Zeik
Herman Brusselmans
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Prometheus, 1998 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BRUS |
Herman Jacobs
us/ug/28 a
Het kon op den duur niet uitblijven, en nu is het dan zover: Herman Brusselmans heeft een vervolg gebreid aan De man die werk vond. Had hij dat maar niet gedaan. Dat wil zeggen, had hij dat maar niet op deze manier gedaan: zo lamlendig, ongeïnspireerd en gemakzuchtig dat je, net zoals bij de overgrote meerderheid van zijn andere boeken, al na tien pagina's zit te gapen van verveling. 't Is fraai, zei de kraai.
Dat is des te treuriger omdat De man die werk vond onbetwistbaar het hoogtepunt van Brusselmans' oeuvre is. Dat geestig somberende, licht getikte en, ondanks de wat primitieve opbouw en het zwakke slot, hier en daar bijna geniale boekje had beslist beter verdiend dan dertien jaar later zo'n geestloze voortzetting te krijgen. Het is alsof je na een weliswaar niet helemaal volgens de regels der kunst toebereide, maar toch verrassend smakelijke maaltijd een enorme kwak haastpudding uit de gaarkeukenketel op je bord krijgt. Natuurlijk zijn er ook nu weer mensen die deze doodgekookte prut "een uitstekend vervolg" noemen, maar die kun je alleen maar van cynisme of serviliteit verdenken.
Het verhaal - nu ja, wat heet: Louis Tinner, eertijds net zoals zijn schepper bibliothecaris op een ministerie in Brussel, is ondertussen, net zoals zijn schepper, veertig geworden en drijft, anders dan zijn schepper, een tweedehandsboekhandeltje in Gent. De rest bespaar ik u: Tinner die zijn schaarse klanten afbekt en zo snel mogelijk zijn winkeltje uitwerkt, zeer vele blikjes Jupiler drinkt, zijn water loost, voor zich uit wauwelt, voor de buis hangt, zijn stompzinnige, geborneerde gedachten denkt.
Zoals uit de titel blijkt is in heel deze moedeloos stemmende tekstbrij ook een Messiasmotief verwerkt. Laat dat maar helemáál zitten, want waar het op moet slaan, bij God, ik zou het echt niet weten. Werken doet het in elk geval voor geen meter; ook als anti-Messias ("'Dood! Marteling! Vernieling! Seks! Wreedheid! Verkrachting! Het Grote Ten Onder Gaan!' schreeuwde hij. 'Vandaag Nog! Nu! Ter Plekke! Ter Plaatse! Hier! Voor Eeuwig En Altijd! Tinner! De Beëindiger Van Al Wat Leeft'") is Tinner alleen maar onplezierig ridicuul, zoals elke puber met meer pretentie dan hersens.
Het is weer eens meer van het ondertussen uit den treure bekende. Veel meer dan een vervolg op De man die werk vond is dit Nog drie keer slapen gewoon de voor de tigste keer opgewarmde kost die Brusselmans in pakweg zijn tien vorige romans (de twee Guggenheimers in zekere zin uitgezonderd) ook al serveerde.
De Louis Tinner uit dit boek, in markante tegenstelling tot het hoofdpersonage van De man die werk vond, is namelijk vrijwel niet te onderscheiden van al die pathetische, agressieve en tegelijk larmoyante, penetrant vervelende ik-figuren die Brusselmans gewoonlijk opvoert. En ook de enkele armoeiige verhaallijntjes die dit boek een schijn van plot moeten geven herken je stuk voor stuk uit vorig werk: een knullige moordzaak waarbij Tinner betrokken raakt, zijn relatie met een veel jongere vriendin waarvan hij zich afvraagt waarom hij er eigenlijk mee doorgaat, gedoe met een andere vrouw die om onnaspeurlijke redenen halfgek wordt van paarbelustheid als ze hem ziet, terwijl hij haar verafschuwt en haar dus ongeremd vernedert, een feestje waar hij zich misdraagt, cafébezoek... Boeiend, maar laten we verdergaan.
