Tijl Uilenspiegel
Charles De Coster
Henri Van Daele (Auteur), Peter Vos (Illustrator)
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Manteau, 2006 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VAND |
Magazijn |
Altiora, 1996 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VAND |
Annemie Leysen
ru/eb/14 f
De overtuigende hertaling van Henri van Daele verscheen in 1996 al in de reeks Averbode Klassiekers, met illustraties van Peter Vos. Voor Klaas Verplancke was een nieuwe 'verluchting' een kolfje naar zijn hand. In elf wonderlijke prenten, tableaux vivants haast, verweefde hij ingenieus ontelbare verhalen, zoals ook Bosch of Breugel dat deden. Je raakt er niet op uitgekeken en je ontdekt altijd weer nieuwe verrassende plots en details.
Kunt u zich herkennen in 'de felle met de rode baard'?
"Ik vond het een uitdaging om deze Reinaart te illustreren. Reinaart de Vos is een regelrechte schurk en een doortrapte bedrieger. Maar uiteindelijk is hij iedereen te slim af. En daar kan ik wel sympathie voor hebben. Tegelijk is die vos ook een nar, die de mensen een spiegel voorhoudt. Ook op die manier voel ik me verwant met dat personage. Wat doet een kunstenaar anders dan voor de massa uitlopen en kijken, observeren wat die uitspookt? Dan kan hij achteraf wat hij gezien heeft esthetisch verbeelden en plastisch vertellen. De mens is tenslotte het meest bizarre dier op aarde, toch? In mijn tekeningen creëer ik mijn eigen podium, mijn theater, waarin ik met surrealistische trucs dingen verteerbaar kan maken."
In vorige prentenboeken liet u zich al door Vlaamse kunstenaars inspireren. Zo is in Djuk, het kolenpaard van Fort Lapijn (2002, Lannoo) Constant Permeke onmiskenbaar aanwezig.
"Een soort van Disney-interpretatie, met beesten in mensenkleren, is uiteraard niet aan mij besteed. Menselijke acteurs in een dierenkostuum, dat leek me wel wat, en daar koos ik ook voor. Ik voel me steeds meer aangetrokken tot het collectieve geheugen en in het bijzonder tot de middeleeuwse beeldtaal van de Vlaamse meesters. Dat universele waar je geen tijd op kunt plakken, dat intrigeert me meer en meer. We zijn vandaag veel te expliciet geworden en we hebben nog weinig verstand van de symboliek die die schilders gebruikten. In mijn Reinaart-illustraties stopte ik heel wat verwijzingen en symbolen, net als zij dat deden. En dan wordt zo'n tekening spannend. Wie goed kijkt, ziet meer. Je krijgt geen tranen door gewoon naar een ui te kijken. Je moet die eerst nog pellen. Zo is dat. En het staat iedereen vrij om te interpreteren wat hij of zij ziet."
In de elf prenten van het boek assembleerde u handig heel wat elementen die in de tekst terug te vinden zijn. Zo is de illustratie waarop Reinaarts verschijning voor het hof van Koning Nobel wordt weergegeven, een geniale bewerking van het schilderij De goochelaar van Jeroen Bosch.
"Dat is echt wel een cruciale passage én illustratie in het boek. Je ziet er de lepe vos, met zijn sluwe spleetogen, die Nobel slim om de tuin weet te leiden door hem rijkdom voor te spiegelen. En Nobel laat zich strikken en complotteert met de vos. Iedereen wil bedrogen worden, als het op geld aan komt... Als je goed kijkt, zie je ook nog 'een kat in een zak' hangen, letterlijk en figuurlijk. En de tandjes in de mijter van de zogenaamd rouwmoedige vos spreken ook voor zich. De uil op de koningskroon heeft ook een betekenis: lang geleden was die vogel niet het symbool van wijsheid, maar van het omgekeerde. En dat de koninklijke troon ingebouwd is in de galg die voor Reinaart klaarstaat, is ook al geen toeval. De hand die stiekem en gretig naar de geldbuidel onder de troon graait... Het komt erop aan zo'n prent binnen te stappen en goed om je heen te kijken. Het verbaast me altijd dat ook kinderen daarvoor open staan. Die doorzien de dubbele bodems vaak sneller dan volwassenen. Ik wilde in de rand kleine verhalen weergeven, miniatuurtaferelen, net als Breugel dat deed. Als je maar elf prenten hebt, moet je economisch met die ruimte omgaan. In mijn tekeningen wilde ik verbanden leggen, binnen de illustraties en ook naar de tekst en de overige tekeningen. Als de puzzel aan het eind helemaal klopt, dan ben ik pas echt tevreden."
