Het vloekhout : roman
Johan De Boose
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Kritak, 1994 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BOOS |
Karel Segers
i /un/25 j
Berckmans (41) en De Boose (32) debuteren beiden met boeken waarin met grote verbetenheid de wanhoop wordt tentoongesteld. Berckmans is het woelwater dat onophoudelijk uitroept geen blijf te weten met zichzelf en deze wereld. De Boose is het stille, zwarte water met diepe grond. Hun toeverlaten zijn een paranoïde achternahollen van de onbereikbare schim van de geliefde, een aanhoudend verlangen om Vrede en Rust te vinden in de dood en de eenzame pen, die hen uitstel van zelfexecutie verleent. De romantiek van de nachtzijde dus.
Hierbij draait alles rond het ik, omdat in deze verregaande staat van desintegratie inleving in anderen bijzonder moeilijk is of opmerkelijk subjectief gekleurd wordt. Toch wordt er afstand gecreëerd zodat de verhaallijn meer is dan een emotionele ontlading. Pastiche, ironie en metafictie (Berckmans) en een sterke esthetisering van het onderwerp (De Boose) zijn hiertoe middelen.
Roesboek
Precies een jaar geleden zat Berckmans in zak en as. Hij had al in maanden geen letter meer op papier kunnen krijgen. Hij was als een vuurpijl in de Vlaamse literatuur omhooggeschoten. Na «Het zomert in Barakstad» (1993) niks meer. De uitgever heeft nu zijn allereerste onvindbare boek opgediept en als vers opgediend: een cult-boek noemt hij het. Zo is het krankzinnigengesticht alleszins nog even uitgesteld. Van iemand die een gegarandeerd lezerspubliek heeft, is dit een risicoloze uitgave. Werd ook met «Het zinneloze zeilen» (1982) van Brusselmans (door een andere uitgever) niet zo'n inhaaloperatie uitgevoerd?
«Brief aan een meisje in Hoboken» (73-74 / 94) dient zich bovendien aan als een roman. «Ik kan geen roman schrijven,» gaf Berckmans nochtans te kennen. In het opgenomen citaat staat waarom. Hij is bij uitstek een roesschrijver, iemand die als het ware het geweer voortdurend op zich gericht voelt en vol angst en weerzin, van geen ophouden meer weet. Overzicht en rustig overwegen naar logica en chronologie zitten daar niet in.
Hij schrijft een absurde «Geschiedenis van een revolutie» (de ondertitel), waar je een tijdje moet wachten op de uitleg waarom het uit is met het homoliefje M. en hij de zelfbevrediging heeft gelaten. Berckmans-de-schrijver is een vuurpijl. Snel opgebrand, zoals zijn onafscheidelijke sigaretten. Je moet ook deze «roman» als een roesboek lezen. Af en toe krijg je een luw, kort stukje. Waarin de melancholie, de droesem op de ziel sterk poëtisch wordt verwoord. Het is de achterkant van de gore, brutale bek.
Moe
Berckmans is het ongelukkig jongetje dat anarcho-fascistisch zijn zelfmedelijden rondbazuint en moe en uitgeput met Bobby Fuller aan de kant van de weg gaat staan om te zingen I fought the law but the law won. Het bindelement zijn de brieven naar het meisje Marina, aan wie het boek ook is opgedragen. Dat kind komt nergens uit de verf, ze is in zijn jongensdromen «de witte vrouw die mij elke morgen een schotel verse geitemelk en de vrede van haar lichaam brengt.»
Overigens kan je in dit boek, dat een nieuwe noch een oude maar steeds dezelfde Berckmans toont, lezen hoe J.M.H. met zijn broer in het kampement bij Professor Zysmilch voor een tijd in de gemeenschap vol gekken terechtkomt. Hun enig tijdverdrijf is pissen, kakken, en zichzelf bevredigen. Tot ze er (nog meer) mesjogge van worden. Voor de rest graven ze maar putten of zo, dat scheelt niet zo nauw. Ook zijn grootmoeder thuis is volslagen incontinent. Dat wordt in geuren en kleuren beschreven. Zijn ouders heeft hij met de spekpan de kop ingeslagen.
«Ik hoop dat je me begrijpt. Het werd me te veel,» schrijft hij zijn wensgeliefde. De moegestreden Held herleidt alles tot volslagen (b)analiteit. Zo genadeloos hij voor anderen is, zo vol is hij van zelfmedelijden. «We waren er trots op dat we de wereld en de omstandigheden eindelijk die schop in hun kloten hadden gegeven die ze van ons al lang hadden moeten hebben». Dit schrijft J.M.H. nadat ze in anderhalf uur volslagen heldhaftig hun ouderlijk huis, incluis ouders, aan gruizelementen hebben geklopt. Intense, groteske literatuur noemt men dat, maar vuurwerk mag niet te lang duren, of het moet steeds beter worden. Als hevige dingen monotoon worden, is de kater des te groter. Daarom word je van dit soort lectuur na een tijdje net zo moe als de grote Mislukking dit wordt van het leven.
Droomgeliefde
Ik heb De Booses debuut met stijgende bewondering gelezen. «Fluweel van leegte» bevat schitterende passages, waarin de taal betoverende kracht krijgt. De Boose heeft een volstrekt eigen idioom dat in het begin een vrij hoge drempel heeft. Een intellectueel die ergens boven het leven zweeft en het verdomt om zich te incarneren, te integreren. Een overdaad aan adjectieven en zinnen vol zware woorden blijven de roman stremmen. Ze laten hem echter ook glanzen, zoals fluweel.
De verliteratuurde taal heeft een functie: zij werpt een dam op tegen de vergetelheid; zij is, net als de geliefde, de onaardse bezoeker die hem vertrouwd is door haar bevreemdend effect. De Boose wil nergens «praten» in zijn boek. De ik-figuur, die bewust nooit benoemd wordt, lijkt taal te haten. Hij wil «luciditeit, zoals een gedicht na talloze herlezingen plotseling zijn ziel ontbloot en daardoor vederlicht en diafaan wordt». Dat zoekt hij als hij een plaatselijke actrice achternagaat in de wassenbeeldenstad Sint-Petersburg.
«Het meisje met de touwsandalen en de sabbelende vulva» is zijn fata morgana. De ontmoeting (in spreektaal) is volslagen ontluisterend maar dat deert niet. De droom van het vrouwschap blijft intact. Het hele boek is een zelfexploratie waarin het ik zich nooit echt met een ander af kan geven. Zo staat de dood dichterbij dan het leven. Hij voelt zich thuis in een kerkhoftuin en denkt bij de open kist van een oude vrouw (met de gestalte van een kind) aan zijn droomgeliefde: «In je orgasme ben je een ogenblik dood, een ogenblik een reeuwse schedel in mijn handen, geil en rot tegelijk, in werkelijkheid eindigt daar het leven, waar nieuw leven kan worden verwekt, in de glans van zaad en ovariaal slijm».
Ik kan me inbeelden dat sommige lezers een ongemakkelijk gevoel in de maag krijgen bij het lezen van deze aanhoudende liefdes- en doodsminiaturen. Zo wordt heel het huidige Sint-Petersburg als een necropolis ervaren. Maar De Boose laat de leegte schitteren. Het verhaalritme is traag maar bij zoveel plechtigheid moet dat. Dat deze Gentse slavist daarbij voorzichtig gebruik maakt van slavische auteurs als Poesjkin, Nabokov, Achmatova, Mandelstam en Jesenin geeft «Fluweel van leegte» terecht nog meer het tijd- en ruimteloze karakter waarnaar het streeft.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.