Wolf Hall
Hilary Mantel
Hilary Mantel (Auteur), Nelleke Geel (Samensteller), Annelies Beck (Inleider), Harm Damsma (Vertaler), Niek Miedema (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meridiaan Uitgevers, 2024 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : MANT |
Sander Kollaard
rt/aa/30 m
Hilary Mantel (1952-2022) is beroemd geworden door vuistdikke historische romans waarin ze probeert 'het verleden uit de archieven te halen en het in een lichaam onder te brengen', zoals ze het zelf beschrijft. In de duimdikke bundel Schrijver zijn zijn stukken samengebracht waarin ze nadenkt over het schrijven zelf.
In de eerste helft doet ze dat vooral in korte, lichte stukken. Moet een schrijver zich mengen in politieke debatten? Nou vooruit, als je het geld nodig hebt, maar anders kun je het beter laten. 'Fictie vermenigvuldigt de ambiguïteit', legt ze uit, en dat is geen goed recept voor de enkelvoudige meningen die in politieke debatten floreren. Hoe weet een schrijver of een verhaal of boek af is? Lastige kwestie: schrijvers hebben helaas 'geen intellectueel equivalent van de seksuele climax. Zij weten niet altijd wanneer ze klaar zijn.' Is schrijven leuk? Niet echt. Je werkt altijd, haalt veel meer door dan je laat staan en je bent niet eens de baas, want een verhaal gaat er geregeld met je vandoor. Schrijvers zijn vaak als 'mensen die door hun hond worden uitgelaten'.
Illusie van orde
Zo gaat het door, geestig, scherp en de moeite van het lezen alleszins waard, maar pas in de tweede helft wordt de bundel werkelijk interessant. Daar richt Mantel zich in langere stukken op haar eigen genre en denkt ze na over tijd en geschiedenis, historisch onderzoek, het perspectief van de tijdgenoot en de ingewikkelde relatie tussen feit en fictie.
Ze beschrijft hoe eind jaren 30 van de vorige eeuw het Engelse dorpje Derwent onder water werd gezet voor de aanleg van een spaarbekken. De voormalige bewoners beweerden dat in droge jaren de kerktoren boven het water uitkwam. Dat kon helemaal niet, de toren was opgeblazen, maar toch zagen ze die spits.
Mantel gebruikt het beeld om iets uit te leggen over geschiedenis: het verleden is weg, onzichtbaar, maar in allerlei opzichten nog bij ons. De keurige orde van onze tijd, de chronologie, dat nette trio van verleden, heden en toekomst, is goeddeels een illusie. In onze ervaring van de wereld plakken al die tijdlagen aan elkaar, als bladerdeeg, zodat het onbegonnen werk is om er een keurig laagje af te peuteren: er komen onvermijdelijk stukken en brokken van andere lagen mee.
We onderschatten die verwevenheid vaak, geketend als we zijn aan agenda, planning en stappentellers. Iedereen beseft dat in herinneringen het verleden wordt meegedragen. Veel minder mensen hebben in de gaten dat we in onze genen onze voorouders bij ons hebben, allemaal, vanaf de eerste vorm van leven. En wie staat er ooit echt stil bij de talloze restanten van de toekomst: de kinderen die niet werden geboren, de boeken die niet werden geschreven, de woorden die niet werden uitgesproken. Het is er allemaal nog, vaak genoeg onontwarbaar, en het blijft een rol spelen in het hier en nu.
Dat perspectief levert mooie inzichten op, zoals over rouw, waar Mantel opvallend vaak over schrijft. Rouw is als een 'koord dat is gespannen tussen herinneren en vergeten'. Zo nu en dan is er iets dat het koord laat trillen en dan laait het verdriet op. Ze betreurt dat we onze rouw weinig ruimte geven en zo de ogen sluiten voor dat complexe weefwerk van tijd.
In de 19de eeuw werd van de rouw serieus werk gemaakt met zwarte paarden met zwarte pluimen aan het zwarte hoofdtuig, zwarte kleding, zwarte juwelen en zwart omrand briefpapier. Kom daar nu eens om. 'Tegenwoordig krijg je twintig minuten in het crematorium en een halve dag vrij van je werk voor een uitvaart die wordt bijgewoond door een stuk of wat onbeholpen mensen in regenjacks, die verlegen staan te wiebelen onder het zingen van 'My Way'.'