Henri Van Daele & Klaas Verplancke (ill.)
Reinaart de Vos. De felle met de rode baard
Manteau, Antwerpen, 164 p., 19,95 euro.
'Tegelijk is die vos ook een nar, die de mensen een spiegel voorhoudt. Ook op die manier voel ik me verwant met dat personage'
Annemie Leysen
ru/eb/14 f
De overtuigende hertaling van Henri van Daele verscheen in 1996 al in de reeks Averbode Klassiekers, met illustraties van Peter Vos. Voor Klaas Verplancke was een nieuwe 'verluchting' een kolfje naar zijn hand. In elf wonderlijke prenten, tableaux vivants haast, verweefde hij ingenieus ontelbare verhalen, zoals ook Bosch of Breugel dat deden. Je raakt er niet op uitgekeken en je ontdekt altijd weer nieuwe verrassende plots en details.
Kunt u zich herkennen in 'de felle met de rode baard'?
"Ik vond het een uitdaging om deze Reinaart te illustreren. Reinaart de Vos is een regelrechte schurk en een doortrapte bedrieger. Maar uiteindelijk is hij iedereen te slim af. En daar kan ik wel sympathie voor hebben. Tegelijk is die vos ook een nar, die de mensen een spiegel voorhoudt. Ook op die manier voel ik me verwant met dat personage. Wat doet een kunstenaar anders dan voor de massa uitlopen en kijken, observeren wat die uitspookt? Dan kan hij achteraf wat hij gezien heeft esthetisch verbeelden en plastisch vertellen. De mens is tenslotte het meest bizarre dier op aarde, toch? In mijn tekeningen creëer ik mijn eigen podium, mijn theater, waarin ik met surrealistische trucs dingen verteerbaar kan maken."
In vorige prentenboeken liet u zich al door Vlaamse kunstenaars inspireren. Zo is in Djuk, het kolenpaard van Fort Lapijn (2002, Lannoo) Constant Permeke onmiskenbaar aanwezig.
"Een soort van Disney-interpretatie, met beesten in mensenkleren, is uiteraard niet aan mij besteed. Menselijke acteurs in een dierenkostuum, dat leek me wel wat, en daar koos ik ook voor. Ik voel me steeds meer aangetrokken tot het collectieve geheugen en in het bijzonder tot de middeleeuwse beeldtaal van de Vlaamse meesters. Dat universele waar je geen tijd op kunt plakken, dat intrigeert me meer en meer. We zijn vandaag veel te expliciet geworden en we hebben nog weinig verstand van de symboliek die die schilders gebruikten. In mijn Reinaart-illustraties stopte ik heel wat verwijzingen en symbolen, net als zij dat deden. En dan wordt zo'n tekening spannend. Wie goed kijkt, ziet meer. Je krijgt geen tranen door gewoon naar een ui te kijken. Je moet die eerst nog pellen. Zo is dat. En het staat iedereen vrij om te interpreteren wat hij of zij ziet."
In de elf prenten van het boek assembleerde u handig heel wat elementen die in de tekst terug te vinden zijn. Zo is de illustratie waarop Reinaarts verschijning voor het hof van Koning Nobel wordt weergegeven, een geniale bewerking van het schilderij De goochelaar van Jeroen Bosch.