Pretentieuze fooraap, noemt Tinner een van zijn klanten in gedachten. Schelden komt, zoals bekend, vaak voort uit verdrongen zelfhaat. Wat je roept ben je zelf. Bij een primitief personage als deze namaakboekhandelaar is dat heel duidelijk het geval. Het geldt bij uitbreiding ook voor zijn schepper, die kennelijk denkt dat het publiek zijn slappe gekeutel toch wel voor chocoladevla zal blijven opeten.
Kortom: fans altegader, spoedt u naar de dichtstbijzijnde boekhandel en koopt ieder achthonderd exemplaren van dit kutboek (aldus HB zelve in een recent interview). Komt er daar tenminste plaats vrij voor het echte werk.
Jeroen Overstijns
us/ug/20 a
Ver weg in 1985 schreef Herman Brusselmans een boek dat meer dan tien jaar later nog altijd een van zijn meest gerenommeerde romans is. Het heette De man die werk vond , handelde over een vuilbekkende bibliothecaris in een druilerig Brussels ministerie, eindigde met het ontslag van de protagonist, en is - weliswaar in pocketomnibusvorm - nog altijd bij de lokale boekenboer te vinden.
Nu schreef Brusselmans een roman die het vervolg op De man die werk vond heet te zijn. Nog drie keer slapen en ik word wakker is de behoorlijk messiaanse en ook lichtjes lang uitgevallen titel, naar een nieuw levensmotto dat het hoofdpersonage - zelf in zekere zin ook niet vies van een heilsboodschap hier en daar - zich aanmeet.
De idee van een vervolg op De man die werk vond klinkt een beetje vreemd, al was het maar omdat die roman, naar goede Brusselmans-gewoonte, weinig of geen spoor vertoonde van een plot. Die kon de schrijver dus alvast niet op de een of andere manier doortrekken in deel twee. Hoofdpersonage Louis Tinner, nu veertig jaar oud, heeft Brusselmans wel kunnen overnemen. Tinner part II lijkt echter bijna even veel op de protagonisten uit Brusselmans' andere romans als op de protagonist uit De man die werk vond : ruwe bolster, niet gehinderd door fatsoen of schroom maar wel met dito blanke pit en klein hartje.
Het is opvallend hoe sterk de Brusselmans van toen stilistisch ook de Brusselmans van nu is. Zijn taal is er weliswaar radicaler op geworden, vormvaster en scherper, maar in se is ze heel gelijklopend. Ook de toon of het wereldbeeld zijn nauwelijks geëvolueerd, ze zijn misschien alleen nog iets zwartgalliger en larmoyanter geworden.
Herman Brusselmans is, kortom, een man van literaire principes. Of in ieder geval iemand die weet dat het publiek van hem geen andere pose duldt dan een absolute. Meestal extreem bullebakkend, soms extreem melo-pathetisch, vaak elitair, even vaak conservatief. Maar niet de inhoud, alleen de radicaliteit ervan blijkt belangrijk. Daarom kan Brusselmans columns en boeken schrijven die in wezen nergens over gaan. Zoals Nog drie keer slapen en ik word wakker .
LOUIS TINNER is jaren na het debacle in de duistere krochten van de ambtenarij aanbeland in een eigen maar evenmin florerende tweedehandsboekenwinkel in Gent. Zoals vroeger op het ministerie de een na de ander een bibliotheekstuk kwam opspeuren, laat Brusselmans nu het ene personage na het andere opdraven als klant, collega-winkelier, would-be-minnares of vriendin.
Meestal opteert Tinner daarbij voor een frontale aanval, en bullebakt hij als vleesgeworden antichrist van de middenstand zijn klanten met lege handen de winkel uit. Dat hoort zo, want: ,,Jongen, jongen, wat ik hier over de vloer krijg, ik vraag mij vaker dan dagelijks af waar ik het aan heb verdiend. Het is alsof ik de gekken en de gedegenereerden aantrek.''
Van tijd tot tijd toont Louis Tinner wel erbarmen. Dan gunt hij de bezoeker via een vriendelijk (soms gewoon onbegrepen sarcastisch) antwoord luttele seconden respijt. Als een kat die nog wat met haar prooi speelt vooraleer die op te eten, helaas. Uiteindelijk blijkt Tinners inzet altijd dezelfde: hoe jaag ik mijn medemens met verbaal precisiewerk in geen tijd weer de straat op. Niet dat hij geen klanten wil, maar in wezen is Tinner in niets geïnteresseerd behalve zijn eigen existentiële tragiek. Wat zouden hem dus die klanten kunnen schelen?