Het genre van de historische roman gold lange tijd als conservatief en nostalgisch. Het was een genre dat 'de lezer paaide door de algemeen aanvaarde versie van de gebeurtenissen op te leuken en hem geruststelde door het verleden van politiek te ontdoen'. Dat is het niet meer, constateert Mantel opgelucht. Veel historische fictie laat het verleden eerlijker zien: 'rommelig, onzeker, een nooit eindigend meningsverschil'.
Ze ziet historische fictie als een verdieping van academisch onderzoek. De historische roman moet trouw blijven aan de uitkomsten van dat onderzoek, zegt ze, maar er vervolgens een binnenkant aan geven: het droge archiefmateriaal moet een levend lichaam krijgen. Om dat te kunnen doen moet je je als schrijver helemaal in het verleden kunnen onderdompelen. Je moet er de textuur van kennen: het schuren van zelfgesponnen wol, het gefluister van linnen, het gewicht van brokaat.
Je moet de kleur van het behang kennen en weten met welke stoffen het meubilair was bekleed. Je moet het geluid kunnen horen van voetstappen op aangestampte aarde, het gerinkel van de rozenkrans en sleutels aan je riem, en het gebeier van kerkklokken - zo'n beetje het hardste geluid in steden die veel kleiner waren dan nu. Pas als je dat soort dingen weet, schrijft ze, 'ben je klaar om te beginnen'.
Mantel waarschuwt tegen de verleiding om in fictie het verleden netjes af te hechten. Geschiedenis is niet een keurige kaartenbak vol feiten waaruit een mooi, helder verhaal tevoorschijn komt. Geschiedenis is sowieso een andere categorie dan het verleden: 'Het is de methode die we hebben ontwikkeld om onze onwetendheid over het verleden te ordenen.' En wie het perspectief kiest van de tijdgenoot, moet beseffen dat die de uitkomst niet kende: hij of zij maakte het beste van omstandigheden die goeddeels buiten de eigen macht en kennis lagen.
Het resultaat is dat het verleden lastig te grijpen is. 'De historische waarheid is een wild beest: vormeloos, rondstommelend, lastig te temmen. Het verzet zich hardnekkig.' En dan nog: wat er aan waarheid te achterhalen valt, is altijd een constructie achteraf. Het verleden laat zich niet op heterdaad betrappen, maar doemt pas op in het verhaal dat een latere generatie erover vertelt, voordat een nog latere generatie er weer een ander verhaal over vertelt.
Verantwoordelijke lezer
Tot mijn genoegen legt Mantel de verantwoordelijkheid voor goede literatuur deels bij de lezer. Schrijvers kunnen het niet in hun eentje. Hun fictie moet tot leven komen in het hoofd van de lezer en dat vraagt een echte inspanning. Er is natuurlijk een taakverdeling. De schrijver moet iets te vertellen hebben, eerlijk zijn en goed kunnen schrijven. Hij of zij moet bereid zijn de lezer te vertrouwen. Onderschatten is een doodzonde: 'Als je de intelligentie van de lezer onderschat, legt hij de roman weg.'
Zachtzinnigheid is ook nergens voor nodig. 'Lezers zijn geen slachtoffers die in bescherming genomen moeten worden.' Aan de andere kant: een lezer mag zich van harte welkom weten in de kamer die je beschrijft, 'maar hij hoort niet zijn voeten op het meubilair te leggen'. Bij een geslaagde samenwerking wordt de lezer 'bondgenoot bij de onderhandelingen met de werkelijkheid'.
Laat ik tot slot bekennen dat ik nog nooit een roman van Mantel heb gelezen. Ik koester alle vooroordelen tegen het genre van de historische roman die zij in deze bundel beschrijft. Heeft ze mij van gedachten doen veranderen? Ja, zeker. En ga ik nu bij wijze van boetedoening een van haar boeken lezen?
Dat zal de tijd leren.
Veerle Vanden Bosch
rt/aa/09 m
Als haar een wapenschild werd toegekend, zou ze 'Zo simpel is het niet' als devies kiezen, schrijft Hilary Mantel (1952-2022) in Schrijver zijn : een postume bundeling “overpeinzingen, ervaringen en inzichten”. Eerder dan een bundel is dit een grabbelton, en dat is niet pejoratief bedoeld: de schrijfster van de Wolf Hall -trilogie, over de op- en neergang van de zestiende-eeuwse politicus Thomas Cromwell, laat haar gedachten gaan over 101 aspecten van het schrijversbestaan. Van de stress die literaire prijzen met zich brengen - “Je realiseert je dat je er, door schrijver te worden, mee hebt ingestemd de rest van je leven examens af te leggen” - tot het bijklussen om den brode: ze schreef jarenlang filmrecensies en columns. Het resultaat was dat na verloop van tijd al haar meningen in 800 woorden pasten. “'Hebben we iets te zoeken in Irak?' 800 woorden. 'Is het koud buiten?' 800 woorden.” Maar zo simpel is het niet, zoals haar imaginaire wapenspreuk luidt. De wereld is complex en veranderlijk. Maar “de ongenuanceerdheid van het publieke debat vereist nu eenmaal dat je stelling neemt en een lijn trekt in het zand.”
