidelijk structureert, kan zij ook functioneren in haar baan als verkoopster van schoonheidsproducten in een warenhuis. De knipoog naar de homerische belle Hélène is duidelijk genoeg.
Heleen slaapt altijd met haar borsten bloot, ze verdraagt er geen laken of deken op. Het exhibitionisme van kinderen heeft Freud in verband gebracht met de mythe van het aards paradijs, waar de mensen naakt liepen tot de schaamte en de angst in hun leven kwamen. Met de verdrijving uit het paradijs neemt het volwassen geslachtsleven en de culturele arbeid een aanvang. In Heleen, wier af en toe onaangepaste gedrag als regressie wordt bestempeld, lijkt Hemmerechts die freudiaanse stelling verpersoonlijkt te hebben.
Het motief van de ontblote borsten bevat tevens het antwoord op de vraag die de hele roman beheerst: wat is er in C. gebeurd op de dag dat opa een waterfiets huurde voor zijn drie kleindochters, die vervolgens tijdens hun tochtje op zee op een jacht terechtkwamen? Volgens Judith is het zwijgen in C. toen begonnen. De enige die dat zwijgen echt kan verbreken is Nora, door haar gefrustreerde moeder bewust zo genoemd naar de heldin uit Ibsens Poppenhuis. (De moeder was verliefd geworden op een regisseur die in haar een actrice zag en het jammer vond dat zij zich voor haar man en kinderen opofferde. Maar uitgerekend toen werd zij zwanger van Nora en kon zij haar theaterdroom voorgoed vergeten.)
Nora zal haar moeders droom verwezenlijken: zij is de actrice geworden die haar moeder had willen zijn. Ze zegt van zichzelf dat ze promiscue is - ooit heeft ze tijdens een productie met alle acteurs en met haar tegenspeelster geslapen. Volgens Judith heeft dat alles te maken met wat er gebeurd is op het jacht tijdens dat uitstapje met de waterfiets. Judith was toen zestien, Heleen vijftien, Nora elf. Nora heeft het over haar ontembare verlangen sindsdien om degene te zijn die aanraakt, hoewel in haar het gevoel overheerst dat iemand haar handen afgehakt heeft, zodat ze voor altijd alleen maar de aangeraakte, nooit de aanraker kan zijn.
Wat bij haar zus Heleen als een daad van infantiele regressie wordt voorgesteld: haar borsten ontbloten, ervaart Nora als een drang die sterker is dan zijzelf en waaraan ze dan ook soms toegeeft. Voor een verklaring ervan wordt opnieuw verwezen naar wat er een kwarteeuw geleden voor de kust van C. gebeurd is: "Ooit zal ik vertellen hoe het precies is gegaan op dat jacht waarop we door Heleens onbesuisdheid terecht waren gekomen en dan is het aan u om te beslissen of er al dan niet een verband bestaat met alles wat daarna is gebeurd," staat er ongeveer halverwege het verhaal. Een vertragingstechniek waarvan Hemmerechts zich in dit boek met professionele kundigheid bedient.
Minder professioneel en kundig daarentegen zijn contradicties in de formulering en slordigheden als deze: schuifelen de meisjes van het gesticht op zeker ogenblik in lange rijen voorbij, dan hoor je in dezelfde alinea nog de echo van hun gehaaste voetstappen. Nora kent geen Spaans, maar weet niettemin uit het gesprek van tante Simone met haar Spaanse leverancier af te leiden dat die er duidelijk afwijkende meningen op nahoudt. Beweert Judith van zichzelf dat ze nooit een frank verkwist, twee pagina's verder wuift ze met een royaal gebaar het wisselgeld weg bij de péage. De guardien (sic) van het Franse kampeerterrein, die steeds met deze franglais-term wordt aangeduid, zal in een volgende druk wel verdwijnen. Bij die gelegenheid kunnen misschien ook wat clichés opgeruimd worden, nageboorten van het impressionisme als "het gulle, mulle zand van het strand" of "het zachte gebabbel van de kabbelende rivier", en enerverend redundante opsommingen als "Judiths gsm rinkelt (...). Het is geen rinkelen, maar een biepen, een zoemen, hoe dan ook een niet te negeren geluid." Wie beweerde ook alweer dat schrijven schrappen is?
Nora twijfelt aan wat ze nu echt voelt wanneer ze haar zussen observeert. Ze omschrijft het met drie eigen samenstellingen: 'waanvoelen', 'projectievoelen' en 'herinneringsvoelen'. Ik vind dat 'voelen' maar een krampachtig aanhangsel bij waar het in De tuin der onschuldigen primair om gaat: de wanen, projecties en herinneringen in verband met de jeugd van de drie zussen.
De horizon van De tuin der onschuldigen beperkt zich tot die van een familie met een excentrieke tante, kibbelende ouders, een sympathieke opa, drie zussen met hun privé-obsessies, relaties en relatieproblemen, getolereerde partners en uitgespogen minnaars. Onder die familiestolp klinken 200 pagina's lang de stemmen op van de drie vrouwen die helderheid scheppen in hun jeugdherinneringen maar daarbij tegelijk omzichtig die ene anekdote ontwijken, die Gerrit Achterberg in de cyclus 'Zestien' in drie versregels heeft beschreven: "Van het meisje van zestien jaar / zijn dit de borsten, neem ze maar / zegt ze, je handen dorsten er naar."