Tinners woede is alomvattender en fundamenteler dan die heel particuliere uitvallen doen vermoeden. Voor autist Tinner is zekerheid de enige maatstaf. Verandering betekent paniek (,,Ik ben een geëngageerde, anarchistische conservator van het onveranderlijke''). Verveling is zijn grootste goed: ,,Het enige van tel is de verveling, en dan niet de verveling die je verdrijft maar de verveling die je bewust beleeft en die je laat ervaren dat ieder mogelijk alternatief alleen nog vervelender kan zijn.''
De boekhandelsetting past perfect bij wat Herman Brusselmans' essentiële idee voor een roman lijkt te zijn. Een alles becommentariërend hoofdpersonage loopt langs de zijlijn van het leven, en met hem de lezer. Hij beleeft hier en daar wel iets, maar schimpt vooral. Met een zelfgenoegzaamheid en complexloosheid die doet uitschijnen dat de rest van het universum hem zonder problemen als zijn epicentrum accepteert. Achter deze façade heerst evenwel de grootste onzekerheid, en een zwak zelfbeeld.
Nog drie keer slapen en ik word wakker volgt slechts vier dagen in het leven van Tinner. Op de eerste dag zit hij in zijn winkel en vertoeft hij nadien op een feestje. De tweede dag is een droeve dag want zijn jonge geliefde Zoë zit in Florida. Dag drie staat in het teken van Zoë's succesvol afgeronde modeopleiding, en dag vier brengt Louis als medeplichtige aan een moord even op het politiebureau door. Verder gebeurt zo goed als niets. Dat besef je als lezer maar al te goed. Je slikt het maar, anders sla je het boek al na twee bladzijden dicht.
DAT zoveel lezers het effectief slikken dat er niets gebeurt in een boek van Brusselmans, is merkwaardig en interessant. Zijn radicaliteit schuilt in wezen veel meer in die nietszeggendheid dan in zijn erg banale focus op seksuele of gewelddadige extremiteiten. Wanneer Brusselmans het heeft over de stoelgang van Monika van Paemel of het paargedrag van jeanetten, ben je toch alleen maar geïrriteerd omdat hij veronderstelt dat hij je met zoiets pathetisch zou kunnen schokken?
Een boek dat er eigenlijk geen echt vervolg op is, toch aan dat oud succes koppelen: criticasters zullen Herman Brusselmans ervan beschuldigen gemakkelijk succes na te jagen. En gelijk hebben ze, meer dan gelijk zelfs. Marketinggewijs is het trouwens een leuke zet en ook niet meer dan dat.
Maar let's face it, als er iemand in de Vlaamse literatuur het al duizenden malen dood verklaarde experiment radicaal vorm geeft, dan toch de zo verguisde Herman Brusselmans in Nog drie keer slapen . Een boek over het grote niets, zonder plot, zonder thema, zonder betekenis. Stijl met personages en verveling, meer niet eigenlijk: il faut le faire. Een beroepsschrijver met desalniettemin zulke verheven literaire idealen vergeef je toch graag dat zijn boek de inhoud heeft overgeslagen, of niet?
Tom Verheyden
te/ep/05 s
De zomer bracht ons alweer een nieuwe Brusselmans. In 'Nog drie keer slapen en ik word wakker' betreedt Louis Tinner opnieuw het toneel, de protagonist van 'De man die werk vond', Brusselmans' cultsucces uit 1985. Tinner, die in veel opzichten erg op Brusselmans lijkt, is ook veertig geworden. Een kleine driehonderd bladzijden volgen we de razende hersenkronkels en wapenfeiten van deze 'gekke boekenwurm die niet van boeken houdt', en zijn woede koelt op de achteloze bezoekers van zijn tweedehandsboekhandel.