"Dat is echt wel een cruciale passage én illustratie in het boek. Je ziet er de lepe vos, met zijn sluwe spleetogen, die Nobel slim om de tuin weet te leiden door hem rijkdom voor te spiegelen. En Nobel laat zich strikken en complotteert met de vos. Iedereen wil bedrogen worden, als het op geld aan komt... Als je goed kijkt, zie je ook nog 'een kat in een zak' hangen, letterlijk en figuurlijk. En de tandjes in de mijter van de zogenaamd rouwmoedige vos spreken ook voor zich. De uil op de koningskroon heeft ook een betekenis: lang geleden was die vogel niet het symbool van wijsheid, maar van het omgekeerde. En dat de koninklijke troon ingebouwd is in de galg die voor Reinaart klaarstaat, is ook al geen toeval. De hand die stiekem en gretig naar de geldbuidel onder de troon graait... Het komt erop aan zo'n prent binnen te stappen en goed om je heen te kijken. Het verbaast me altijd dat ook kinderen daarvoor open staan. Die doorzien de dubbele bodems vaak sneller dan volwassenen. Ik wilde in de rand kleine verhalen weergeven, miniatuurtaferelen, net als Breugel dat deed. Als je maar elf prenten hebt, moet je economisch met die ruimte omgaan. In mijn tekeningen wilde ik verbanden leggen, binnen de illustraties en ook naar de tekst en de overige tekeningen. Als de puzzel aan het eind helemaal klopt, dan ben ik pas echt tevreden."
31/12/2006
Reinaart de vos is een icoon in de cultuurgeschiedenis. Hij is ontelbare keren geïnterpreteerd en in beeld gebracht door kunstenaars uit verschillende tijdperken en stromingen. Eind januari 2007 zal een nieuwe Reinaart-uitgave in het jeugdfonds van uitgeverij Manteau verschijnen. Nieuw, hoewel de tekst van Henri Van Daele in 1996 al in de reeks 'Averbode klassiekers' is verschenen. Maar Manteau heeft Van Daeles tekst opnieuw laten illustreren door Klaas Verplancke, en hij plooit het verhaal in twee richtingen open. Ik heb in de Reinaart-iconografie nog maar weinig illustraties gezien die zo sterk en toch zo eigenzinnig het wezen van de middeleeuwse tekst treffen.
Kijk, er staat meer dan er staat
Dat het Reinaart-verhaal zich niet eenvoudig voor steeds nieuwe generaties van lezers laat vertalen zonder de integriteit van het oorspronkelijke werk aan te tasten, mag blijken uit de vele moderne versies die uit de middeleeuwse brontekst ontstaan zijn. Wanneer je alleen al de 20e-eeuwse adaptaties bekijkt, moet je vaststellen dat het veelal om inspiratieloze vertalingen of al te vrije bewerkingen gaat, die vaak geen blijf wisten met de gewelddadige en gewaagde inhoud, en die zich te weinig rekenschap gaven van de literaire kwaliteiten van de middeleeuwse tekst. Dat is voor de volwassenenversies niet anders dan voor de vele kinderversies. Wie zich gewetensvol aan de bewerking van Van den Vos Reynaerde zet, zal zich alleszins voor heel wat kopbrekens geplaatst zien.
Henri Van Daele maakte een vrije prozabewerking van deze 13e-eeuwse tekst in versvorm, gevolgd door een bewerking van de 14e-eeuwse prozatekst Reinaerts historie. Hij respecteert de toon van de middeleeuwse teksten en heeft zich niet aan het censureren gezet omdat het om een kinderversie gaat. In Reinaerts historie heeft hij wel grondig geschrapt omwille van de vlotheid van het verhaal. Hij verklaart een en ander in een nawoord, dat naar mijn mening toch wat te licht uitvalt. Vrijwel niets van het recente (d.i. sinds begin jaren '80) Reinaart-onderzoek is erin verwerkt, wat maakt dat er nogal wat achterhaalde en ronduit foutieve informatie in staat. Maar zijn bewerking van de teksten is al met al verdienstelijk, zij het dat ze wat onevenwichtig is en dat de literaire finesses van vooral Van den Vos Reynaerde er grotendeels bij ingeschoten zijn.