Die verzen bevatten de kern van De tuin der onschuldigen. Alleen gaat het in de roman om een meisje van elf.
Kristien Hemmerechts, De tuin der onschuldigen, Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 223 p., 800 frank.
Kristien Hemmerechts. (Foto Stephan Vanfleteren)
Lieve de Boeck
il/pr/29 a
Drie vrouwen, zussen, ,,on the road'' op zoek naar het verleden en wat hen bindt of onderscheidt van elkaar, dat is het verhaal van De tuin der onschuldigen , van Kristien Hemmerechts. Heleen, Judith en Nora, vrouwen van om en nabij de veertig rijden zonder toestemming of medeweten van hun moeder terug naar C. in Spanje waar ze vroeger jaar na jaar hun zomervakantie doorbrachten. Daarvoor was Nora, de jongste zus, die actrice is, al eens in haar eentje naar het dorp teruggekeerd. Het vroegere paradijs lijkt nog bijna onaangeroerd na zoveel jaren. Alleen ,,het gesticht'' waar destijds ,,ongelukkige meisjes'' (wezen, prostituees, kleine criminelen) streng onder de duim werden gehouden met weinig studie en veel arbeid, is van bestemming en eigenaar veranderd.
Een alleenstaande tante van de drie zussen heeft het huis gekocht en er, om in haar onderhoud te voorzien, zogezegd een vakantiebestemming voor Vlaamse kinderen aan gegeven. Maar: ,,Ze loog. Ze vertelde de droom, niet de waarheid,'' bedenkt Nora terwijl ze bij haar tante op visite is en ze besluit terug te komen, maar dan samen met haar zussen, zij zullen immers dit huis erven.
Er wordt wel meer met de waarheid gesjoemeld in deze roman, maar als er wordt gelogen, is dat uit zelfbescherming of om anderen te beschermen, nooit gratuit of pathologisch. Leugens om te overleven hebben we allemaal nodig, het is zaak om de waarheid in het oog te blijven houden, zoals ook de personages in dit boek doen ondanks een soms falend geheugen.
Wie teruggaat naar het verloren paradijs uit de jeugd, kan een paar goed verscholen adders verwachten. Het is niet anders bij deze drie vrouwen, die namen vol literaire referenties kregen. De bijbelse Judith die het hoofd van een minnaar afhakt. Helena die haar echtgenoot verlaat voor een minnaar in Troje, en Nora van Ibsens Poppenhuis die haar man en haar kinderen verlaat. Drie sterke vrouwen dus. De vrouwen uit De tuin der onschuldigen zijn veel menselijker, en ongelooflijk solidair. Dat neemt niet weg dat hun liefde dezelfde ambiguïteit vertoont die iedere intense verbondenheid kenmerkt.
Een van de mooiste scènes uit dit boek is die waarin Nora, de jongste zus, onverhoeds Judith, de oudste, aanvalt - een spel met een ernstige dramatische ondertoon. Nora voelt zich schuldig omdat haar zus die ,,life management consultant'' is, haar heeft verlost van een stalkende en chanterende minnaar. Deze krachtmeting tussen de twee zussen is bijzonder veelzeggend over de onvermijdelijke dubbelzinnigheden, de lichamelijkheid en de potentiële agressiviteit van om het even welke vorm van liefde. ,,Trots houdt ze haar kin omhoog, maar in plaats van haar greep te lossen, laat ze een hand van mijn schouder naar mijn hals glijden. Ze knijpt niet, sluit ook haar hand niet in een wurggreep; ze exploreert, oefent druk uit als een arts op zoek naar een gezwel, als een blinde minnaar die de contouren van zijn geliefde wil opslaan. Mijn hals is van haar. Ze kan ermee doen wat ze wil.''
We kennen allemaal de moeilijk te verdrijven nestgeur van een familie die willens nillens aan elkaar blijft hangen; bij Hemmerechts krijgt dat gegeven een universeler betekenis. Een gezin is voor iedereen de eerste sociale context, de belangrijkste oefening in beminnen, vechten, loslaten of toegeven aan afhankelijkheid.
De drie naar het zuiden reizende dames hebben geen kinderen en zijn hoofdzakelijk dochters gebleven. Hun moeder blijft prominent aanwezig en zelfs op die ,,rijpere'' leeftijd iets doen zonder haar toestemming is even avontuurlijk als het voor een kleuter is de straat op te rennen. Dat is niet iets om smalend over te doen. De overtuigingskracht van dit avontuur bewijst alleen maar dat Kristien Hemmerechts over ragfijne tentakels beschikt om gecompliceerde emotionele netwerken te ontrafelen en dat ze de nooit eenduidige psychologie van relaties en familiale betrokkenheid door en door beheerst.
Dat heeft Hemmerechts met haar vroegere romans en verhalen ook al bewezen. Maar in haar nieuwe roman doet ze dat veel subtieler en dat maakt dat De tuin der onschuldigen de schoonheid, de densiteit en zin voor subtiele nuances bezit die haar sterkste verhalen kenmerken.