'De man die werk vond' schetst de verveling in het leven van de late twintiger Tinner, de enige bibliothecaris in de 'recreatieve' bibliotheek van het ministerie van Arbeid. Hij voert de hele dag geen moer uit, geeft zich over aan existentialistische overpeinzingen en overmatige bierconsumptie, beschadigt boeken, snauwt de occasionele ontlener af of scheldt hem de huid vol. Cycloop Tinner voelt zich onaantastbaar voor zijn grot. Maar de klachten van gechoqueerde werknemers houden aan. Wanneer Louis dan ook nog de directeurszoon met de vuist neerhaalt, volgt zijn onmiddellijk ontslag en de ontruiming van de bibliotheek. Op straat valt hij in zwijm. Doek.
Na dertien jaar blijkt Louis Tinner nauwelijks veranderd. In 'Nog drie keer slapen en ik word wakker' vernemen we beknopt dat hij, na een korte periode van werkloosheid, een tweedehandsboekhandel in Gent overnam: een nieuwe cocon van waaruit hij de grote gevaarlijke buitenwereld gadeslaat. Hij drinkt er koelkasten vol bier leeg, en de alcohol maakt hem opnieuw doodmoe. Terwijl de angst voor de medemens enigszins lijkt weggeëbd, is de ontembare woede alleen maar toegenomen. Klanten zijn lastige, lelijke, belachelijke, onwetende indringers die de rust in het cyclopenhol verstoren; het noodzakelijke kwaad. Ze betalen vaak meer dan de dubbele nieuwprijs voor een tweedehandsboek en worden, net als de ontleners in het Brusselse ministerie, in een lange parade op vakkundige wijze de deur uitgewerkt. 'Ga weg of ik sla je kop in' zijn Tinners favoriete woorden. Eens slaat hij met een zwaar boekwerk iemand op de schedel, op café duwt hij een man zonder reden met het voorhoofd tot bloedens toe tegen de toiletmuur.
Zelfcontrole
Maar er is ook het extraverte meisje Zoë, drieëntwintig, van goeden huize, studente mode en 'verloofde' van Louis. In alles zijn tegenpool, en toch aan hem verknocht. Ze sleept hem mee naar het trendy feestje van een vriendin. Louis maakt zich in snel tempo impopulair door af te geven op de 'flikkers' die hij er tegenkomt, en die 'de heteroseksuele sfeer verpesten'. Jean Cocteau, Paul Mennes en Gerard Reve moeten het als auteurs dan ook ontgelden (net als, trouwens, Monika van Paemel). Zoë laat hem niet onverschillig, in tegenstelling tot de rest van het mensdom. Louis staat met één voet in het bestaan, de andere maakt reeds aanstalten om eruit te stappen. Maar Zoë laat niet af, verslingerd als ze is aan deze 'rare snijboon'. Dat maakt Louis weer angstig, het tast zijn zelfcontrole aan. De zin van eender welke menselijke relatie blijft voor hem een groot vraagteken.
De veertigjarige Tinner gelooft nog steeds niet in de vriendschap en nog minder in de liefde: 'Ik ben ervan overtuigd dat vriendschap niet bestaat, dat liefde niet bestaat, dat iedere vorm van menselijk contact een overbodige, onprettige farce is, en het laatste wat ik verlang is dat iemand mij het tegendeel bewijst.' Hem ontbreekt de behoefte anderen echt te leren kennen. Mensen van vlees en bloed dienen niet tot voorbeeld. Fictionele abstracties als Henry Chinaski (uit Charles Bukowski's 'The Post Office') en Patrick Bateman (uit 'American Psycho') bevallen hem anders wel. Als 'zelfdeskundige' slaat Tinner zijn persoon gade: 'Wat mij zo interessant maakt, is dat ik in feite geen mens ben, maar een aanfluiting ervan. Een monster. Ik ben blij dat ik een monster ben; dat ik niet wakker hoef te liggen van scrupules, spijt, voornemens, herinneringen, terugblikken, doelstellingen of hoop.' Toch zal Louis tot op het eind van het boek de slaap niet kunnen vatten.
Alles wordt door hem slecht en lelijk bevonden, zelfs het weinige schone dat er is. De voortdurende drukte van het menselijk verkeer 'buiten' is hem een doorn in het oog. Achter de veelvuldige veranderingen gaat immers steeds weer hetzelfde schuil. En daarom wil Louis niets veranderd zien en met rust gelaten worden. Hij is een 'anarchistische conservator van het onveranderlijke'. Interactie met de goegemeente is bij voorbaat uitgesloten ('Ik zal een observator blijven, mijn hele leven lang.'). De madding crowd is er hoogstens om uitgelachen of verfoeid te worden.