Nuance komt altijd bovendrijven, waarover Mantel het ook heeft, van het notitieboekje met harde rug als de doodsteek voor het vrije denken tot het eeuwige uitstelgedrag van schrijvers. Waarom kijken die zo op tegen het schrijven, vraagt ze zich af. Het antwoord is: de angst om zich vast te leggen. Schrijvers willen alle mogelijkheden openhouden. Schrijver zijn is een apart bestaan: “Een romancier houdt zich een leven lang bezig met het presenteren van iets wat levensecht is, maar niet is als het echte leven. Het is een ontnuchterende gedachte: het leven schiet eigenlijk tekort. De schijn van de waarheid en de waarheid zelf zijn Siamese tweelingen, de een gedijt vaak ten koste van de ander.”
Emoties achter het papier
In de Reith-lezingen heeft Mantel het over de angels en voetklemmen van het schrijven van historische fictie. De doden zijn onzichtbaar, maar niet afwezig, citeert ze Augustinus. Ze bestaan bij gratie van de levenden, ze zijn wat wij van hen maken. Dat illustreert ze met prinses Diana. “Het is onmogelijk om niet geraakt te worden door de korrelige beelden op de bewakingscamera's waarop Diana het Ritz Hotel verlaat”, schrijft ze. “Ze is daar nog zo echt, zo dichtbij, zo aanwezig, dat je het gevoel hebt dat je met terugwerkende kracht kunt ingrijpen, haar veiligheidsgordel kunt pakken, over haar lijf trekken en vastklikken, en de geschiedenis van haar laatste uur kunt herschrijven.”
Als we de doden levend willen zien, wenden we ons tot de kunst. Aan een historicus vraag je: “Neem dit document, dit voorwerp, dit individu, en zeg wat het betekent. Aan de romancier vraag je: zeg me wat het nog meer betekent.” Feiten zijn niet de hele waarheid, en geschiedenis is ook niet het verleden, maar “de methode die we hebben ontwikkeld om onze onwetendheid over het verleden te ordenen. Het is wat er achterblijft in de zeef als de eeuwen erdoorheen zijn gespoeld: wat stenen, flarden schrift, flarden kleding.”
Wie historische figuren weer tot leven wil wekken, moet hun innerlijk verbeelden. Een schrijver moet “de gevoelens uit die oude tijden ontdooien en de emotie vrijmaken die ligt opgeslagen achter papier, baksteen en steen.” Het is prachtig hoe ze dat vergelijkt met de mythe van Orpheus, die zijn Eurydice uit de onderwereld wil terughalen: zodra je een personage hebt gekozen, “steek je je hand uit in het duister en je weet niet wie hem zal vastpakken”. We willen naar de onderwereld toe, “terug naar het duister van onze eigen natuur, om iets van onbestaanbare schoonheid terug te halen. We weten dat het waarschijnlijk niet zal lukken, maar waar het om gaat, is dat we blijven proberen. De troost ligt in de poging zelf.”
Het verleden is een liveshow
Goede historische fictie kan naast het werk van de historicus bestaan doordat ze inzicht verschaft, is Mantels stelling. “Niet in de zin van: geloof dit. Maar als: denk hier ook eens aan.” Het is een versie van het verleden, waarbij we er niet mogen van uitgaan dat we intussen verder staan. Schrijvers van historische romans krijgen vaak de vraag of ze parallellen met het heden zien, maar het verleden is geen repetitie, “Het is een liveshow en je krijgt maar één kans. Alleen de kunst maakt dat je een tweede leven krijgt.” Maar dat brengt ook een grote verantwoordelijkheid met zich mee, vindt Mantel: schrijvers “moeten de moeilijkheden en tegenstrijdigheden van de geschiedenis net zomin vermijden als politici het debat moeten opgeven en zich louter tot slogans beperken. We moeten met alle mogelijke middelen proberen recht te doen aan het verleden.”
Mantel is de beste advocate die het genre zich kan wensen: scherp, gepassioneerd, geestig, heerlijk aards en nuchter. Ze toont zich ook in deze kleine bundel weer als een eigenzinnig denker met een pen om jaloers op te zijn.