Judith en Nora zijn ,,overlevers''. Heleen is de zwakkere, die al een leven lang wordt beschermd, hoofdzakelijk door Judith, de oudste. Heleens hoofd is zachter dan dat van de anderen, ze heeft het niet helemaal onder controle zonder hulp van wie haar liefheeft. In medisch jargon heet het dat ze een ,,psychotische aanleg'' heeft en dat uit zich soms door regressie, gebrek aan remmen en extreme afhankelijkheid. Zorgen voor iemand is allerminst een zuivere daad van altruïsme. Angst, woede, onmacht, de neiging tot manipulatie én de terreur van de zieke of zwakke, zijn de keerzijde van de medaille. Ook die complexe, soms raadselachtige emoties kan Hemmerechts blootleggen zonder een vervormende loep te gebruiken. Haar personage Nora registreert precies, maar nooit meedogenloos.
Nora is geen moederskindje, zij ziet zichzelf als Athene geboren uit het hoofd van haar vader en heeft een unieke relatie met hem - ideaal voor een ontsnappingsroute, weg van de moeder. De vaders worden door Hemmerechts eigenzinnig maar teder geportretteerd: ze zijn niet de grote afwezigen, maar eerder de wat hulpeloze en hopeloos goedbedoelenden, die af en toe willen ontsnappen aan hun echtgenotes en daarvoor wat inefficiënt aan het knutselen slaan of met de kleinkinderen op avontuur trekken.
Het zal ook wel niet toevallig zijn dat Nora als jong meisje bijna haar moeder omver heeft gereden, natuurlijk niet opzettelijk, maar het incident blijft resoneren, zowel bij de lezer als bij Nora en haar familie. Volwassen word je nooit zonder schuldgevoelens tegenover diegenen die je het eerst koesterden en die pretendeerden onvoorwaardelijke liefde te geven. Het zijn allemaal interpretaties die de lezer kan maken, maar die ons godzijdank niet door Hemmerechts worden voorgeschoteld. Daarvoor vertelt zij te veel met ingehouden adem.
Maar Hemmerechts zou Hemmerechts niet zijn als ze ook niet tussendoor over erotiek zou vertellen, daarop worden we al geattendeerd door de mooie foto op de wikkel van het boek. Nora heeft, om het vol te houden binnen ,,het drama dat huwelijk heet'', buiten haar vaste relatie met Maarten minnaars nodig. Zij kan haar erotische verlangens afsplitsen van haar ,,ik'', ze staan haast buiten de persoon die ze is. Haar niet te stillen honger naar aanrakingen zou een oorzaak kunnen hebben in een jeugdtrauma. Zou kunnen. Het kan ook de eeuwige hunker naar compensatie zijn van een in wezen ,,hondstrouwe'' vrouw, omdat de werkelijkheid nooit toereikend is.
Uit interviews met Hemmerechts blijkt dat zij vrouwen hun recht op ongegeneerde seksuele verlangens wil teruggeven, of beter, dat ze daar een literaire gestalte aan wil geven. Ik geloof niet echt dat zij daarmee een taboe doorbreekt, maar het kan deugd doen om eens een man als seksobject te zien figureren, of om de onverhulde maar mooie erotische dromen van een vrouwelijk personage te lezen. Bij Hemmerechts levert dat overtuigende en heel zintuiglijke literatuur op, en dat is haar grote verdienste.
Overigens is ook de relatie tussen de zussen zelf op een fijnzinnige wijze erotisch geladen. Hoe zou het ook anders kunnen? Een groot deel van hun leven deelden deze meisjes dezelfde slaapkamer en vormden zij samen een eiland in de wereld. De onderlinge spanningen en conflicten, dikwijls veroorzaakt door een strijd om aandacht, houden zij verborgen, voor de volwassenen zijn ze ,,zes handen op één buik''.
Maar zelden heb ik zo'n ontroerende dingen over de liefde tussen zussen gelezen. Als de kleine Nora borsten begint te krijgen worden haar pijnlijke tepels door Judith op een heel aparte wijze verzorgd. Judith likt de tepels van Nora om de pijn te laten verdwijnen en Nora laat haar betijen, ook als ze al lang geen pijn meer heeft. Hemmerechts kan zulke scènes liefderijk, spannend en toch heel esthetisch evoceren.
In Altijd met uw gezever, gij schrijft Hemmerechts dat ze vroeger zo bang was om te veel woorden te gebruiken, dat de karigheid met woorden die van Een zuil van zout zo'n heel apart werk maakten, daar onder meer aan te wijten is. Die koele afstandelijkheid was een onderdeel van de charme van die eerste roman. Ondertussen heeft de schrijfster het hopeloze gevecht tegen woorden met een laag slijtage op, opgegeven. Ze gebruikt nu meer woorden, daardoor wordt de empathie groter. Wat nog niet wil zeggen dat dit een sentimentele roman is, integendeel: het is een lucide, boeiende analyse van een kluwen aan relaties en complexe gevoelens.