Tinner haakt allerlei commentaren en pseudo-filosofische bespiegelingen aan elkaar. Soms degenereert een en ander tot een nonsensicale woordenbrij met vaak komisch gehalte, die we ook al kennen van 'De man die werk vond'. Bijvoorbeeld: 'Een is twee Zestienhonderdtwintig Justus de Harduwijn Goddelijke Lofsanghen Geloof Hoop en Liefde (...) Zurkelpatatten achterwaarts kakken in het bos liedjes zingen liedjes zingen Woody waar is Tania o moeder, kom mij redden'.
Wakker worden
Uit een oud boek leert Louis dat Christus voor Zijn Verrijzenis de woorden 'Nog drie keer slapen en ik word wakker' zou hebben gesproken. Tinner is echter de 'Antichrist' en gelooft er geen snars van. De 'inquisiteur' wil hem in de boeien slaan, een mannetje dat Louis verdenkt van medeplichtigheid aan moord en hem in het politiebureau aan de tand voelt. Vervolgens urineert Louis in de kerk tegen een pilaar. Waartoe dienen deze religieuze motieven? Nergens toe. Zoals alles nergens toe leidt in Tinners akelige universum. Op de flap van het boek 'De achtste dag' leest Louis: 'een thriller, met religieuze motieven erin'; zijn reactie hierop: 'Dat religieuze gedoe begint me serieus op mijn systeem te werken. Behalve Jezus, dat vind ik een toffe peer.'
Tinners brein zit vol met dergelijke grappige contradicties of paradoxen, zoals: 'Het menselijke contact gaat aan communicatie ten onder' en 'Het enige van belang is in leven blijven, met daarbij als voetnoot dat het leven totaal onbelangrijk is'. Louis Tinner beschouwt zichzelf als een geestelijk sterk iemand, en behoudt zich het recht voor de zwakkeren onder de hielen te vermorzelen. Hij is een ongelooflijke etter die de meest politiek incorrecte statements te berde brengt over homo's, vrouwen, buitenlanders, de Witte Mars, VTM,... Wie Brusselmans' vorige werken en columns kent, zal het nauwelijks verbazen. Choquerend is het allemaal niet meer. Tinners standpunten zijn zo extreem dat ze aanzetten tot lachen. Louis is een camp-personage dat lelijkheid tot amusement omtovert. De ene keer zit je te schaterlachen met de voortdurend wisselende poses van deze stand-up comedian, dan verveelt het weer, is het wat flauw.
'Nog drie keer slapen en ik word wakker' verschilt in wezen weinig van zijn voorganger. Hoewel het in strikte zin een vervolg is, zou je het eerder als een verbeterde remake kunnen bestempelen. Brusselmans gebruikt grotendeels hetzelfde procédé om de tirades van zijn antiheld in te bedden. Stilistisch gaat hij erop vooruit. Louis Tinner krijgt andermaal een podium voor het uiten van zijn potpourri aan vermeende waarheden. Omdat de roman veel langer is dan 'De man die werk vond', laste Brusselmans een aantal mondige antagonisten in, die er af en toe in slagen de hegemonie van het goddelijke monster Tinner te doorbreken. En dat maakt 'Nog drie keer slapen' boeiender en ietsje minder solipsistisch dan zijn voorganger. Brusselmans garandeert entertainment, hoe dan ook, en daar is niets mis mee. Naar het einde toe verliest onze Louis echter veel van zijn animo. Er volgt een aantal volstrekt overbodige bespiegelingen over het imago en de strategieën van de succesvolle rock-'n'-roll-auteur. De vermoeidheid speelt hem parten: 'Het is alsof het allemaal al veel vroeger besloten had kunnen worden, maar dat het toch voortgaat. Zoals een schrijver die op pagina tweehonderdvijftig alles al gezegd heeft en toch per se een boek van driehonderd pagina's wil schrijven.' Nog geen 295 zijn het er, en dan ben je meneer Tinner echt wel moe.