Ook wanneer je de Reinaart-illustraties bekijkt die pakweg de laatste 150 jaar gepubliceerd zijn, valt er niet zoveel opmerkelijk werk te vinden. Reinaart-specialist Rik Van Daele stelt in zijn boek Reinaerts streken (Davidsfonds, 2001) vast dat in de moderne iconografie de twee beste illustratoren op een wel erg eenzame hoogte staan: Wilhelm von Kaulbach met zijn gravures voor Goethes Reineke Fuchs (1846) en Gustave van de Woestijne met prenten voor Stijn Streuvels' Reinaert (1910). Ook in de talloze versies voor de jeugd illustreerde men overwegend vlak en inspiratieloos. Bert Bouma viel in gunstige zin op met zijn realistische prenten in Ernst van Altena's bewerking (Ploegsma, 1979) en Peter Vos leverde mooi werk bij de eerste druk van Henri Van Daeles Reinaart de vos. Maar al deze illustratoren ? op Von Kaulbach na ? hebben gemeen dat hun prenten puur decoratief zijn. Klaas Verplancke zag zijn illustratieopdracht helemaal anders.
De Klaas-adaptatie
Het 13e-eeuwse Reinaart-verhaal wordt door de specialisten "een meesterwerk van dubbelzinnigheid" (Jozef Janssens) genoemd. De tekst heeft een uitgesproken satirisch karakter, staat bol van de erotische ambiguïteiten, parodieert en ironiseert op een vierkante centimeter. De middeleeuwse lezer of toehoorder kon dat vanuit zijn context en voorkennis interpreteren. Voor de moderne lezer zou een uitgebreid voetnotenapparaat moeten worden voorzien om hem ook maar een idee te geven van wat er tussen de oorspronkelijke versregels te lezen was. Een moderne Reinaart-versie zonder bijkomende informatie in voetnoten of bijlagen (wat in een jeugdversie altijd het geval is), verliest dus veel van zijn oorspronkelijke betekenis, hoe goed de vertaler of bewerker zich ook van zijn taak heeft gekweten.
Klaas Verplancke heeft met zijn prenten veel van de onderliggende betekenis opgevangen. Zoals de middeleeuwse dichter met meerduidige teksten met zijn publiek in dialoog ging, doet Verplancke dat met zijn prenten. Hij 'illustreert' Van Daeles tekst niet, hij schept autonome beelden met een veel grotere rijkwijdte. Hij maakt een volstrekt persoonlijke Reinaart-adaptatie, waarin hij in elke prent opnieuw de anekdotiek voorbijgaat en het wezen van het verhaal in beeld brengt. Neem bv. de openingsprent (zie p. 352). Het verhaal begint met de jaarlijkse hofdag van koning Nobel, waarop het volk zijn klachten kan komen vertellen. Zowat iedereen heeft een klacht over Reinaart: Isengrijn de wolf klaagt dat hij zich aan zijn vrouw heeft vergrepen, Curtois het hondje dat hij hem een worst heeft afgepakt, Cuwaart de haas werd op een haar na de kop afgebeten en Coppe de kip, zo meldt haar vader, heeft er bij haar ontmoeting met Reinaart effectief het leven ingeschoten. Verplancke heeft deze verhaalelementen verzameld in zijn eerste prent en creëert zo een simultaanbeeld naar middeleeuwse traditie. Maar hij doet meer dat mij aan de middeleeuwse (vertel)kunst doet denken: zijn Reinaart zit geknield in monnikspij en draagt een mijter met tandjes; hij lijkt Cuwaart de haas innig in zijn armen te sluiten, maar het blijkt alleen zijn kop te zijn, het onthoofde lijf wipt nog net van de prent af. Op de achtergrond deelt hij het bed met de vrouw van Isengrijn (met slaapmuts vermomd, zoals de wolf van Roodkapje) en door het venster zie je hoe Isengrijns jongen (die door Reinaarts toedoen blind geworden zijn) elkaar op Bruegelse wijze de weg tonen. Deze prent brengt dus geen handelingen in beeld, maar symboliseert de wezenlijk bedrieglijke en schijnheilige vos ? en de wolf, die niet voor hem moet onderdoen. Op de volgende prent (Reinaart heeft Bruun de beer met de belofte op honing naar een gespleten boom gelokt en hem daar met zijn kop klem gezet ? zie ill. beneden) jagen boer Lamfroot en meneer pastoor Bruun de getergde beer na, gezeten op een heksenbezem. Aan de staf van de pastoor, het teken van zijn waardigheid, bengelt een vrouw (de heks?) met blote billen. Vooraan het tafereel zit een klein figuurtje als een struisvogel met het hoofd in een boek weggedoken. Reinaart zit hoog en droog in zijn hol een hapje te eten. Zegt de eerste prent vooral iets over Reinaart zelf, dan schildert Verplancke hier een maatschappijbeeld dat verre van fraai is: er heerst tomeloos geweld, meneer pastoors optreden wordt bemoeilijkt door zijn dubieuze seksuele moraal, en de omgeving kijkt onverschillig van de problemen weg.