En dan is er nog dat grote begrip voor geesten die de werkelijkheid niet kunnen filteren, die voortdurend dreigen hun centrum te verliezen. Het portret van Heleen is dat van een bange, maar prachtige, fragiele vrouw. Misschien werd zij zo mooi door de liefdevolle blikken van de anderen. Zij is diegene die echt liefheeft, ze is te naïef om slecht te kunnen zijn of om mensen te gebruiken. Nora en Judith, intelligente en weerbare vrouwen, kunnen dat wel. Als het precieuze raderwerk van het brein wat losjes zit, lijken morele categorieën niet echt te gelden. Over goed en kwaad moet je beslissen als je hersens meer dan behoorlijk functioneren, lijkt Hemmerechts te suggereren. Een prachtige gedachte. Het Franse gesticht voor mensen met een psychische handicap of ziekte, waar ze even in verzeild geraken door toedoen van een stuurloze Heleen heet niet voor niets ,,Le jardin des innocents''.
Een tuin der onschuldigen is ook wat ze willen maken van het huis van hun tante Simone in het Spaanse dorp C., hun vroegere niet onverdeelde paradijs waar ze overigens nooit zullen aankomen, misschien omdat ze onderweg al vertellend over het verleden de struikelblokken in die tuin van Eden hebben (h)erkend. Tante Simone die ooit een geheime relatie van hun moeder heeft verraden (misschien wel uit eenzaamheid), moet volgens hen het huis teruggeven aan de onderdrukte bewoonsters van destijds, een persoonlijke en een maatschappelijke rechtzetting.
De tuin der onschuldigen is één groot en mooi poëtisch samenspel geworden, soms speels, soms doodernstig, maar nooit zwaarwichtig. In de literaire microkosmos die Hemmerechts hier creëert, zijn vrouwen de spilfiguren, maar de verleidelijk meeslepende wereld die ze evoceert, is ruim en allesbehalve claustrofobisch en levert op een heel literaire manier intelligente én indringende commentaar op het verloop van het leven.
KRISTIEN HEMMERECHTS,
De tuin der onschuldigen, Atlas, Amsterdam, 223 blz.
Ann Demeester
il/pr/21 a
Het is bijna een constante: in Hemmerechts romans zijn de bijzaken en details de essentie, het impliciete en het onuitgesprokene de substantie van het boek. Gesuggereerde spanningsvelden en subtiele verschuivingen in de relaties tussen personages, en niet de grote gebeurtenissen bepalen het verloop van het verhaal. En dat is in de De tuin der onschuldigen niet anders. Ondanks de complexe en ingenieuze verhaalstructuur, in het verleden nogal eens een zwak punt, en het gegoochel met de diverse tijd-en vertelniveaus is de uiteindelijke plot of intrige relatief eenvoudig. Een vrouwelijk trio, drie zussen, trekt op pelgrimstocht naar C., het vakantieparadijs van hun kindertijd. In dit godverlaten Spaanse gat betrekt hun Tante Simone, een lompe oude vrijster die gebrouilleerd raakte met de moeder van haar drie nichtjes, het gesticht waar vroeger ontuchtige meisjes door een onmenselijk regime werden omgeturnd tot deftige dames. Vete en schuld, kleine geheimpjes zijn de motor van het verhaal en de autorit naar het Zuiden is meteen ook een afdaling in het verleden. Een verleden dat een doos van Pandora blijkt te zijn. De herinneringen van ikfiguur Nora Verstappen, het licht beschadigde en hopeloos afhankelijke tussenkind Heleen en grote sterke zus Judith die altijd al de teugels in handen had, blijken incompatibel te zijn. Lang vervlogen conflicten worden opgerakeld, machtsverhoudingen worden gewijzigd en schulden vereffend. Tolstoj Wie niet beter weet, vermoedt dat deze roman sterk beïnvloed is door de ervaringen die Hemmerechts opdeed tijdens het bewerken van Tolstojs Anna Karenina voor het Nederlandse Ro-theater. De aanwijzingen en sleutels voor dit soort makkelijke interpretatie liggen voor het rapen. Promiscue Nora, de ikverteller, is niet alleen een professionele actrice die ook in haar privé-leven graag nummertjes opvoert, ze ontleent haar naam ook aan het gelijknamige personage in Henrik Ibsens Een Poppenhuis. Zij expliciteert de dramatische structuur van haar eigen verhaal met zinnen als de meisjes van het gesticht vormen het koor (kostumering, lange zwarte gewaden, hoofddoeken, blootsvoets) hoofdrollen worden vertolkt door Judith, Heleen en mezelf. Vele paginas later probeert diezelfde Nora greep te krijgen op de gebeurtenissen en omstandigheden door haar levensloop en die van haar zusters te fictionaliseren in een zelfgeschreven toneelstuk. Toch ligt De tuin der onschuldigen al ruim een jaar in de spreekwoordelijke lade van het schrijversbureau. Het werd dus geschreven voor Hemmerechts zich op de theaterbewerking van Anna Karenina stortte. Een rechtstreekse invloed was er gezien de chronologie natuurlijk niet, maar het is een element dat moeilijk over het hoofd kan worden gezien. Ik was wel bezig met theater, verduidelijkt