Vertaald door Harm Darmsma en Niek Miedema. Meridiaan, 192 blz., € 22,99 (e-boek. € 10) Een selectie uit ' A memoir of my former self. A life in writing '.
Sander Kollaard
rt/aa/23 m
Hilary Mantel (1952-2022) is beroemd geworden door vuistdikke historische romans waarin ze probeert 'het verleden uit de archieven te halen en het in een lichaam onder te brengen', zoals ze het zelf beschrijft. In de duimdikke bundel Schrijver zijn zijn stukken samengebracht waarin ze nadenkt over het schrijven zelf.
In de eerste helft doet ze dat vooral in korte, lichte stukken. Moet een schrijver zich mengen in politieke debatten? Nou vooruit, als je het geld nodig hebt, maar anders kun je het beter laten. 'Fictie vermenigvuldigt de ambiguïteit', legt ze uit, en dat is geen goed recept voor de enkelvoudige meningen die in politieke debatten floreren. Hoe weet een schrijver of een verhaal of boek af is? Lastige kwestie: schrijvers hebben helaas 'geen intellectueel equivalent van de seksuele climax. Zij weten niet altijd wanneer ze klaar zijn.' Is schrijven leuk? Niet echt. Je werkt altijd, haalt veel meer door dan je laat staan en je bent niet eens de baas, want een verhaal gaat er geregeld met je vandoor. Schrijvers zijn vaak als 'mensen die door hun hond worden uitgelaten'.
Zo gaat het door, geestig, scherp en de moeite van het lezen alleszins waard, maar pas in de tweede helft wordt de bundel werkelijk interessant. Daar richt Mantel zich in langere stukken op haar eigen genre en denkt ze na over tijd en geschiedenis, historisch onderzoek, het perspectief van de tijdgenoot en de ingewikkelde relatie tussen feit en fictie.
Ze beschrijft hoe eind jaren dertig van de vorige eeuw het Engelse dorpje Derwent onder water werd gezet voor de aanleg van een spaarbekken. De voormalige bewoners beweerden dat in droge jaren de kerktoren boven het water uitkwam. Dat kon helemaal niet, de toren was opgeblazen, maar toch zagen ze die spits. Mantel gebruikt het beeld om iets uit te leggen over geschiedenis: het verleden is weg, onzichtbaar, maar in allerlei opzichten nog bij ons. De keurige orde van onze tijd, de chronologie, dat nette trio van verleden, heden en toekomst, is goeddeels een illusie. In onze ervaring van de wereld plakken al die tijdlagen aan elkaar, als bladerdeeg, zodat het onbegonnen werk is om er een keurig laagje af te peuteren: er komen onvermijdelijk stukken en brokken van andere lagen mee.
We onderschatten die verwevenheid vaak - geketend als we zijn aan agenda, planning en stappentellers. Iedereen beseft dat in herinneringen het verleden wordt meegedragen. Veel minder mensen hebben in de gaten dat we in onze genen onze voorouders bij ons hebben, allemaal, vanaf de eerste vorm van leven. En wie staat er ooit echt stil bij de talloze restanten van de toekomst: de kinderen die niet werden geboren, de boeken die niet werden geschreven, de woorden die niet werden uitgesproken. Het is er allemaal nog, vaak genoeg onontwarbaar, en het blijft een rol spelen in het hier en nu.
Dat perspectief levert mooie inzichten op, zoals over rouw, waar Mantel opvallend vaak over schrijft. Rouw is als een 'koord dat is gespannen tussen herinneren en vergeten'. Zo nu en dan is er iets dat het koord laat trillen en dan laait het verdriet op. Ze betreurt dat we onze rouw weinig ruimte geven en zo de ogen sluiten voor dat complexe weefwerk van tijd.
In de 19de eeuw werd van de rouw serieus werk gemaakt met zwarte paarden met zwarte pluimen aan het zwarte hoofdtuig, zwarte kleding, zwarte juwelen en zwartomrand briefpapier. Kom daar nu eens om. 'Tegenwoordig krijg je twintig minuten in het crematorium en een halve dag vrij van je werk voor een uitvaart die wordt bijgewoond door een stuk of wat onbeholpen mensen in regenjacks, die verlegen staan te wiebelen onder het zingen van My Way.'