Verplancke hanteert in deze prenten verschillende technieken om het Reinaart-verhaal in een breder interpretatiekader te brengen: hij kijkt over de grenzen van het literaire genre heen en karakteriseert de wolf via een sprookjessymbool. En bij dat kleine, onopvallende figuurtje, dat hij in de marge van het gebeuren tekent, denk ik aan menig tafereel van Pieter Bruegel, waar de schilder op die manier commentaar leverde op wat er zich op het schilderij afspeelt.
De wasknijper van Bosch
Behalve van Pieter Bruegel, herken je in Verplanckes illustraties ook sterke invloeden van Jeroen Bosch (zie ook interview). Hij brengt soms een volledig Bosch-tafereel in zijn verhaal in, zoals bv. dat van 'De goochelaar' (zie ill. beneden). Op Bosch' paneel wordt een onnozele hals volledig in beslag genomen door een truukje van de goochelaar, terwijl zijn handlanger intussen zijn beurs steelt. Verplanckes illustratie, waarop Reinaart koning Nobel verleidt met een niet bestaande schat, verwijst er expliciet naar: de actie, de houding van de personages, een aantal details zijn direct herkenbaar. Het spreekt vanzelf dat Verplancke hier niet vrijblijvend 'citeert': ook Bosch ging in zijn werk telkens weer aan de anekdotiek van het gebeuren voorbij en schilderde in het paneel van 'De goochelaar' de mensheid die zich weerloos aan klaarblijkelijke bedriegerij overlevert. Verplancke toont ondanks vele duidelijke Bosch-referenties nochtans een grote artistieke autonomie en hij laat zich doorgaans ook op een minder directe manier inspireren. In het bovengenoemde tafereel, waar Bruun de beer zich het vel van zijn kop heeft laten halen, klemt Verplancke hem, om de helse pijn te visualiseren, een gigantische wasknijper op zijn kop. Bosch schilderde talloze surreële taferelen waarbij hij figuren een trechter of een uil op hun kop zette, hij liet ze fluitspelen op hun neus, een vis berijden of in een ei wonen... Dit zijn concrete visualiseringen van symbolische zaken. Voor ons, die een culturele kloof van meer dan vijf eeuwen te overbruggen hebben, mogen die beelden soms complete raadsels zijn, maar de tijdgenoten van Bosch begrepen de symboliek ervan. Klaas Verplancke opent op dezelfde manier onze blik voor de achterliggende betekenissen in zijn prenten. De concrete beeldtaal maakt dat zijn illustraties, die nochtans expliciet om interpretatie vragen, toch geen barrières opwerpen.