Hemmerechts. Op een onrechtstreekse manier misschien. Ik wou me verdiepen in het verschil dat bestaat tussen wie je echt bent en de rol die je speelt. Ik wou nagaan of er überhaupt een echt ik bestaat, dan wel of je niet altijd gedwongen wordt in de maatschappij een bepaalde rol te spelen. Zijn schrijfsters niet net als actrices menselijke kameleons, die op papier aan eender wie gestalte kunnen geven? Schrijven is uiteraard in de huid kruipen van de personages, je moet hen tot op zekere hoogte worden. Al schrijvende word je eigenlijk verliefd op hen. Je bent de enige die op dat moment die mensen kent en je deelt met die figuren, hoe absurd het ook klinkt, een geheim leven. Die verliefdheid kan omslaan in ergernis, in het gevoel dat je dat mens uit je systeem moet krijgen. Er zijn dus overeenkomsten tussen het schrijven en het acteren, maar ik kan me voorstellen dat een echte actrice denkt dat mijn visie daarop niet strookt met de realiteit. Allemaal zussen Kristien Hemmerechts staat er al jaren om bekend dat zij in haar werk de vrouwelijke werkelijkheid toelicht, wat doorgaans ook impliceert dat de cast in haar kortverhalen en romans exclusief uit seksegenoten bestaat. In De tuin der onschuldigen moeten mannen, de onbestemde (groot)vaderfiguur, de virtueel aanwezige echtgenoten en naamloze minnaars, het met een bijrol stellen. Nora reageert op elke verleidersblik als een te goed afgerichte hond, heeft een chronische behoefte aan aandacht, maar is tegelijkertijd onafhankelijk en vrijgevochten. Op dit ambivalente hoofdpersonage na, zijn de vrouwenfiguren nogal vlak en eenduidig. Ze lijken buiten de context van de roman om niet meteen levensvatbaar. Wat meteen de eeuwige vraag uitlokt: zijn dit geschreven zelfportretten? Heel veel van wat ik schrijf is echt fictie, fantasie, maar natuurlijk zit er in alle figuren een stuk Kristien, nuanceert Hemmerechts. Flaubert verklaarde ooit: Madame Bovary cest moi, en ik kan dus ook zeggen Judith cest moi, Nora cest moi. Maar op welke manier, dat is moeilijk te definiëren. Je ervaart iets in jezelf voor vijf procent en je vergroot dat uit tot honderd procent in de personages zodat je veel verschillende mensen kan zijn. De gezusters Verstappen, een driemanschap, worden tot op zekere hoogte naar voren geschoven als prototypes. Drie verloren zielen in een auto onderweg naar nergens. Judith, de gedecideerde, Heleen de angstige, Nora de aarzelende. De ijdele. De ongenaakbare. Die boodschap lijkt ook in de naamgeving verweven. De Bijbelse Judith die onverdroten het hoofd van legeroverste Holofornes afhakte, de beeldschone Griekse Helena die buiten haar wil om de inzet werd van de Trojaanse oorlog, Ibsens Nora, geëmancipeerde huissloof die na lang twijfelen de deur achter zich dicht trekt. Zijn zij effectief gemodelleerd naar deze klassieke vrouwenfiguren ? Ik kan niet zeggen dat het bewust is. Bij het schrijven gebeurt heel veel op een onbewust intuïtief vlak, het is een avontuur. Al schrijvende krijg je voortdurend cadeaus van de realiteit, maar je moet jezelf wel in een soort van concentratie brengen waarin je daarvoor ontvankelijk bent. Je laat het gebeuren en op een bepaald moment ga je patronen zien. Het is voor mij onmogelijk te vertrekken van een schema of een skelet. Ik kan een lijst geven van twintig onderwerpen waarover een roman geschreven moet worden. Nu bijvoorbeeld vind ik dat ik een roman moet schrijven die het multi-etnische van Antwerpen en de spanningen die dat met zich brengt evoceert, maar zo werkt het niet. Het begint meestal met iets dat ik initieel als het ware vaag zie. Tijdens het schrijven moet ik een traject afleggen om die beelden scherper te stellen. Het is net alsof het boek al ergens bestaat en ik het een bestaan moet geven. Bedreigd geheugen De tuin der onschuldigen lijkt op het eerste gezicht het literaire equivalent van wat in de muziek easy listening heet. Het is een boek waar je met een sneltreinvaart doorheen leest, maar in het vlotte, vloeiende proza zitten kleine weerhaakjes ingebouwd, in de vorm van de grote themas die in het gros van Hemmerechts fictie terugkomen. Een van die prominente grondgedachten is de werking en ontregeling van het geheugen, door Hemmerechts ooit het thema van de eeuw genoemd. Zei Laura, de hoofdfiguur in Brede Heupen (1989), nog dat het beter zou zijn het verleden niet te kunnen onthouden, want verleden roept heimwee op, dan probeert Nora elke situatie en elk gevoel uit haar jeugdige levensjaren zich weer voor de geest te halen. Ze faalt, haar geheugen zit vol gaten en ze heeft aan bepaalde feiten totaal andere herinneringen dan haar zussen. Erger is het gesteld met tante Simone die, vanuit haar zelfgekozen isolement, volledig uit het oog verliest dat zij de erfgename en de