Het genre van de historische roman gold lange tijd als conservatief en nostalgisch. Het was een genre dat 'de lezer paaide door de algemeen aanvaarde versie van de gebeurtenissen op te leuken en hem geruststelde door het verleden van politiek te ontdoen.' Dat is het niet meer, constateert Mantel opgelucht. Veel historische fictie laat het verleden eerlijker zien: 'rommelig, onzeker, een nooit eindigend meningsverschil'.
Ze ziet historische fictie als een verdieping van academisch onderzoek. De historische roman moet trouw blijven aan de uitkomsten van dat onderzoek, zegt ze, maar er vervolgens een binnenkant aan geven: het droge archiefmateriaal moet een levend lichaam krijgen. Om dat te kunnen doen moet je je als schrijver helemaal in het verleden kunnen onderdompelen. Je moet er de textuur van kennen: het schuren van zelfgesponnen wol, het gefluister van linnen, het gewicht van brokaat. Je moet de kleur van het behang kennen en weten met welke stoffen het meubilair was bekleed. Je moet het geluid kunnen horen van voetstappen op aangestampte aarde, het gerinkel van de rozenkrans en sleutels aan je riem, en het gebeier van kerkklokken - zo'n beetje het hardste geluid in steden die veel kleiner waren dan nu. Pas als je dat soort dingen weet, schrijft ze, 'ben je klaar om te beginnen'.
Ze waarschuwt tegen de verleiding om in fictie het verleden netjes af te hechten. Geschiedenis is niet een keurige kaartenbak vol feiten waaruit een mooi, helder verhaal tevoorschijn komt. Geschiedenis is sowieso een andere categorie dan het verleden: 'Het is de methode die we hebben ontwikkeld om onze onwetendheid over het verleden te ordenen.' En wie het perspectief kiest van de tijdgenoot, moet beseffen dat die de uitkomst niet kende: hij of zij maakte het beste van omstandigheden die goeddeels buiten de eigen macht en kennis lagen.
Het resultaat is dat het verleden lastig te grijpen is. 'De historische waarheid is een wild beest: vormeloos, rondstommelend, lastig te temmen. Het verzet zich hardnekkig.' En dan nog: wat er aan waarheid te achterhalen valt, is altijd een constructie achteraf. Het verleden laat zich niet op heterdaad betrappen, maar doemt pas op in het verhaal dat een latere generatie erover vertelt, voordat een nog latere generatie er weer een ander verhaal over vertelt.
Tot mijn genoegen legt Mantel de verantwoordelijkheid voor goede literatuur deels bij de lezer. Schrijvers kunnen het niet in hun eentje. Hun fictie moet tot leven komen in het hoofd van de lezer en dat vraagt een echte inspanning. Er is natuurlijk een taakverdeling. De schrijver moet iets te vertellen hebben, eerlijk zijn en goed kunnen schrijven. Hij of zij moet bereid zijn de lezer te vertrouwen. Onderschatten is een doodzonde: 'Als je de intelligentie van de lezer onderschat, legt hij de roman weg.' Zachtzinnigheid is ook nergens voor nodig. 'Lezers zijn geen slachtoffers die in bescherming genomen moeten worden.' Aan de andere kant: een lezer mag zich van harte welkom weten in de kamer die je beschrijft, 'maar hij hoort niet zijn voeten op het meubilair te leggen'. Bij een geslaagde samenwerking wordt de lezer 'bondgenoot bij de onderhandelingen met de werkelijkheid'.
Laat ik tot slot bekennen dat ik nog nooit een roman van Mantel heb gelezen. Ik koester alle vooroordelen tegen het genre van de historische roman die zij in deze bundel beschrijft. Heeft ze mij van gedachten doen veranderen? Ja, zeker. En ga ik nu bij wijze van boetedoening een van haar boeken lezen?
Dat zal de tijd leren.
Uit het Engels vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema.
Meridiaan; 180 pagina's; € 22,99.
(bvds)
rt/aa/12 m
****
Twee jaar geleden verruilde tweevoudig Booker Prize-winnaar Hilary Mantel het tijdelijke voor het eeuwige. Gelukkig had ze nog voldoende teksten in de lade liggen om haar talrijke fans postuum te blijven plezieren. De verhalenbundel 'Goed leren praten' was een eerste proeve; het nieuwe, handzame 'Schrijver zijn' verzamelt korte essayistische teksten en lezingen over het schrijverschap. Stuk voor stuk zijn ze vederlicht, tongue in cheek, slim, grappig, pretentieloos. Voor wie zelf weleens een zin op papier zet een troostvolle bron van herkenning, voor alle andere lezers een uiterst smakelijk verwennerijtje.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.