Karen Vancluysen
te/ep/12 s
Nog steeds leeft Tinner op scheldproza in de letterlijke betekenis van het woord: wie de ongelukkige beslissing neemt zijn boekhandel te bezoeken, is een gelukkige uitzondering als hij niet met vuilbekkerij wordt overladen.
Tinner is wel niet gespeend van enige zelfkennis over zijn asociale karakter: «Mijn haat voor mensen en dingen is bijkans grenzeloos. Ik heb daar geen enkel schaamtegevoel over. Alles is slecht en lelijk. Wat dan nog? Wat als alles goed en mooi was geweest? Dan had iemand als ik het nog steeds slecht en lelijk gevonden.»
Hoe zou je zelf zijn, kun je nu denken, als je zoals Tinner 's nachts bijna altijd wakker ligt of geplaagd wordt door de ergste nachtmerries? Een mens zou inderdaad van minder humeurig worden. Maar lezen over iemand anders nukken is daarom nog niet automatisch interessant.
Want daarop draait dit nieuwe Brusselmansproduct uit: 'Nog drie keer slapen en ik word wakker' is een over 295 bladzijden uitgesmeerd rothumeur. Een langdradig rothumeur, welteverstaan.
Tinners geraas is te absurd om overtuigend te zijn, laat staan dat je je met hem of zijn slachtoffers zou identificeren. Absurditeit mag natuurlijk, en identificatie hoeft niet. Tinners gefoeter is echter niet absurd genoeg om grappig te zijn. Blijft wel over: een zielige poging van Brusselmans om zijn lezer te choqueren door een zo groot mogelijke dosis vuilspuiterij. Choquerend is het echter allemaal niet, wel vervelend.
Louis kickt op sleur en haat verandering: «Ikzelf, ik wil niks veranderd zien. (...) De ondeugdzaamheid van het blijvende is mijn troost. Ik ben een geëngageerde, anarchistische conservator van het veranderlijke.»
Daar zul je als lezer maar mee opgescheept zitten. Sleur betekent in deze roman immers zoveel als de afwezigheid van een verhaal. Dat Louis een vriendin heeft die om een of andere duistere reden dol op hem is, zorgt voor enkele gebeurtenissen. Zij mag af en toe de revue passeren, en wordt afgewisseld met andere geregelde bezoekers van de boekhandel.
De sarcastische dialogen met deze personages zijn het interessantst in dit boek en soms wel grappig. Jammer genoeg overwegen de monologen. Iemand die in woordspelingen denkt, komt echter al snel een beetje geforceerd over. En in 50 bladzijden was het karakter van Louis ook wel duidelijk geweest, daar was het zesvoudige niet voor nodig. Zelfs niet voor de moraal van het verhaal, namelijk dat die groffe kankeraar toch wel een klein en teer hartje heeft. Wat een verrassing.
Redactie
Louis Tinner, de bibliothecaris uit 'De man die werk vond', is in dit boek eigenaar van een tweedehandsboekhandel die in een zijstraat ligt en maar sporadisch door een klant wordt bezocht. De boekhandelaar rookt, drinkt, snauwt zijn verdwaalde klanten af en houdt langdurige monologen over de zinloosheid van het bestaan. Er speelt zich van alles af in de buitenwereld, maar Tinner laat zich niet van zijn stuk brengen. Zijn morbide fantasie en verbale wreedheid kennen geen grenzen; hij beledigt, bedreigt en orakelt tot iedereen bij hem wegvlucht, op zijn vriendin na, die blijft geloven dat hij in wezen goed is, ondanks zijn grove taal en agressieve gedrag. Via wat aardig gevonden zijplotjes wordt er wat handeling in dit boek gebracht, dat in de verte wel eens iets heeft van Céline, of van John Kennedy Toole ('Een samenzwering van idioten'). De consequent volgehouden toon van iemand die in grote woede tegen zijn omgeving tekeer gaat, is soms nogal vermoeiend, soms vermakelijk, soms afstotend, maar over het algemeen vlucht de schrijver hier niet achter façades en daarom is het een van zijn beste boeken. Pocketeditie; zeer kleine druk; portret van de auteur op het omslag.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.