bewaarder van een collectieve geschiedenis is. Simone woont in het Spaanse gehucht C. in het tehuis voor reconditionering van weerspannige meisjes dat ze inrichtte als een gasthuis. Ze heeft niet alleen alle banden met haar bloedverwanten doorgeknipt, maar weigert eveneens rekening te houden met de beladen voorgeschiedenis van het pand en negeert de vraag van een lokaal comité om het om te bouwen tot een museum. De ontknoping laat zich dan ook lezen als een symbolisch gekleurde afrekening. Simone, de afvallige die zich afkeert van de geschiedenis en in het verleden haar zuster verraadde, wordt gestraft voor haar gebrek aan solidariteit. Het onrecht dat aan de anonieme meisjes uit het gesticht, vrouwen zonder naam en zonder geschiedenis, werd aangedaan, wordt rechtgezet. Hemmerechts liet zich voor deze lichtelijk naar moralisme ruikende plotontwikkeling inspireren door wat daarnet werd omschreven als een geschenk van de werkelijkheid. Ik reisde op een bepaald moment naar Theresienstadt-Terezin in de nabijheid Praag. In WO II was die vestingstad een Duits concentratiekamp, waar heel veel kinderen en kunstenaars verbleven. Na de holocaust is daar een gedenkmuseum opgericht. De rest van het desolate stadje wordt gewoon bewoond door Tsjechen. Dat klopte naar mijn gevoel niet, er zou een rijke jood op het idee moeten komen om alles op te kopen en er een gigantisch monument van te maken. Uiteraard overstijgt Hemmerechts in de roman dit anekdotische gegeven en bedt ze het in in een bredere context. Het geheugen, op individueel en collectief politiek-historisch vlak, houdt me heel erg bezig. Zelfs in die mate dat ik me moeilijk kan voorstellen dat het bij andere mensen niet zo zou zijn. Een mens is in sterke mate de som van alle ervaringen en impressies. Ik ben daar heel gemengd en dubbelzinnig in. Het is niet zo dat ik vind dat je moet blijven vaststeken in het verleden, dat je erdoor gedetermineerd bent, maar je moet aanvaarden en erkennen dat je het met je meedraagt. Als je dat van jezelf wil afgooien, dan doe je jezelf geweld aan. Het zijn ervaringen die op je lijf geschreven zijn en je kunt ze niet zomaar uitwissen. Dat zit duidelijk ook in het boek. Verleden Wat haar letterkundige werk betreft, houdt Hemmerechts de blik nochtans strak op de toekomst gericht. Sinds ze in 1987 met haar debuutnovelle Zuil van Zout een gooi deed naar het literaire sterrendom, publiceerde zij een reeks van vijftien romans, essays en verhalenbundels. Tijd voor een terugblik of een analyse van het thematische familieverband tussen deze werken is er niet. De schrijfster concentreert zich ten volle op haar nieuwe work in progress, een roman die in oktober 1998 al werd aangeboord en waarover ze in Humo zei dat dit nu het beste of het slechtste zal worden dat ze ooit zal geschreven hebben. Is De tuin der onschuldigen dan het tekstuele hekje dat een bepaalde periode afsluit? Ik had dit boek al voor de helft af toen Herman gestorven is. (Haar man, de dichter Herman de Coninck, overleed in mei 1997, AD.) Het was uiteraard een hele stap om opnieuw de pen op te nemen, maar de kiem van het boek was ontstaan voor zijn dood. Ik wist min of meer waar ik naartoe wilde en het kwam dan ook neer op het afmaken en voltooien van die visie, zegt ze aarzelend. Alleen was ik toen intensief bezig met de dood. Ik dacht: laat ik dat besef maar mee opnemen in het boek, het is misschien al te artificieel als ik het er helemaal buiten wil houden. Ik heb toen heel expliciet een passage ingelast waarin Nora het heeft over het moment waarop haar ouders er niet meer zullen zijn. De tuin der onschuldigen werd geschreven met het ene been in wat dan waarschijnlijk Hemmerechts vorige leven heet. De spreekwoordelijke kentering kwam er pas na het schrijven van Taal zonder mij (1998) en het afronden van de Tolstoj-bewerking. Ik had mezelf toen opgelegd dat ik alleen nog fictie zou schrijven als ik het niet meer kon uithouden. Het was een soort test, ik wou ontdekken of ik na het overlijden van Herman nog die drang tot schrijven had. Blijkbaar is het een soort verslaving, want toen ik niet achter mijn schrijftafel zat, voelde ik me fysiek gewoon slecht en kreeg ik de indruk dat de personages echt aan mijn mouw kwamen trekken en vroegen om geschreven te worden. In Taal zonder Mij schreef ze: Het leven zet ons op onze plaats. Het leven snoert ons de mond. Het leven leert ons een toontje lager te zingen. Maar dus ook niet meer bang hoeven te zijn voor verlies, want je hebt alles verloren. Of toch veel. De paradoxale vrijheid die verlies oplevert. Over die vreemdsoortige vrijheid na de emotionele aardbeving die het wegvallen van haar echtgenoot teweegbracht, kan ze niet zwijgen. Wat ik wil weten is of dat dan ook een impact heeft op