Deze techniek gaat hand in hand met Verplanckes onovertroffen gevoel voor absurde humor. Want het mag duidelijk zijn dat wie het Reinaart-verhaal recht wil doen, uiterst grimmige taferelen in beeld moet brengen. Verplancke esthetiseert ze echter met onverholen plezier. Dat brengt een dubbelheid in zijn prenten die maakt dat ook de hardste scènes toch geen weerstand oproepen, en dat ze ondanks hun gelaagdheid toegankelijk blijven. Klaas Verplancke plooit het verhaal van Reinaart de vos in twee richtingen open: je krijgt een authentieke kijk op het middeleeuwse verhaal in een beeldtaal die onmiskenbaar van vandaag is. En dat is iets waar er nog maar weinig in geslaagd zijn. Verplancke tilt deze Reinaart-bewerking als het ware boven zichzelf uit. [Jen de Groeve]
Ditke Van Goethem
il/pr/23 a
Reinaart de Vos is zonder twijfel één van de beroemdste klassiekers uit de Nederlandse literatuur. Heel wat studenten hebben zich moeten worstelen door het Middelnederlands waarin de schelmenroman geschreven werd. Goed nieuws voor wie nu echt eens plezier wil beleven aan het lezen van dit boek: Henri Van Daele en Klaas Verplancke maakten een hilarische bewerking van het verhaal van 'Willem van Madoc'. Ook een later vervolg - Reynaarts Historie - werd onder handen genomen.
'De felle met de rode baard' is een - om het zwak uit te drukken - een niet-alledaagse versie van Reinaart de Vos. In modern Nederlands beschrijft Van Daele de vaak criminele en meestal erg pijnlijke avonturen van de sluwe onderdaan van Nobel. Van Daele is een meesterverteller, waardoor je al snel vergeet dat je eigenlijk met je neus in een antiek verhaal van bijna 750 jaar zit. De moord op Coppe de kip, de marteling van beer Bruun, het in de val lokken van kater Tybeert - Reinaart heeft het allemaal op zijn kerfstok. Toch voel je als lezer sympathie voor de vos en zijn gruwelijke fratsen. Bovendien werkt de naïviteit, de domheid en de oneerlijkheid van velen van zijn slachtoffers in hun nadeel.
De illustraties van Klaas Verplancke zijn een extra troef voor deze versie. Verplancke geeft de gevechten en listen uit de tekst op bijna letterlijke wijze weer in zijn prenten. Erg conservatieve zielen kunnen waarschijnlijk niet lachen met bijvoorbeeld het klokkenspel van de pastoor, maar alle andere liefhebbers van het betere tekenwerk zullen Verplancke dankbaar zijn voor zijn hilarische bijdrage. Als ooit een petitie gestart wordt om deze versie verplichte literatuur te maken op de middelbare school, bied ik hierbij alvast mijn steun aan.
Reinaart zelf geeft tenslotte nog zijn visie op de politiek mee: «De weg naar iedere troon is met leugens geplaveid. Zeker weten!»
Marita de Sterck
Bijzonder fraai uitgegeven nieuwe editie van de top-klassieker van de Lage Landen, een monument in de Middelnederlandse literatuur. Dit meerduidig dieren- en schelmenverhaal, waarin de vos Reinaart zich voor het gerecht moet verantwoorden voor zijn wandaden, presenteert een amoreel hoofdpersonage, een bedrieger die ook nog eens sympathie opwekt. In 1996 bewerkte de auteur de Reinaart I en II al tot een leesbare prozatekst voor jongeren vanaf twaalf jaar, geïllustreerd met tekeningen van Peter Vos. In tegenstelling tot veel andere bloemlezers of bewerkers sneed de auteur de agressieve en erotische passages niet weg. Voor deze heruitgave bracht hij in de tekst kleine wijzigingen aan, maar het opvallendste verschil vormen de nieuwe indrukwekkende prenten van Klaas Verplancke die naadloos bij het gelaagde en het gewaagde van deze tekst aansluiten. Ze zijn even gedurfd inzake het onverbloemd neerzetten van erotiek en agressie. Een editie om dubbel aan te kopen. Ook zeer bruikbaar in het voorgezet onderwijs. De tekst laat zich zeer goed voorlezen. Vanaf ca. 13 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.