haar werk. Je leest heel dikwijls dat iemand die iets traumatisch meemaakte meer mens wordt. Dat is het grote cliché, helaas vrees ik dat daar een heel stuk waarheid in zit. Je wordt zo door elkaar gerammeld dat je daar toch wel een zekere verdieping uithaalt. Veertig is sowieso een cruciale verjaardag, eenmaal je op dat kruispunt bent aanbeland, besef je dat het leven niet eindeloos doorgaat. Als je daar nog eens een totale shocktherapie bovenop krijgt, dan wordt dat effect versterkt. Je hebt zoiets van: geen gezeik meer, ik doe wat ik denk dat er moet gebeuren. Dat is de vrijheid en de rust die je krijgt bij het ouder worden. Meer lef om te zeggen waar je voor staat en een grotere bereidheid om tot op het bot te gaan. Die bereidheid tot kwetsbaarheid, de moed om iets van jezelf in je teksten te tonen is volgens Hemmerechts een conditio sine qua non. Dat betekent niet dat je iets prijsgeeft over je privé-leven, maar wel dat je daar helemaal staat. Met je kop maar ook met je hart, je darmen, je intuïtie, je heden en je verleden. Dan wordt het pas interessant. Aan techniek moet je iets toevoegen en ik kan daarvoor alleen het woord engagement gebruiken. Daar is durf en heel wat zelfvertrouwen voor nodig, en ik heb het gekke gevoel dat ik dat door wat er gebeurd is meer heb. Welke implicaties dat voor mijn werk heeft (lacht), dat zullen we pas binnen drie jaar weten.
Kristien Hemmerechts, De tuin der Onschuldigen, Atlas, 222 pp., 800 frank. ISBN 90 450 0281 7
Cultuur ■
Sus van Elzen
il/pr/28 a
WEDERZIJDS HUWELIJKSBEDROG
BOEKEN
Het is een roman in de Engelse stijl, helder geschreven en stevig gecomponeerd zoals die stijl dat verwacht. Het gaat over het bewaren van geheimen, en de ellende die je ermee krijgt, door ze te verraden of te bewaren, of door het blote feit dat ze bestaan. Het is ook een roman over drie zusters en hun familie. Aan literaire verwijzingen ontbreekt het hier niet. De drie zusters - een zakelijke, een licht mentaal gehandicapte, een actrice (de ik-figuur) - gaan samen op reis naar het vakantieoord van hun jeugd: een dorp in Spanje met, tussen de andere herinneringen, een gesticht voor gevallen of bedreigde meisjes. Dit, het oord meer dan het gesticht, is de tuin van hun jeugd waar de titel op slaat: "De tuin der onschuldigen", door Kristien Hemmerechts.
Dat het tevens een roman is over verloren onschuld zal na die titel ook wel geen geheim meer zijn.
Na een tijd ga je de opzet zien. Het is een dansje van de drie, waar om de beurt hun partners, vrijers, moeder, vader, opa, tante, in meegetrokken worden, als facetten van blauw geslepen glas, of als beelden die voor een lens komen. Want er zijn verschillende geheimen, elk personage heeft er wel, te beginnen met de opa en eindigend met de ongelukkige bemoeizieke mama. Nog meer dan een rondedans van personages is het een stoet van wederzijdse geheimen die je ziet voorbijkomen.
Waarom is tante Simone in ongenade gevallen bij mama, haar zuster? Omdat ze mama's geheim aan papa verklapt had. En waarom had ze dat verklapt? Aha.
Het is ook een geometrische figuur, rond van vorm, waarin het ene geheim in het andere haakt als in een goed geknoopt tapijt, en met een centraal geheim ook, de verborgen tuin van het tapijt, waar de ik-figuur de hele tijd op alludeert, een zo verschrikkelijk geheim dat het niet uitgesproken geraakt, dat dood en verderf zaait rondom - de genereuze opa heeft het geen twee maanden overleefd -, en dat het hele boek beheerst.
En dat boek is ook een portret natuurlijk, van een Vlaamse meisjesfamilie die met vakantie ging naar Spanje in Franco's tijd, die nu teruggaat en herinneringen ophaalt onderweg. Van hoe het was, met hen en thuis in het gezin toen ze klein waren, en hoe dat zat met die zolder en met dit en met dat. En van hoe het nu is, met de echtgenoten en geliefden, de wederzijdse geheimen op dàt vlak en het wederzijdse huwelijksbedrog, de eigen fysieke fantasmen en de andere rondedans van trekken en duwen, haat en liefde, niet kunnen missen en nooit meer willen zien.
En het is op die manier dat de roman in de verdrukking geraakt. De ik-figuur - de actrice Nora - praat te veel, al zal Kristien Hemmerechts dat wel een stream of consciousness noemen. Ze doet ook haar zussen te veel praten, maar vooral is ze te veel zelf aan het woord. Ze vertelt met te veel geestdrift over hoe het vroeger was, bijna ga je haar ervan verdenken dat ze, letterlijk, aan haar dochters haar jeugd zit te vertellen. Maar ze heeft geen dochters, die dochters dat zijn wij. Wat daar op tegen zou zijn: dat het te realistisch gebeurt, dat de intimiteit van het meisjesnest - bedrieglijke intimiteit want vergeven van de geheimen: promiscuïteit zou al een beter zwaar woord zijn - met àl te veel plezier is neergezet.
Dit is het probleem: Hemmerechts geeft te veel informatie die ze niet nodig heeft en soms te weinig waar ze wèl nodig is. Waarom is die opa gestorven? Wat komt die eerste reis van Nora in het begin van dat boek doen? Komt die alleen maar een mooie entree
geven? Men weet het niet, zonder dat dat niet-weten een functie heeft, zonder dat het boek er geheimzinnig bij wordt. Er is een rookgordijn van overbodige informatie dat het sinistere patroon van geheimen en verraad aan het oog onttrekt, en dat rookgordijn functioneert te goed. Het patroon is niet dwingend meer voor het oog, het vervaagt, zodat het boek wegzakt in gekwebbel tussen drie zusters en de lezer tegen het einde aan, als de donkere kanten boven water komen, al lang in de mening verkeert dat hij, dat zij, het wel bekeken heeft.
Kristien Hemmerechts: "De tuin der onschuldigen", Atlas,
Amsterdam/Antwerpen, 224 blz., 800 fr.
31/12/2002
Drie zussen zijn op weg naar het Spaanse dorpje C., waar zij als kind de vakantie met hun ouders doorbrachten. Nora, de jongste zus, heeft een tijd voordien nog een bezoek gebracht aan het dorp en haar tante, die in het voormalige tehuis voor ongewenste meisjes woont. De nieuwe tocht die ze ondernemen, heeft te maken met de erfenis van tante Simonne en dus ook met de bestemming van het gesticht. Toch is deze reis vooral een reis naar zichzelf, want de drie vrouwen die samen onderweg zijn, hebben blijkbaar nog wat te verwerken. Hemmerechts is goed in het verzwijgen en het wordt de lezer snel duidelijk dat de informatie hier slechts met mondjesmaat zal worden vrijgegeven. Toch is het zonneklaar dat er informatie wordt achtergehouden: het leven heeft de zussen trauma's bezorgd en ze zijn er blijkbaar nooit in geslaagd daarover met elkaar te praten.
Judith wordt de regisseur van deze reis genoemd: zij is de oudste en weet ook alles voor de anderen te regelen. Zo heeft zij ervoor gezorgd dat een lastige minnaar Nora niet langer kopzorgen baart. Heleen is de tweede zus en zij heeft boven alles behoefte aan orde en regelmaat. Heleen kan niet zonder haar echtgenoot Jan en toont zich tijdens de tocht ook als een bijzonder labiel persoon die niet weet hoe ze zich moet gedragen. Nora observeert, reconstrueert een verleden dat steeds bedekt is gebleven. Vragen rijzen: waarom ging opa zo gemoedelijk om met Paloma, de directrice van het tehuis? Soms wordt voldoende gesuggereerd en hoeft het niet meer uitgelegd waarom de moeder boos is op haar zus Simonne.
De tuin der onschuldigen analyseert karakters en relaties, ontsluiert geheimen die al een heel leven meegaan, maar dat betekent nog niet dat de problemen daarmee opgelost zijn, ook Nora ligt behoorlijk met zichzelf in de knoop (en voor mannelijke lezers lijkt haar zelfanalyse en zelftwijfel misschien wel erg op gezeur), maar de meest voor de hand liggende oplossing, nl. een open gesprek voeren, gaat ze blijkbaar uit de weg. Het is dan ook de vraag of de drie zussen inderdaad zes handen op een buik vormen, want alledrie hebben ze hun eigen motieven, die ze aan elkaar niet reveleren. [Luk De Geyter]
Redactie
De titel van deze roman is een letterlijke vertaling van 'Le jardin des innocents', maar innocent kan ook onnozel, in de zin van makkelijk om de tuin te leiden, of zelfs achterlijk zijn. Die betekenis is van toepassing op de middelste van de drie zussen - Judith, Heleen en Nora - om wie het in dit boek draait. Het verhaal wordt verteld door de jongste, Nora, actrice. Zij dankt haar naam aan de tragische hoofdpersoon uit het toneelstuk 'Een poppenhuis' van Ibsen. Toen ze nog jong waren brachten de zusjes met hun ouders, opa en oma, en een ongehuwde tante verschillende vakanties door in een klein Spaans dorpje. Vele jaren later gaan ze met hun drieën per auto terug naar dat dorpje, om hun tante te bezoeken die eigenares is geworden van het niet meer als zodanig in gebruik zijnde gesticht voor de heropvoeding van meisjes. Tijdens de tocht wordt stukje bij beetje onthuld wat er is voorgevallen op een van de laatste dagen van de laatste keer dat ze daar met vakantie waren. Het heeft een stempel op hun aller leven gedrukt. Met granieten ernst beschrijft Hemmerechts (1955) het verlies van kinderlijke onschuld, en de dominante rol van verwrongen seksualiteit in het leven van deze drie vrouwen. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.